1 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0004thm.jpg) |
“...diegenen voor te lichten,
die er ten eenenmale onbekend zijn, dan zal ongetwijfeld
die beoordeeling eene andere wending nemen.
Met dit schrijven heb ik mij voorgesteld eenige aanwij-
zingen te geven lot het aandoen der kust van Hollandsch
Guyana, het binnenzeilen der verschillende bevaarbare
rivieren aldaar, bet opwerken van de westelijke grens
onzer kolonie op deze kust naar de Suriname, het zeilen
van daar naar de Nederlandsche Antilische eilanden, en
eindelijk, het wederom terugkeeren van dezelve naar
Paramaribo.
Nademaal men nu, bij het varen naar die eilanden en
het weder opwerken naar de rivier Suriname, ook on-
vermijdelijk eenige der overige Antilische eilanden in het
gezigt moet loopen, zoo zijn diegenen, welke men zou
kunnen zien almede opgenomen, in z ver namelijk als
ter verkenning derzelve dienstig kan worden geacht; doch
overigens verwachte men hier geenerlei beschrijving daar-
van vermits dit buiten het, in dezen, beoogde doel ligt
en men ten anderen te dien aanzien uitvoerige...”
|
|
2 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0005thm.jpg) |
“...verhandelingen over cenige on-
derwerpen der zeevaart, verzameld en vervaardigd door
den Hoogleeraar j. F. e. schrder en gevoegd achter
de zeemans almanakken voor 1803, 1816, 1823, 1828 en
1829; doch ook handschriften van eenige zee-officieren,
hebben niet weinig bijgedragen om zeer belangrgke aan-
wijzingen te bekomen. Deze zijn van de kapitein-luitenants
c, van der hart en w. stort, de luitenants 1 klasse
E. j. FOK.KENS 6n c. j. BERGHUIS CO den luitenant 2 klasse
c. V. ZWAANSHALS. Ik acht het mij ten aangenamen pligt
die officieren openlijk mijnen dank te betuigen voor hunne
welwillende en veel afdoende medewerking in deze: want,
mijne eigen opmerkingen, gedurende mijne togten in de
West-Indische wateren, ofschoon hier almede opgenomen,
zouden zonder die hulp ongetwijfeld ver te kort zijn ge-
schoten lot bereiking van het beoogde doel.
Eene tafel van geographische bepaling van verschillende
punten, op de vaste kust en op de eilanden, welke men ge-
durende de voorgestelde reizen zou kunnen in...”
|
|
3 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0007thm.jpg) |
“...347
onderhavige lafcl voorkomende, nog veel hebben kunnen
vermeerderen en wel uit hel gezegde N. C, uit de eon-
naissance des tems, uit kapers, navigation, 2 erf.enz,,
doch dit is voorbedachlelijk nagelaten, ten einde niet door
menigvuldige, soms,wel eens wat uileenloopendc, bepalin-
gen van een en hetzelfde punt, den zeeman in twijfel te
brengen, welke hij dan als de ware moet aannemen.
Wanneer er van mijlen afslands wordt gesproken,
worden er overal duitsche mijlen, van 15 in nen graad,
bedoeld.
Aangehaalde kompasstreken zijn altijd regt wijzend.
Eenige weinige landverkenningen en een paar plan-tee
keningen, die men in pords werken niet vindt, scheen
het mij toe niet onnut te zijn hier bij te voegen.
Mogl men in dit schrijven eenige nuttige aanwijzingen
vinden, voor als nog elders niet medegedeeld dan ware
dit gewisselijk eene aangename voldoening voor de boven
opgenoemde officieren onzer marine, die mij hunne op-
merkingen toevertrouwden, alle'nlijk met het doel om
dezelve voor anderen...”
|
|
4 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0008thm.jpg) |
“...gevolg mag worden aangemerkt van
de alsdan dikwerf waaijende zuidooslelijke en zuidelijke of
binnenlandsche winden.
