← Back to Koninklijke Bibliotheek

 

About Archief Hamelberg

Deze archivalia zijn in het bezit van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, en daar raadpleegbaar onder signatuur 120 B 1-10, 120 C 1. Het betreft de 'verzameling van historische, genealogische, taalkundige en geologische gegevens, drukwerken, etc., benevens manuscript-artikelen en registers, betrekking hebbende op Nederlands West-Indië. Bijeengebracht of geschreven door Johannes Hermanus Jacobus Hamelberg (1862-1918), ambtenaar te Curaçao.'

De collectie is in 2016 geconserveerd en gedigitaliseerd met financiële steun van het Nederlandse ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van het Prins Bernhard Cultuurfonds Caribisch Gebied.

 

Een omschrijving van de achtergrond en inhoud van de collectie is opgenomen in:

Delft, Marieke van, Anne de Vries, en Koninklijke Bibliotheek (’s-Gravenhage). Verzamelaars en verzamelingen: Koninklijke Bibliotheek, 1798-1998. Zwolle 1998, 30-32. Zie: https://www.kb.nl/sites/default/files/docs/verzamelaars_en_verzamelingen.pdf

Onderstaand is het betreffende fragment uit deze publicatie integraal opgenomen:

 

Johannes Hermanus Jacobus Hamelberg werd op 7 februari 1862 geboren te Cuyk. Toen zijn vader in

1880 tot Nederlands-hervormd predikant in Willemstad (Curaçao) werd beroepen, ging Johannes met zijn

familie mee naar de Nederlandse Antillen, hetgeen bepalend zou blijken voor zijn latere carrière en

levensloop. Dat de jonge Hamelberg zich vrij snel betrokken voelde bij het reilen en zeilen van de

Antilliaanse gemeenschap valt onder andere af te leiden uit zijn inzet voor de Vereeniging tot

Bevordering van het Onderwijs op Curaçao, een vereniging die er naar streefde om scholen naar

Nederlands voorbeeld in te richten. Zijn eerste werkkring vond hij op de landsschool van Sint-Eustatius,

waar hij eerst onderwijzer en later hoofd der school werd. Kort voordat hij in 1888 in het huwelijk trad

met de negentienjarige op Curaçao geboren Johanna Henriëtte Quast, werd hij benoemd tot griffier van

de Raad van Justitie op Sint-Eustatius.

Eind 1894 volgde zijn benoeming tot tweede commies/archivaris op Curaçao. In deze functie heeft hij

zich veel moeite getroost om de verwaarloosde en verspreide archieven van dit deel der toenmalige

Nederlandse koloniën bijeen te brengen en toegankelijk te maken. In de nalatenschap van Hamelberg zijn

talrijke bewijzen van zijn ijver op dit terrein te vinden. Diverse dozen vol nauwkeurig overgeschreven

notities uit de Curaçaose archieven, opgetekend in schriften, op losse vellen en zelfs kleine papiertjes, zijn

bewaard gebleven. Alles wat hem interesseerde op het gebied van geschiedenis, genealogie en taalkunde

werd zorgvuldig vastgelegd en later bewerkt tot publicaties en artikelen in dagbladen en tijdschriften.

Niet voor niets werd in 1898 in het Stamboek der West-Indische ambtenaren 1850-1918 zijn opstel 'Eene nieuwe cultuur

voor de kolonie Curaçao' vermeld. In dit stamboek, waarin de ambtelijke loopbaan van de diverse overzeese rijksdienaren tot

in details is weergegeven, lezen we dat Hamelberg in al zijn

betrekkingen hoogst bekwaam en verdienstelijk was, vooral in zaken als het zoeken, verzamelen en

bestuderen van gegevens. Ook werden zijn vele verdiensten als publicist van studies over de geschiedenis,

oudheden, land- en volkenkunde, landbouw en industrie, naast zijn belangeloze bemoeienissen met al

wat welzijn en aanzien van Curaçao betrof, geroemd.

In 1896 was in het raadhuis van Willemstad in aanwezigheid van gouverneur mr. C.A.H. Barge en diverse

andere notabelen het Geschied-, Taal-, Land- en Volkenkundig Genootschap opgericht. Het was een

initiatief van J.H.J. Hamelberg, die meteen secretaris van het genootschap werd. In de Jaarlijksche

verslagen zou hij menig artikel laten verschijnen over de geschiedenis der Nederlandse Antillen. Helaas

was het genootschap met de lange naam zelf geen lang leven beschoren, want reeds na enkele jaren bleek

de belangstelling er voor verdwenen te zijn.

