Your search within this document for 'cultuur' resulted in 27 matching pages.
 
1

“...Een nieuwe Cultuur voor de Kolome CURAQAO. De meening, dat het mogelijk is om aan den bodem van het droge en dorre Curagao eenige den arbeid loonende pro- ducten te ontleenen ^), heeft nooit veel ernstige aanhangers gevonden. Een gevolg daarvan is geweest dat, na het bestuur van gouverneur van Baders^ zelden, indien al ooit ^), eene poging is gedaan tot ontwikkeling van den kolonialen landbouw; Bestuur nog particu leren maakten werk van dien eenigen onwrikbaren en duurzamen grondslag van den rijkdom der volken. Vreemd is dat moeilijk te noemen: dorre gronden en zeldzame regens, gepaard aan een der energie doodend klimaat, zijn zeker niet aanmoedigende factoren in pogingen tot bevordering van den landbouw, dat plechtanker der tro- pische kolonisatie ^). Het gevolg daarvan is echter geweest, dat de landbouw hier op zeer lagen trap van ontwikkeling is blijven staan. De moderne gereedschappen en de nieuwere methodes van bemesting en verbouwing zijn ten eenenmale 1) Aangehaalde woorden, indien...”
2

“...Tevens ligt het voor de hand, dat in pogin- gen tot bevordering van dien landbouw, wel steeds de aandacht voornamelijk zal dienen te worden geschonken aan gewassen, die op een drogen grond en onder een koperen hemel kunnen gedijen, die niet van vaste seizoenen voor een oogst afhankelijk zijn en wier cultuur niet veel energie of kennis van landhuis- houdkunde vereischt. Gewassen, die aan al die eischen voldoen, zijn natuurlijk zeldzaam, terwijl nog bovendien van sommigen, als b. V. van medicinale gewassen, de consumptie meestal te gering is, om met voordeel op eenigs'zins groote schaal te worden gecultiveerd, en weer van anderen, als b. v. van kleurstof houdende planten, het voordeel der cultuur te prcair is, daai' het product gevaar loopt door een of ander door de wetenschap geleverd surrogaat te worden vervangen. Overtuigd als ik er van was dat, niettegenstaande al deze bezwaren, een zoo verwaarloosd en achterlijk bedrijf als onze koloniale landbouw voor ontwikkeling vatbaar moest zijn,...”
3

“...enkele als regel energielooze planters geschiedt. Een aanleg van 4 hectaren is echter veel te klein om een proefneming met de furcraea-cultuur te kunnen worden genoemd. Hoogstens zou men dien een kweekerij voor jonge planten kunnen noemen. Eerst na 10 jaren verwacht de heer Henriquez jonge planten van dezen aanleg, die deze dan ook in genoeg- zame hoeveelheid voor eenige cultures zal leveren. Voor zoo- ver mij bekend is er verder geen apder planter op de eilanden dezer kolonie, die de furcraea of eenige andere soort van pita aangeplant heeft, anders dan om hier en daar als omheining dienst te doen, en ik betwijfel dan ook of er op dit eiland kosteloos of met geringe kosten een voldoend aantal jonge planten te verkrijgen zal zijn om een wezenlijken aanleg (b. v. van 100 H. A.) daarmee te beplanten. In de beoordeeling over de mogelijkheid om de sisal-cultuur...”
4

“...zeer krachtig opgroeiden, nadat zij werden geplant. (K. B. 1892, 71.) De Heer A. Fierce, Engelsch vice-consul te Merida (Yucatan), zegt in zijn Jaarlijksch Rapport, 1892, over de cultuur van deze plant: Steenachtige grond is het geschikst voor deze plant, en verder vermeldt hij, dat de uitbreiding van de cultuur in Yucatan wordt belemmerd door gebrek aan voldoende werk- krachten, waarin slechts moeielijk zal kunnen worden voorzien wegens de groote hitte van het klimaat. (K. B. 1893, N**. 80.) Dr. Morris, die op last zijner regeering een persoonlijk onder- zoek instelde naar de sisal-cultuur in Yucatan en Florida en die later een vacantietijd van zes maanden op de Bahama-eilanden doorbracht, behandelt de cultuur der agave in het Kew Bulletrn van Maart 1887, en zegt daaromtrent, dat het land, in Yucatan voor de cultuur gebezigd, van een zand- en steenachtig en op sommige plaatsen van een rotsachtig karakter is en verder dat de planten het best groeien en de grootste hoeveelheid vezelstof opleveren...”
5