Uit het gezegde blijkt, dat, ofschoon de meeste beschrij-
vingen van dit land de saizoenen verdeden zoo als boven
gezegd is, waaruit iemand, daar onbekend, geneigd zou
wezen een gedeelte des jaars als geheel droog en een
ander gedeelte als zeer vochtig te beschouwen, men niet
te min daaruit een zoodanig gevolg afleiden, noch ook op
die saizoenen-verdeeliug eenigen staat maken kan, ten
aanzien der bestendigheid van het weder.
Het schijnt, dat in den regentijd, met wassende maan,
(1) Die onweders hebben wel eens schepen en huizon getroffen....”
|
|
5 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0009thm.jpg) |
“...over dag nog
al frisch doorwaait, doch met het dalen der zon ge-
vvoonlijk ook in kracht afneemt. Zijne rigting veran-
dert echter op de kust van Guyana veel, n naar den
tijd van het jaar, dat is naar hel saizoen, n naar den
afstand waarop men zich uit den wal bevindt.
Binnen de tien of twaalf mijlen uit den wal is gemeen-
lyk de wind zuidelijker dan boven dien afstand; vooral in
de regentijden, treft men dikwerf zuidelijker winden aan,
te weten; oost O. Z.O., Z.O., ja zelfs wel eens tot bewes-
ten het zuiden omloopende en met het doorkomen van
regen en onwersbuijen veeltijds ook windbuijen, doch ove-
rigens flaauwe koellen. Bepaaldelijk in den grooten regen-
tijd, van Julij tot September, hebben er dikwerf stilten
plaats met drukkende hitte. Over dag loopt dan vaak,
met het rijzen der zon, de wind oostelijker tot O. N. O. en
N. O. met meer gestadige koelte.
In de drooge tijden bepaalt de wind zich gewoonlijk
tusschen het O. Z. O. en N. O., s morgens flaauw en be-
zuiden het oosten, doch...”
|
|
6 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0011thm.jpg) |
“...'S:
351
mceslenlijds digi onder de lij van hoog land plaats heeft.
Niet zelden wil, vooral over dag, de wind na zulk eene
bui wel eens plotseling van de andere zijde komen en op
den wal slaan. Het is dus altoos zaak om zich, zonder
noodzakelijkheid, niet te digt onder den westwal dier
eilanden te begeven,
Des avonds en des nachts kan men digt onder dien wal
ook wel landwinden ontmoeten, welke men, om de oost
bestemd zijnde, met vrucht gebruiken kan; doch ook stil-
ten zijn daar niet ongewoon.
Naarmate men meer vrij van de eilanden komt, zal de
wind ook meer aanwakkeren en, vooral in November en
December tot April, sterk doorwaaijen en nog al noordelijk
zijn, zich dan meest bepalende tusschen het O. N. O. tot
noorden.
Bij Trinidad en omstreken is de wind, gedurende den
droegen tijd, die aldaar van December tot Junij heerscht,
meest van het N. O. en O., en in den regentijd van het
Z. O. en zuidelijker. In het laatst van Junij wordt het
daar buijig en stormachtig, hetgeen in Augustus en Sep-...”
|
|
7 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0015thm.jpg) |
“...en in den wal,
terwijl de eb om de N. O. er uit trekt. Deze laatste stroom
is dus voordeelig voor de schepen, welke moeten opwer-
ken van de eene rivier naar de andere. Zij zullen het
best doen om, zoo veel de diepgang van het schip zulks
toelaat, met kleine slagen onder den wal op te werken; en
vooral zich altijd binnen het gebied der eb en vloed stroo-
men te honden, laverende met de eb op, op het lood af,
en gaande ten anker zoodra de vloed doorkomt, om van
ebbe weder onder zeil te gaan. Tevens behoort men bij
zulk een opwerken indachtig te zijn aan hetgeen bereids
ten aanzien der winden is gezegd, namelijk, dat die
des morgens bijna altijd zuidelijker waaijen dan op het
midden van den dag, wanneer zij oostclijk en noord-ooste-
lijk loopen. Men kan hiermede en met den ebstroom zijn
voordeel doen.
