1 |
|
“...Zee 1 Rl., enz.
IN LEIDING.
Dal hel boekje, len lilel voerende: r)Beschrijving van
de kust van Guyana, beboerende bij eene kaarl dier
kust, uitgegeven bg de Wed. gerakd hulst van heulen,
1824, hetwelk lot nog toe aan de Nederlandsche oorlog-
schepen wordt medegegeven, als gids lot het bevaren der
kust van Hollandsch Guyana hoewel in der lijd goed
en voldoende naauwkeurig, thans echter, door het veran-
deren der kenmerken op meergeiegde kust, gebrekkig
en voor hem die er onbekend is, onvoldoende mag be-
schouwd worden, zal wel geen betoog behoeven. Ieder
zeeman, die onze Nederlandsche Wesl-Indische kolonin
bezocht heeft, zal daarvan gewis de ondervinding tol bewijs
kunnen aanhalen. Die overtuiging lokte dan ook de po-
gingen uit, om eene nieuwe zeevaartkundige beschrijving
onzer Wesl-Indische Bezittingen voort te brengen.
Zeelieden, met die vaarwaters bekend, zal deze beschrij-...”
|
|
2 |
|
“...West-Indische wateren, ofschoon hier almede opgenomen,
zouden zonder die hulp ongetwijfeld ver te kort zijn ge-
schoten lot bereiking van het beoogde doel.
Eene tafel van geographische bepaling van verschillende
punten, op de vaste kust en op de eilanden, welke men ge-
durende de voorgestelde reizen zou kunnen in het gezigt
loopen, is hier bijgevoegd. De kust van Engelsch Guyana
en de verdere noordkust van Zuid-Amerika tot bij Tri-
nidad, zijn daarbij niet opgenomen, omdat men, zelfs al
(1) Het mag voor het nationaal gevoel atreelend worden geacht,
dat, in de vermelde werken van iibdy, een aantal zeer belangrijke
mededeelingen voorkomen van den voormaligen luitenant onzer
marine j. ii. bisschop gukeveiiso welke mededeelingen PRn, in zeer
vleiende bewoordingen, hoogehjk roemt, en het zal wel niet behoeven
gezegd te worden, dat deze dan ook hier bijzonder in aanmerking
lijn gekomen....”
|
|
3 |
|
“...ge-
deelte van de kust niet in het ge/.igt zal krijgen. Wijders
strekt zich deze tafel, even als de beschrijving zelf, niet
verder uit dan tot de lengte van nabij 72" bewesten Green-
wich, omdat men, bij het varen naar en van het weste-
lijkste onzer Nederlandsche Antilische eilanden wel niet
dan hoogst zeldzaam verder dan de opgenoemde lengte
zal behoeven te komen.
Dat poRDY zich tot het opstellen zijner geographische
tafelen bijzonder veel moeite heeft gegeven, is algemeen
bekend, en veilig mag men die van hem overnemen,
gelijk dan ook hier geschied is, voor zoo ver zyne tafelen
de verlangde punten mededeelen. Hij zelf roemt hoogelijk
de opnemingen van de Spaansche officieren, en dewijl de
lengte bepalingen, vooral van chrugga en fidaigo (1),
gewoonlijk weinig met die van pcrdy verschillen, zoo zijn
die dan ook in deze tafel aangewezen dddr waar zij be-
kend waren. Doch ook van anderen worden, in deze
tafel, plaats bepalingen medegedeeld en het is mij niet
ondienstig toegeschenen, in...”
|
|
4 |
|
“...meest bij enkele bnijen, als
wordende dezelve in dien tijd gewoonlijk door de noord-
oosle en oostelijke zeewinden al ras verdreven: terwijl
zij in de regentijden veelvuldiger en langduriger zijn en,
voornamelijk gedurende den grooten regentijd, dikwerf
van zwaar onweder vergezeld gaan (1). Destijds ook is
niet zelden dagen achter elkander, de lucht zwaar met
buijen bezet, die geene zonnenslraai doorlaten en eenen
aanhoudenden stortregen doen nederstroomen: welke wers-
gesleldheid als een gevolg mag worden aangemerkt van
de alsdan dikwerf waaijende zuidooslelijke en zuidelijke of
binnenlandsche winden.