“...vermeld: Het zijn slechts rots- en steenachtige eilandjes. (pag. 52.) Het Colonial Yearbook 1890, zegt van den grond der Bahama-eilanden: hij is samengesteld uit niets anders dan hoopen kalksteen en schelpen, met een dunne laag humus daarover, en van de sisal komt in dat boek voor: de sisal heeft vreemde eigenschappen: zij tiert op den dfoogsten grond en haar groei is zeker. De Heer Preston, die door het Gouvernement der Bahama- eilanden met een speciaal, persoonlijk onderzoek naar de sisal- cultuur in Florida werd belast, zegt in zijn rapport, sprekende over den grond, waarop de sisal daar wordt verbouwd : Inderdaad, een dunne laag aarde, uitgeput en niets meer voortbrengend, is voor haar geschikt. Zij is een luchtplant en behoeft den grond slechts om haar op te houden. (Dodges Report, N. 3.) In de laatste jaren is er echter strijd ontstaan over de vraag of de agave in rijken grond, mits behoorlijk gedraineerd, ook niet groeit, ja zelfs beter dan in onvruchtbaren grond en men wil, dat op...”
6

“...zijn rapport over de sisal-cultuur aan den Gouverneur der Bahamas. Ik heb het openlijk hooren beweren en ook gelezen, zegt hij, dat de sisal overal kan groeien en tieren, hoe onvruchtbaar en verarmd ook de grond. Mijn eigen waarnemingen echter bevestigen deze bewering niet. Ik wil hiermee niet zeggen, dat wezenlijk goede, rijke grond noodig is voor het welslagen van hare verbouwing, doch ik wensch den indruk weg te nemen, indien die bestaat, dat de plant gedijt in droog zand of op steenachtigen grond, ontbloot van alle'^) aarde! Grond, uitgeput door de verbouwing van groenten, en ananasvelden schijnen zeer geschikt voor hare cultuur, terwijl de plant weelderig tiert op gebroken, rotsachtige oppervlakten, met talrijke gaten en scheuren, waarin men de gewone zwarte oi roode aarde vindt. Nergens heb ik haar beter zien gedijen dan op zulk land. (Dodges Report, No. 3 en K. B. 1892, No. 62). In denzelfden geest laat zich Dr. Morns uit in zijn Verslag over de sisal-cultuur op de Bahama eilanden, opgemaakt...”
7

“...bevinden zich talrijke scheuren en kleine, met zand gevulde gaten, waarin de wortels voldoend voedsel vinden. Zulke terreinen nu komen op Curacao, Aruba en Bonaire menigvuldig voor en hellende terreinen, met een dikkere en betere laag aarde, maken voor het meerendeel den bodem van St.-Martin, St.-Eustatius en Saba uit. Genoegzaam blijkt dan ook uit het vorenstaande, geloof ik, dat de bodem onzer West- Indische eilanden, evenals die van Yucatan en de Bahama eilanden, hij uitstek geschikt is voor de cultuur van de sisal. Trouwens men kan zich hiervan dagelijks overtuigen: species van agave groeien hier en op de overige eilanden der kolonie weelderig en vaak zoo goed als op de naakte rots, terwijl toch nooit iemand er aan zal hebben gedacht die planten van water te voorzien, al was het ook nog zoo droog, en van droogte kan Curagao zeker meespreken. De echte A. rigida, var. sisalana, kortweg meestal sisal genoemd, (naar het kleine havenplaatsje van dien naam in 1) Ik cursiveer....”
8

“...Was- hington) gebracht en in potten geplant. Zij frischten terstond op, groeien nu (1891) goed en zullen goede planten worden. (Dodges Report, No. 3.) Op de Bahama eilanden bestaat er, vermeen ik, een hoog uitvoerrecht op jonge plantjes en eens was de uitvoer er van verboden. In Florida en Yucatan zijn ook plantjes te bekomen, doch eerstens zijn zij daar duurder, wijl er navraag voor is, (terwijl men zich op het zeer vruchtbare Trinidad liever met meer winstgevende ondernemingen dan de sisal-cultuur inlaat) en tweedens zijn de scheepsgelegenheden naar die plaatsen minder gunstig. Ook nog zijn er waarschijnlijk wel plantjes te bekomen op de botanische stations der Engelsche Bovenwindsche eilanden; in de jaren 1880 tot 1885 zijn tenminste daar sisalplanten aangeplant....”
9

