Your search within this document for 'ge' resulted in 20 matching pages.
1

“...stort, de luitenants 1 klasse E. j. FOK.KENS 6n c. j. BERGHUIS CO den luitenant 2 klasse c. V. ZWAANSHALS. Ik acht het mij ten aangenamen pligt die officieren openlijk mijnen dank te betuigen voor hunne welwillende en veel afdoende medewerking in deze: want, mijne eigen opmerkingen, gedurende mijne togten in de West-Indische wateren, ofschoon hier almede opgenomen, zouden zonder die hulp ongetwijfeld ver te kort zijn ge- schoten lot bereiking van het beoogde doel. Eene tafel van geographische bepaling van verschillende punten, op de vaste kust en op de eilanden, welke men ge- durende de voorgestelde reizen zou kunnen in het gezigt loopen, is hier bijgevoegd. De kust van Engelsch Guyana en de verdere noordkust van Zuid-Amerika tot bij Tri- nidad, zijn daarbij niet opgenomen, omdat men, zelfs al (1) Het mag voor het nationaal gevoel atreelend worden geacht, dat, in de vermelde werken van iibdy, een aantal zeer belangrijke mededeelingen voorkomen van den voormaligen luitenant onzer marine j...”
2

“...346 gaat men van Suriname terstond om de fVest, dat ge- deelte van de kust niet in het ge/.igt zal krijgen. Wijders strekt zich deze tafel, even als de beschrijving zelf, niet verder uit dan tot de lengte van nabij 72" bewesten Green- wich, omdat men, bij het varen naar en van het weste- lijkste onzer Nederlandsche Antilische eilanden wel niet dan hoogst zeldzaam verder dan de opgenoemde lengte zal behoeven te komen. Dat poRDY zich tot het opstellen zijner geographische tafelen bijzonder veel moeite heeft gegeven, is algemeen bekend, en veilig mag men die van hem overnemen, gelijk dan ook hier geschied is, voor zoo ver zyne tafelen de verlangde punten mededeelen. Hij zelf roemt hoogelijk de opnemingen van de Spaansche officieren, en dewijl de lengte bepalingen, vooral van chrugga en fidaigo (1), gewoonlijk weinig met die van pcrdy verschillen, zoo zijn die dan ook in deze tafel aangewezen dddr waar zij be- kend waren. Doch ook van anderen worden, in deze tafel, plaats bepalingen medegedeeld...”
3

“...349 het opkomen van dat hemellicht dikwerf eenen gunstigen invloed op het weder uitoefent. Nademaal op de Antilisclw eilanden de saizoenen in een naauvv verband staan met de rigting en kracht van den wind, zoo wordt er thans van dezelve geen gewag gemaakt. WINDEN. Op de kust van Guyana. De algemeen heerschende wind, tusschen de grenzen onzer West-Indische bezillini- gen, is de noordoost passaat, die meestal over dag nog al frisch doorwaait, doch met het dalen der zon ge- vvoonlijk ook in kracht afneemt. Zijne rigting veran- dert echter op de kust van Guyana veel, n naar den tijd van het jaar, dat is naar hel saizoen, n naar den afstand waarop men zich uit den wal bevindt. Binnen de tien of twaalf mijlen uit den wal is gemeen- lyk de wind zuidelijker dan boven dien afstand; vooral in de regentijden, treft men dikwerf zuidelijker winden aan, te weten; oost O. Z.O., Z.O., ja zelfs wel eens tot bewes- ten het zuiden omloopende en met het doorkomen van regen en onwersbuijen veeltijds ook windbuijen...”
4