Uit het gezegde blijkt, dat, ofschoon de meeste beschrij-
vingen van dit land de saizoenen verdeden zoo als boven
gezegd is, waaruit iemand, daar onbekend, geneigd zou
wezen een gedeelte des jaars als geheel droog en een
ander gedeelte als zeer vochtig te beschouwen, men niet
te min daaruit een zoodanig gevolg afleiden, noch ook op
die saizoenen-verdeeliug eenigen staat maken kan, ten
aanzien...”
|
|
5 |
|
“...358
MiswiJz.mo.
De miswijzing in deze streken is noord oostering
en bedraagt op de kust van Guyana tot bij Trini-
dad, niet meer dan 31 (1). Op de meer noorde-
lijke Antilische eilanden neemt zij af tot 1 en groeit,
naarmate men westelijker komt, weder aan tot 5. Op
de verschillende eilanden echter regelt zij zich niet vol-
komen naar deze bepaling, waarvan eenige plaatselijke
aantrekking welligt de oorzaak mag zijn : maar niet te
min kan men het als eenen algcmeenen maatstaf er voor
houden, dat, gelijk boven gezegd is, de miswijzing, hoe
westelijker men zich bevindt, vermeerdert, terwijl zij dit
met alle andere plaatsen der aarde gemeen heeft, dat zij
op dezelfde plaats, ten allen tijde, niet even groot is;
echter die verandering is zeer gering. Men zie nader het
slot van het volgend hoofdstuk.
DE RUST VAN GUYANA EN AANWIJZING WAAR
DEZELVE AAN TE DOEN.
De kust van Hollandsch Guyana is overal laag, moe-
rassig en door de groote vruchtbaarheid zeer boomrijk,
bijna overal eenc effen groene...”
|
|
6 |
|
“...ligt, omdat men dan gevaar loopt deze
te zien afvijlen (2).
(1) Dit fort heeft met de aardbeving, die lich den Febru-
ary 1843 op Guadaloupe, Antigua enz. sterk deed gevoelen ook
veel geleden en is toen meerendeels verwoest geworden.
(2) net afrijden van eenen orcaan heeft niettemin plaats gehad bij
eenen zuidwesten storm, die in 1815 Zr. M. linieschip Prins van
Oranje op deze reede overviel, (zie Berigten en Verhandelingen over
de zeevaart, door den Hoogleeraar J. r. l. schkober N. UI). Doch
dit mag veilig als eene merkwaardige bijzonderheid worden aange-
merkt....”
|
|
7 |
|
“...A. Daar kan men in 24 tot 20 vademen
(41-34 ellen) zandgrond, veilig en in effen water liggen.
Het eiland Aruba is niet geschikt om zich van versch
drinkwater te voorzien.
CURACAO.
A
Het eiland Curacao heeft een allezins bar en rotsachtig
aanzien. Het is ongeveer mijl lang en op het smalste
gedeelte (dat is omstreeks het midden) slechts eene ยง mijl
breed. Deszelfs hoogte is middelmatig, doch hel heeft
eenige kenbare bergen, van welke de Tafelberg, op de
Z.O, zijde gelegen, zeker de voornaamste mag heeten,
als welke zich het meest van de overige bergen onder-
scheidt.
De noordkant van het eiland is steil, en, voornamelijk
daar waar het land inbogt, met reven bezet. Overigens
zijn er aan die zijde, met uitzondering der St. Jorisbaai,
(welke door een rif gesloten is) noch baaijen noch anker-
plaatsen te vinden, en de zee breekt er met groot geweld
op. De zuidzijde loopt zeewaarts lager af, en langs dezelve
treft men verschillende baaijen aan met goeden ankergrond,
F f2...”
|
|