“...bladeren, die tevens sterker en grooter zijn dan gewoonlijk (K. B. 1893, No. 80). Jonge planten, n.m. die, welke als loten aan den voet der oudere planten te voorschijn komen, worden eveneens voi het planten voor 8 a 14 dagen in hoopen aan weer en wind blootgesteld, en nu en dan begoten, doch niet meer dan noodig is om den grond onder die hoopen niet te veel te doen uit- drogen. (K. B. 1893, No. 80.) Bij het wegnemen van deze loten is het zaak, n.m. indien zij noodig zijn voor de uitbreiding van de cultuur, hen niet van de moederplant af te scheuren of af te breken, maar den geheelen witten wortel, aan het einde waarvan de loot groeit, vlak bij den moederwortel af te sw)'de....”
10

“...dorens zijn voorzien, daar de arbeiders bij het snijden van de laatsten meer ruimte dienen te hebben dan op een aanplant van doornlooze planten, of zich anders te veel zouden ontzien en het werk vertragen. Wegens den hier bijna voortdurend heerschenden Noord-Oosten wind zal het voor dit eiland boven- dien aan te bevelen zijn om, indien tusschen de planten een kleinere afstand bewaard wordt dan tusschen de rijen, deze laatsten te doen loopen in de richting van Noord-West naar Zuid-Oost. De verdere cultuur bestaat eenvoudig in het schoonhouden van den grond en in het verwijderen van de jonge loten, die zich sporadisch aan den voet der oudere planten vertoonen, en van de jonge planten van een gebloeid hebbende moederplant....”
11

“...Men moet hierin met zorg te werk gaan, daar te hoog pschietende loten of te groote jonge planten de bladeren van de omstaande planten kneuzen en steken, waardoor deze later gevlekte vezel leveren, die bij het sorteeren veel last bezorgt en veel tijd doet verloren gaan (K.B. 1887, No. 3 & 1893, No. 80). Ter uitbreiding van de cultuur zijn deze loten zeer geschikt en zelfs stond Dr. Morris in 1896 de meening voor, dat zij krachtiger planten opleveren dan die van den bloemstengel (Moeeis Report). Op de Bahama eilanden wordt op sommige plantages het schoonhouden van de akkers overgelaten aan de schapen, die met graagte het onkruid en de jonge scheuten van boomen en heesters vreten, na de eerste schoonmaak van den grond gedurig opschietend, terwijl zij de jonge sisalplanten geen schade doen (Dodges Report, No 3). Ofschoon de sisal een echte lucht- en lichtplan! is en, een- maal groeiend, door schaduw in haar groei belemmerd wordt, schijnt echter een weinig schaduw, als de planten pas op de velden...”
12

“...bladeren zoo spoedig mogelijk te braken, daar het opdrogen van het sap de braking bemoeielijkt. (K. B. 1887, No. 3; 1892, No. 62; 1893, No. 80; Morrisen Dodges Reports). De opgaven omtrent het aantal bladeren, dat elke plant per jaar levert, loopen uiteen. Dr. Perrine noemt het getal gemiddeld 25 (K. B. 1887, No. 3); de heer Pierce geeft het op als 24 (K. B. 1893, No. 80); Dr. Morris noemt het 30 a 35 (K. B. 1887, No. 3), en zoo geeft ook de heer Stoddard het op in zijn rapport over de sisal-cultuur in Yucatan aan het Gouvernement van Jamaica (Dodges Report, No. 3), terwijl men op de Bahama eilanden van goed ontwikkelde planten op 40 bladeren per jaar rekent (Dodges Report, No. 3). Veel...”
13