Na korte tijd als waarnemend secretaris van het gouvernement en als postdirecteur op Curaçao te hebben

gewerkt, vertrok Hamelberg met zijn echtgenote in 1900 per S.S. Prins Willem IV voor een lang en

welverdiend verlof naar het moederland. Tijdens zijn verblijf in Nederland ontving hij van de Minister

der Koloniën de opdracht om onderzoek te doen naar bronnen met betrekking tot de geschiedenis en

ontwikkeling van de Nederlandse Antillen. Vanuit zijn huis aan de Sumatrastraat 54 te Den Haag ging

Hamelberg regelmatig naar het Rijksarchief om de archieven van de West-Indische Compagnie te

bestuderen, samen te vatten en soms letterlijk over te schrijven. De fysieke weergave van deze noeste

arbeid is, zoals boven reeds is vermeld, te vinden in zijn collectie nagelaten papieren in de Koninklijke

Bibliotheek en in zijn vierdelige publicatie getiteld De Nederlanders op de West-Indische eilanden (1901-1909).

De tot dan toe verschenen studies naar de geschiedenis van de kolonie beperkten zich over het algemeen tot het hoofdeiland

Curaçao. In dit werk werd echter ook aandacht besteed aan de andere

Benedenwindse en Bovenwindse eilanden. Hoewel een beschrijving van de eigentijdse geschiedenis

ontbreekt en twee delen zelfs midden in een zin op pagina 58 eindigen, zijn deze geschriften vooral door

de opgenomen documenten, waarvan menig origineel sinds de publicatie van Hamelbergs werk verloren

is gegaan, zeer waardevol. Volgens J. Hartog zijn na 1901 nog veel feiten aan het licht gekomen die niet

aan Hamelberg bekend waren, waardoor zijn boeken met de nodige reserve gelezen moeten worden.

Desalniettemin blijft deze pioniersarbeid tot de standaardwerken voor de zeventiende- en achttiendeeeuwse geschiedenis

der Nederlandse Antillen behoren.

Na een mislukte sollicitatie naar de positie van Gezaghebber van Aruba keerde Hamelberg in november

1901 als directeur der posterijen op het eiland Curaçao terug. Niet alleen de geschiedenis, maar ook de

economische ontwikkeling van de kolonie lag Hamelberg zeer aan het hart. Hij werd secretaris en later

voorzitter van de Curaçaosche Maatschappij tot Bevordering van de Landbouw, Veeteelt, Zoutwinning en

Visserij. Ook initieerde hij plannen voor de verbouw van sisal, waarmee touw en sandalen werden

gemaakt, door de Eerste Sisal Cultuur Maatschappij op Mount Pleasant en de N.V. Cultuur Maatschappij

der Nederlandsche Antillen op Sint-Eustatius. Ondanks de gelden die Hamelberg door zijn publicaties

hierover uit Nederland bijeen wist te brengen en de talloze proefcultures werd de teelt uiteindelijk geen

succes. Na een tiental jaren, geruime tijd na Hamelbergs dood, werd door schadelijke ziekten, te weinig

afzetmogelijkheden en gebrek aan arbeidskrachten, de aanplant gestaakt.

In mei 1902 werd Hamelberg opnieuw benoemd tot waarnemend gouvernementssecretaris en ambtenaar

van de burgerlijke stand en in 1903 aangesteld als tijdelijk zaakgelastigde te Caracas in Venezuela. Als

dank voor het behartigen van de Nederlandse belangen in den vreemde werd hij tot Ridder in de Orde

van Oranje-Nassau benoemd. Hij was toen al enkele maanden met verlof in Nederland, onder andere

wegens ernstige ziekte en overlijden van zijn vader. Men detacheerde hem als adviseur voor West-

Indische aangelegenheden op het Departement van Koloniën in Den Haag.

Maar zijn gezondheid liet te wensen over en na diverse medische onderzoeken, waarin achtereenvolgens

vetzucht en algemene lichaamszwakte werden geconstateerd, volgde in 1906 eervol ontslag uit 's lands

dienst. Zijn interesse en inspanningen voor de economische belangen van Curaçao en de andere eilanden

bleven. Het schrijven over Antilliaanse aangelegenheden zette hij voort om zo zijn kennis over dit 'stukje

Nederland overzee', waarvan vele landgenoten niets afwisten en menigeen zelfs niet wist waar het lag, te

verspreiden. Na zijn overlijden te Soest op 23 november 1918, op 56-jarige leeftijd, schonk zijn

echtgenote zijn collectie aan de Koninklijke Bibliotheek, om zodoende, zoals we lezen in een brief van

haar zwager Arnold Hamelberg, zijn boeken en papieren binnen ieders bereik te brengen. De

nalatenschap bevat een grote verzameling handgeschreven en getypte aantekeningen en uittreksels.

Daarnaast een veertigtal boeken, brochures en drukwerken, waaronder Zeer aanmerkelijke reysen gedaan door Jan Erasmus

Reining van David van der Sterre (1691) en Natuurlyke en zedelyke historie van d'eylanden de voor-eylanden van Amerika

(1662) en Relation de l'Isle de Tabago (1666) van Charles de Rochefort.