Als men uit den oceaan komt en de kust van Guyana
nadert, ontwaart men vaak op eens, soms al op ongeveer
20 mijlen afstands van de kust, eene sterke verkleuring
van water, hetwelk van lichtblaauw...”
|
|
8 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0017thm.jpg) |
“...te min meent men te hebben opgemerkt, dat de slroo-
men om de oost zich meestal bepalen lot den lijd van
de volle maan.
Midden "s vaarwaters in de Carabische zee, dal is
omstreeks de 13 tot 16 breedte, is echter, door alle
jaargetijden henen, de stroom sterker dan onder de eilan-
den of kusten. Overigens heeft dezelve in October, No-
vember, April en Mei de minste kracht, doet zich onder
de kust van Venezuela het meest van December tot
omstreeks April gevoelen, en is, in de noordelijke gedeel-
ten, in Julij en Augustus het strengst en dan met moei-
jelijke zee. Onder de zuidkusten van St. Domingo en
Portorico kan men somwijlen niet alleen zeer geringen,
maar ook ddar vaak eenen oostwaarts loopenden stroom
aantreffen.
Aa2...”
|
|
9 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0018thm.jpg) |
“...eilanden neemt zij af tot 1 en groeit,
naarmate men westelijker komt, weder aan tot 5. Op
de verschillende eilanden echter regelt zij zich niet vol-
komen naar deze bepaling, waarvan eenige plaatselijke
aantrekking welligt de oorzaak mag zijn : maar niet te
min kan men het als eenen algcmeenen maatstaf er voor
houden, dat, gelijk boven gezegd is, de miswijzing, hoe
westelijker men zich bevindt, vermeerdert, terwijl zij dit
met alle andere plaatsen der aarde gemeen heeft, dat zij
op dezelfde plaats, ten allen tijde, niet even groot is;
echter die verandering is zeer gering. Men zie nader het
slot van het volgend hoofdstuk.
DE RUST VAN GUYANA EN AANWIJZING WAAR
DEZELVE AAN TE DOEN.
De kust van Hollandsch Guyana is overal laag, moe-
rassig en door de groote vruchtbaarheid zeer boomrijk,
bijna overal eenc effen groene streek lands vertoonende,
zonder kenbare verhevenheden of uitstekende hoeken, be-
staande de weinige verkenningpunten hoofdzakelijk in
eenige gebouwen, waarvan nader aanwijzing zal...”
|
|
10 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0019thm.jpg) |
“...359
Oudtijds, loeii men niet die goede middelen liad, om op
lee de lengte te bepalen welke men thans be/.it, was het
de gewoonte, omstreeks kaap Orange de kust van Guyana
in het zigt Ie loopen (dat is ongeveer op 51 15' bewes-
ten Greenwich), om vervolgens, westwaarts langs die kust
henen zeilende, naar de rivier Suriname, enz. af te hou-
den, Men deed zulks ten einde niet door de aanhoudend
westwaarts aanloopende, soms nog al sterke strooraen,
beneden de verlangde haven te geraken en integendeel
zeker te zijn, dat men zich nog boven dezelve bevond:
tevens om zich beter aan het land te kunnen verkennen,
hetgeen zoo ver oostwaarts op veel beter kan geschieden,
dan bewesten de rivier Marowyne. Intusschen, z doende
moest men ook de Constapels eilanden op de kust van
Fransch Guyana voorbij zeilen, welke het geen zaak is
des nachts nabij te komen, omdat in derzelver omstreken
reeven en ook blinde klippen gelegen zgn. Bewesten de
rivier Marowyne daarentegen, bevinden zich volstrekt
geene gevaren...”