“...daarvoor speciaal vervaardigde machines. De eerste wijze van afscheiding is van overwegend belang, daar, indien de afscheiding op goedkoope wijze kan geschieden, de cultuur van de sisal ook door den kleinen landbouwer kan worden beoefend. Omtrent deze bewerking uit de hand nu rapporteerde de gouverneur der Bahama eilanden; Langen tijd heeft het een onderwerp van onderzoek uit- gemaakt, op welke wijze de verbouwing op kleine schaal productief kon worden gemaakt, daar de middelen van den kleinen landbouwer hun meestal niet veroorloven eene machine te bekostigen. Thans is echter een bevredigende oplossing gevonden, die een groote weldaad voor deze kolonie zal blijken en den nederigsten hunner in staat zal stellen de voordeelen der industrie deelachtig te worden. Het proces is even een- voudig als gemakkelijk van toepassing; het bestaat in het maken van een snede in het dikke eind van het blad, dat dan open te scheuren, waardoor het binnenste bladvleesch komt bloot te liggen, en het daarna...”
14

“...Maart 1.1.). De heer Tlios. Barraclough fabrikant van vezel- extraheerende machines, raadt ook nog aan om de geheele bewerking van de vezel z te regelen, dat men kan nagaan welk eind van een bundel het dikke einde van het blad heeft uitgemaakt, en in het pakken steeds dezelfde einden bij elkaar te houden. (Prijscourant van dien fabrikant, No. 180x). In de laatste jaren zijn er twee nieuwe machines voor de sisal-cultuur aan de markt gebracht, n.1. een kneus- en een borstelmachine, doch op de Bahama-eilanden zijn die, voor zoover mij bekend, nog niet in gebruik, ofschoon wel in Yucatan. A^olgens de British Home and Export Trade Review verhoogt het gebruik, van de kneusmachine, vr het braken van de bladeren, het opleveringsvermogen van de vezel-extraheerende machines met minstens 20 pCt., terwijl voor goed geborstelde vezel £ 2 a £ 4 meer per ton wordt betaald dan voor ongeborstelde vezel. Dit borstelen kan echter ook uit de hand geschieden door de vezel tegen een stijl te slaan. (Indische...”
15

“...street, Chicago; Wolverine Motor Works, Grand Rapids, Mich., U.SA.; R. Hornsby & Sons, Limited, Grehtham, England.) Thans volge de berekening van de voordeelen der sisal- cultuur. Ik heb daartoe eerst een aanleg genomen van 175 H.A., daar die gedurende 300 dagen van het jaar aan een Todd machine werk verschaft. Verondersteld is dat de plantage, met woonhuzen en schuren, reeds bestaat en dat de eigenaar haar administreert. OPBRENGST. Aannemende dat er 1500 planten (het minste aantal) per H.A. staan, houdt de geheele plantage 262.500 planten. Deze leveren per jaar elk minstens 24 bladeren of samen 6.300.000 . bladeren. Elk blad weegt minstens 0.8555 K.G. zoodat de geheele oogst minstens 5.386.500 K.G. bedraagt. De minimum opbrengst aan vezel is 3V2 %, zoodat aan vezel minstens 188.527 K.G. of ruim 185 ton verkregen wordt (de Engelsche ton van 1018 K.G. is hier genomen; de Amerikaansche is slechts 910 K.G.). Als prijs van de vezel aannemende het gemiddelde van alle prijzen op blz. 32 gequoteerd...”
16

“...zijn zelfs van af 1896 geregeld stijgende gebleven en in de twee laatste jaren werd er zelfs geklaagd over te iveinig toevoer van dit artikel op de markt te Hamburg (Jahresbericht, 1897, L. Riebow). Wel een bewijs dat, al is de productie van de sisal vermeerderd, de navraag naar het artikel er tot nog toe gelijken tred mee heeft gehouden. De voornaamste sisalvezel produceerende landen zijn thans Yucatan, Florida en de Bahama eilanden. In Yucatan staan vele bezwaren aan de uitbreiding van de cultuur in den weg (zie blz. 9), zoodat de heer Pierce dan ook van meening was, dat de productie daar hoogstens met een derde kon vermeerderen (K.B. 1893, Yo. 80), en bovendien kan slechts de beste Mexi- caansche vezel in vergelijking komen met de sisal. In Florida legt men zich in de laatste jaren meer en meer toe op de meer winstgevende cultures van Oost- en West-Indische producten en de agave wordt er voornamelijk geteeld op de lage, dorre kustlanden. Feitelijk zal deze kolonie in de Bahama eilanden...”
17

