1 |
 |
“...den voorgrond: dat van na-
tionaal eergevoel en plichtsbesef. Dit eischt handhaving met
alle macht van de eenmaal opgenomen of opgelegde taak: het
bestuur van landen en volken, die blijkbaar nog niet in staat
zijn een zelfstandig staatkundig leven te leiden.
Het belang van het moederland nu, verweven met het belang
van de kolonie en gekleurd mt ideele motieven, wordt de grond-
slag voor de machtsverhouding van onbeperkte heerschappij en
onderworpenheid! Wat dit laatste betreft zegt Prof. Mr. de Lou-
ter t.a.p. blz. 38: De onloochenbare nadeelen aan ondergeschikt-
heid verbonden zijn ten deele onvermijdelijk, maar kunnen in
menig ander opzicht door eene bedachtzame koloniale staat-
kunde worden vermeden of getemperd. Door verspreiding van
kennis en opwekking van belangstelling in het moederland,
door een nauwkeurige afbakening van machtsbevoegdheid,
door zorgvuldige erkenning en aanwending van de in de kolonie
zelve sluimerende krachten en door eerbiediging zooveel moge-
lijk van inheemsche...”
|
|