|
|
11 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0020thm.jpg) |
“...g der maanden half Julij Augustus,
September tot half October, zal men steeds, tot onder de
kust, eenen frisscben noord-oost passaat behouden : doch
meestentijds verliest men dien in de opgenoemde maanden
reeds nabij den lO"^ of 12'^ graad noorder breedte en
bekomt stilten, veranderlijke winden, buijen, sterke en
zeer onregelmatige westelijke stroomen, somwijlen met
sterke rafelingen en hooge korte deining, benevens de
reeds vermelde verkleuring van water. Hier moet men wel
degeiyk op lellen, ten einde, als men dat verliezen van
den passaat ontwaart, liever den koers wal zuidelijker te
stellen, opdat men niet te veel om de west zou drijven,
maar nabij de Marowyne land halen kunne.
Ofschoon miswijzing kaarten niet als een voortdurende
of blijvende gids kunnen beschouwd worden, omdat de
miswijzing zoo dikwerf aan verandering onderhevig is,
zoo kan echter voor het tegenwoordige de miswijzing kaait
van EAB.LOW, ook als raadsman worden aangeprezen, dewijl
de miswijzing, sedert de laatste 13...”
|
|
12 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0023thm.jpg) |
“...moddergrond, en deze kan
men gerust tot 3J en 3 vadem (5951 palmen) aanzeilen.
HET VAREN LANGS DE RUST TOT AAN
DE SURINAME.
Wanneer men de rivier Marowyne voorbij is, vindt men
weldra eene bank met blaauwen modder en slijk, bij de
Via-Via kreek, die vrij vlak is en met eene punt noord-
waarts uit den wal steekt; doch lot op 5 vadem (8^ ellen)
wel genaderd kan worden. Voorbij deze bank wordt het
weder dieper. Bewesten gezegde kreek ligt, lusschen
dezelve en post Orange, nog eene bank, die op de kaar-
ten niet bekend is.
VoiiOrange is kenbaar aan een paar gebouwen, op welke
de Hollandsche vlag, boven het geboomte uit, waait.
Men kan hier den wal zeer na nemen. Orange voorbij
zijnde treft men den grond aan, zachlen blaauwen mod-
der met bruine steentjes, wel wat naar foelie gelijkende:
uit welke gesteldheid van den grond men het naderen
van de wtol-kreek (eigenlijk znot?j?er-kreek) ontwaart.
Deze kreek is kenbaar aan eene opening in het ge-
boomte, tusschen welke men nog al veel en groote witte
gebouwen...”
|
|
13 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0025thm.jpg) |
“... om de noord te gaan
liggen; want men zou dat doende wel cens gevaar kunnen
loopen van, door den stroom, beneden de rivier gedreven
te worden.
Na de ^aroppa-kreek ontdekt men hel verbrande
bosch, kennelijk aan eene groole uitgestrektheid dorre
boomstammen, welke van het overige, altijd groene hout
zeer goed te onderscheiden zijn.
Tot hiertoe hel op 3^ vadem (59| palm), of daarom-
trent uit den wal gehouden hebbende, zal nu de grond
beginnen op te droogcn en men zal noordelijker moeten
houden, ten einde z langs de bank te loopen, op het
lood af, in 3^ en 4 vadem {59^68 palmen).
Dan zal men de valsehe braamspunt bespeuren, welke
zich voordoet als een steile hoek, met overhangende boo-
men of struiken en verder ziet men vooreerst geen land.
Deze punt omtrent in het Z. Z. W. hebbende, zal men
de ijzeren schuitjes en boeijen beginnen Ie ontdekken,
welke in 1834 gelegd zijn om het regt vaarwater over
de modderbank naar de Suriname aan te wijzen en tot
welker beschrijving wij thans overgaan.
OVER...”
|
|
14 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0027thm.jpg) |
“...verlies van ankers er
weder af komt. Wanneer dus, met flaauwen wind, het
schip slecht stuurt, waartoe het zuigen van den zachten
moddergrond veel medewerkt, dan ontzie men de moeite
niet om bij tijds het anker te laten vallen.