“...waarschijnlijk niet meer dan 25.000 acres. Hiervan zullen er waarschijnlijk de volgende twee jaren 12.000 vezel opleveren. Einde 1897 zal de uitvoer ongeveer 6.000 ton beloopen. De Bahama-sisal zal daarom vooreerst niet een ernstige mededingster worden van eenige andere witte vezel. (Morris Report). Doch al mocht nu ook de prijs van de sisal dalen, ja, zelfs aanzienlijk dalen, dan blijkt toch nog uit het rapport van Dr. Morris, dat zelfs bij den laagsten prijs, nog ooit voor sisasvezel besteed, de cultuur nog winst heeft opgeleverd, ten- minste op goed geregelde en van goede machinerien voorziene aanleggingen. En het is niet waarschijnlijk, dat de piijs van de sisal ooit weer z laag zal dalen. Evenmin als de fancy prijs van 678.- per ton de werkelijke waarde van de vezel deze opgaven echter juist zijn, zou ik niet durven beslissen. In de ver- schillende zoo Hollandsche, Bngelsche als Spaansche encyclopaedien en aardrijkskundige woordenboeken, die ik heb geraadpleegd, komen omtrent de grootte...”
18

“...behoeven betoogd. En last but not least men vergete niet dat, hoe klein de winst der cultuur ook zij, zij toch altijd een opbrengst blijft, getrokken van gronden, die anders niets zouden hebben opgebracht. Het is moeielijk om van de sisal-cultuur afscheid te nemen zonder met een kort woord gewag te maken van Gouverneur Sir Ambrose Shea, den man, aan wien de Bahama-eilanden hunne sisalindustrie hebben te danken. Wat Gouverneur van Baders eens voor Curasao was, zou later Gouverneur Shea voor de Bahama-eilanden zijn. Evenals van Baders had ook hij met talrijke moeielijkheden te kampen, en evenmin als zulks het geval was met van Baders, zijn zijne verdiensten steeds en door iedereen gewaardeerd. Pogingen om een nieuwe cultuur te vestigen, merkt Dr. Morris zeer terecht op, geven veel moeite en zijn vaak kostbaar. Daar Engeland als regel zijn kolonies niet subsidieert, en er toch voor het etablisseeren van de sisal-cultuur geld noodig was, kon het wel niet anders of Sir Ambrose zag zich verplicht voor...”
19

“...welvaart niets anders kunnen zien dan zelfzuchtige motieven, ontbreekt het nooit. Zoo werd ook Sir Ambrose een holle reclame-maker en het ongeluk der Bahama-eilanden genoemd en men ging zelfs zoo ver hem de schuld te geven van de nadeelen, die anderen zich door eigen onwetendheid en zorgeloosheid hadden berokkend. Thans echter nu aan het succes der. sisal-cultuur moeielijk meer kan worden getwijfeld, nu er honderden hectaren met sisal zijn beplant, nu de National Cordage Trust tot het verleden behoort en de prijzen van de sisalvezel stijgende blijven nu hoort men geen verwijten of klachten meer en vindt men het zelfs natuurlijk, dat de sisal-cultuur op de Bahamas heelt moeten slagen. Thans, nu door de energie en volharding van Sir Ambrose alle moeielijkheden te boven zijn gekomen, aaizelt men niet meer om zijn verdiensten te waardeeren. In de rede, door den tegenwoordigen Gouverneur, Sir Haynes Smith bij de opening van de zittingen van het Wetgevend Lichaam der Bahamas op 4 Maart 1896 gehouden...”
20

“...werkloonen moeten worden uitbetaald, dan is het begrijpelijk in welke groote mate de cultuur moet meewerken tot de bevordering van de individueele welvaart der kolonisten. En bovendien is dit niet alles; terecht merkt Dr. Morris op, waar hij spreekt van de wenschelijkheid van het etablisseeren van cultures op de Bahamas: Dit kan een middel zijn om tot eene oplossing te geraken van het vraagstuk der werkeloosheid. Als wij den voorspoed en de welvaart der kolonies bevorderen, verhoogen wij tevens hun koopkracht en daardoor hun vermogen om een uitgebreiden handel met het moederland te onderhouden. (Morris Report.) De derde soort van de hier in het wild voorkomende pita is de sansevieria, op de eilanden dezer kolonie bekendonder den naam van slangenlelie (Papiementsch: jeerba sienta of jeerba di colebra). Er bestaan 10 a 12 variteiten van deze plant (K.B. 1887, No. 5), doch volgens den heer Hart hebben slechts enkele soorten waarde als vezelstofproduceerders. De hier voorkomende soort, waarvan...”