1 |
 |
“...38
derland gevraagd wordt, werd mede bedoeld als een prikkel,
om zich niet dan in uitersten nood in staat van onvermogen
te verklaren met vaststelling der begrooting bij de wet als
het onvermijdelijk gevolg van een subsidie. De financieele
autonomie werd dus erkend, zoodra de Kolonie haar eigen on-
kosten kon betalen. Fransen van de Putte zeide dat zeer kren-
terig: zoolang er nog, al ware het slechts n gulden, sub-
sidie op de begrooting voorkomt, zal die begrooting bij de wet
moeten worden vastgesteld.
Deze bedoeling is niet veranderd in 1936.
De redenen, waarom de Koning bezwaren kan maken
tegen de voorloopig vastgestelde begrooting, zijn, volgens de
Memorie van Toelichting redenen van Algemeen belang.
De Koning heeft dan het recht van veto, maar nimmer
het recht, om de begrooting definitief vast te stellen, dat is
dan het recht van de wetgevende macht.
Welke was nu de reden, om aan den Koning dit recht van
veto toe te kennen?
De Memorie van Antwoord op de wijzigingsvoorstellen
van 1892...”
|
|