Komt men met den avond of van ebbe voor de modder-
bank, zoodat men kan voorzien niet tijdig binnen de laat-
ste ton te kunnen geraken, om aldaar te ankeren, dan
doet men het best op 3§; a 4 vademen (60 a 68 palmen)
ten anker te gaan in het N, t. W. of N. N, W. van de
buitenste schuit, (dat is, die schuit en Braamspunt in
als wanneer het ten G ure hoog water is, en het water 25 k 28 pal-
men (9 a 10 voet) rijst. Met kwartier manen rijst het slechts
14 tot 17 palmen (5 tot 6 voeten), doch dan loopt ook de eb minder
laag af....”
|
|
15 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0029thm.jpg) |
“...369
Ingevalle men door den stroom in dc Commewyne
wordt getrokken, is er geene kans daar weder uit te ko-
men dan met het volgende eb getij, en men lou beoos-
ten den hoek, waarop het fort Amsterdam ligt, moeten
ankeren om tij te stoppen.
Het fort Amsterdam voorby xijndo, kan men gerust
weder in den wal sturen en dien tot bij de plantage
Jagtlust zeer na nemen. Deze is, na het genoemde fort,
dc zevende plantage en kenbaar aan eenige gebouwen,
welke men tusscheu eene laan van hooge boomen door ziet.
De plantages tusschen Amsterdam en Jagtlust, aan
den bakboords wal gelegen, zijn: Voorburg, Susanna sdal,
(kenbaar aan den zeer hoogeu schoorsteen eeuer stoom-
suiker-fabriek) Clevia, Belwaarde, Lust en Rust en
Dordtrecht. Langs deze allen vindt men, met den vloed,
van 4 tot 6 vadem (68 tot 100 palmen) water.
Gebeurde het hoogst zeldzame geval, dat men moest
laveren, dan moet men niet verder dan op 3 vademen
(51 palmen) diepte naar den lij-wal der rivier loopen,
maar den loef-wal kan men bijna...”
|
|
16 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0031thm.jpg) |
“...wal, doch niet binnen de
3 vademen (51 palmen), omdat hier de grond taai is, en
late het, met de strekking van denzelven mede, z drij-
ven tot bij de plantage Jagtlust. Dus doende zal men
van 7 tot 3 vademen (119 tot 51 palmen) w'ater gehad
hebben en bij den drempel wezen, alwaar men het anker
late vallen om tij te sloppeu.
Schepen, die minder dan 16 voeten (45 palm.) diepgang
hebben, kunnen met de vr eb van de stad vertrekken
en zullen dikwerf nog met hetzelfde getij over den drem-
pel komen.
Ten einde met het meest mogelijke water over den
drempel te drijven, ligte men met de volgende voor eb
het anker weder en late het, op eene kabellengte van den
loef-wal, met denzelven mede drjven tot ongeveer midden
tusschen Susannasdal en Voorburg, over 3| en 4 vadc-
iij.
IV D. n st.
Bb...”
|
|
17 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0032thm.jpg) |
“...naderen, ook loo veel te sterker eb stroom
aangetroffen worden. Nu ga men meer uit den wal, op
ongeveer der riviers breedte en boude op bet fort Am-
sterdam aan, dwars van hetwelk met doode getijen, met
laag water omtrent 3 vademen (51 palmen) en met hoog
water 3| vademen (64 palmen) water gevonden wordt.
Hier gekomen, ankert men gewoonlijk bezuiden de zand-
bank welke uilsteekt van den hoek dien de Commewyne
cn Suriname te zamen vormen, en wel op 3 a 3§ kabel-
lengten uit den wal, ten einde de achter eb af te wach-
ten, om daarmede naar buiten te zeilen (1), met wassend
water bij de bank van Resolutie en nog vr hoog water
in de geul der buiten banken te wezen.
Men sture dan van Amsterdam N. W. t.N. op de plan-
tage Resolutie aan, houde tusschen deze en de daarbij
liggende bank door, om een klein derde der riviers breedte
onder den wal te blijven en sture z A/V. N. W. naar
buiten alwaar verder de yzeren boeijen en schuitjes het
vaarwater aanwijzen.
Het is evenmin zaak de rivier met de ebbe uit...”
|
|
18 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0033thm.jpg) |
“...moerassig, boomrijk, met weinig of geen kenbare
punten, ten ware men den wal nog al digt nadert, wijders
bijna overal omzoomd door 7,acbt afhellende modderban-
ken, welke zich soms tot anderhalve mijl ver van den
wal uitstrekken.
Tusschen de beide opgenoemde rivieren in, vindt men,
niet ver bewesten de Suriname, den mond van eene
ander rivier, de Coppename geheeten, In den eigenlijken
zin is hel de mond van twee rivieren, te welen: de Sara-
macca en de Coppename.
Purdy, in deszelfs Columhian Navigator, 3 deel
2 uitgave, bladz. 156, stelt den afstand tusschen de Suri-
name en Coppename, op vier leagues, (dat is 3 duilsche
mijlen) alsmede dal tien leagues (7| duilsche mijlen)
westelijker dan de Coppename, de Corantyn zich in zee
ontlast. Dit is blijkbaar eene grove vergissing, want de
afstand der oosthoeken van de Suriname en Coppename,
is nabij 11 duilsche mijlen, liggende Braamspunt op
5 56' 20" noorder breedte en 55 12' 48" lengte bewes-
ten Greenwich en de oosthoek van de Coppename, op
5 49'...”
|
|
19 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0035thm.jpg) |
“...vaster
. u en de diepte neemt toe. Tusschen de tweede
^ O
I en derde bogten is de minste diepte. Van
S |, de noordpunt van een eilandje, tusschen Jln-
^ & dresa en Delft gelegen, droogt het naar
]> (1) Dit tablissement ligt aan den oost-ocver,
)) op omtrent | mijl van den mond der rivier. Het
bestaat uit eene Roomsch Catholijke Kerk, omringd
g door eenige kleine woningen en hutten, benevens kost-
^ gronden, waarin de ongelukkigen, die door de Lepra
,a ziekte zijn aangetast, als verbannen worden, ten einde
g de verdere voortplanting dier verwoestende ziekte te
beletten. Zij worden er, onder de zorg van eenen
Pastoor, liefderijk van het noodige voorzien.
Het doet zich schilderachtig voor en hooft eene goede
landingplaats.
I...”
|
|
20 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/29/25/00001/NL-0200050000_UBL10_02955_0036thm.jpg) |
“...opvaren, aan bakboord moet houden.
Tegen over het kamp Delft, strekt zich, langs den wes-
telijken oever der rivier, cene harde zandbank, tot om-
streeks middens vaarwaters uit, met grof roodachlig zand,
vermengd ,met eene glinsterende zelfstandigheid. Nade-
maal, in de drooge tijden, reeds een paar uren vr laag
water, deze bank voor een groot gedeelte droog begint te
vallen, zoo is zij bij uitnemenheid geschikt om er kleine
vaartuigen, als schooners, barkassen, ponten, enz. op het
drooge te zetten, ten einde dezelve schoon te maken, te
breeuwen enz. Kleine koopvaarders, die zich in deze rivier
begeven, maken daarvan dan ook lot het gezegde einde
gebruik.
De rivier heeft verscheiden bogten, welke zich, met
lange ronde hoeken, dan eens O.Z.0. dan weder N.W.
of Z.W. strekken, waardoor de afstand van het tablisse-
ment Andrega, hetwelk ongeveer 7 mijlen hemelsbreedte
van de monding ligt, op den wester oever, nu wel op
ruim 11 mijlen vergroot wordt. Er loopen verschillende
kreken in die rivier uit...”
|
|