“...lusschen dezelve en post Orange, nog eene bank, die op de kaar- ten niet bekend is. VoiiOrange is kenbaar aan een paar gebouwen, op welke de Hollandsche vlag, boven het geboomte uit, waait. Men kan hier den wal zeer na nemen. Orange voorbij zijnde treft men den grond aan, zachlen blaauwen mod- der met bruine steentjes, wel wat naar foelie gelijkende: uit welke gesteldheid van den grond men het naderen van de wtol-kreek (eigenlijk znot?j?er-kreek) ontwaart. Deze kreek is kenbaar aan eene opening in het ge- boomte, tusschen welke men nog al veel en groote witte gebouwen ontwaart, waarbij de Hollandsche vlag waait, als zijnde een militaire post. Dit punt is tegenwoordig als de beste verkenning plaats der kust aan te merken, dewijl hel aantal gebouwen aldaar, in den laalsten tijd, zeer is toegenomen....”
5

“...getij moet inzcilen, omdat men an- ders gevaar loopt door den stroom gedreven te worden tegen de harde zandbank van Rraamspunt. Bij de binnenste l)oei zijnde, moet men wel zorg dra- gen om, indien de wind zoo schraal mogt wezen, dat men geen N. of N.t.W. kan leggen, alsdan aandachtig het lood te gebruiken en, wanneer de diepte spoedig afneemt, te wenden en een paar slagen te maken, anders zou men wel eens op de lij modderbank kunnen geraken welke zich in den mond der rivier bevindt en over welke ge- sproken is bij het hoofdstuk der ijzeren schuitjes. (1) Te zeilen wordt er gezegd, want bij Amsterdam is gewoonlijk de wind ruim genoeg om te kunnen zeilen....”
6

“...waaraan de Hollandsche vlag waait. Als men dezen post in het zigt krijgt moet men weder uit den wal houden ter vermijding van de havenbank, Welke even bewesten den post mijl in eene N. W. t. W. rigting in zee uilsteekt, met niet meer dan 7^ voelen (21 palmen) diepte met laag water. Met frissche koelten bestaan hier zware rollers, terwijl de bank vry steil is om aan te looden. Men treft die rol- lers somtijds tot op 3 en vadem diepte aan. Zij doen kleine vaartuigen zwaar slingeren, waarom deze dan- ge- noodzaakt zijn, met kracht van zeil, bij den wind op, uit den wal te loopen. Aan het meerder effen water zal men wel kunnen ont- waren wanneer men die bank voorbij is j ook zal men dan in het land eene merkbare opening zien, even als de monding eener kleine rivier en westelijker op nog eene dergelijke, doch wijdere, opening. Deze laatste zuid heb- bende is men de Coro/ir-bank stellig voorbij en men kan den wal weder meer naderen. Meer westwaarts op heeft men wel eenige merkbare boo- men in het...”
7

“...392 niogclijk, door een van de straten den Atlaniischen oceaan in te loopen. In het midden van de gezegde zee of de zoogenaamde Kraal, is het nimmer zaak het opwerken te lieproe- ven, omdat daar altijd de meeste stroom (naar lij) ge- vonden wordt. W^anneer men uit Curasao zeilt j en bezuiden de bene- denwinds eilanden wil opwerken, kan men zulks van omstreeks April tot half September dikwerf met vrucht doen en naar omstandigheid bewesten of beoosten Buon- Ayre, lusschen de kleine Aoes en Rocca eilanden, ot tusschen Orchilla en Tortuga door, om de noord loo- pen (1). Zulks is zelf in Junij Julij en Augustus aan te raden, omdat men in die maanden, in het noordcliik gedeelte van deze zee, het meest buijige en stormachtige weder, door stilten afgewisseld, den sterksten stroom en de moeijelijkste zee aantreft. Gedurende dit opvverken bezuiden de eilanden, stelle (4) Bij het om de noord loopen rij men (als men een dezer twee laatste doortogten gekozen heeft) indachtig aan het geen Z. Brik do...”
8

“...schepen, die tusschen Tohago en Trinidad moglen doorvaren, gevaarlijk kan worden (1). GRENADA. Het aanzien van dit eiland is hoog en bergachtig, zijnde van het noorden naar het zuiden doorsneden door eene bergketen die men op 8 a 10 mijlen kan zien. De oost- zyde alln is lang. Bezuiden het eiland liggen eenigc klippen, van welke sommigen gelijk met het water z^n. Orcanen hebben hier weinig plaats. Benoorden Grenada liggen een aantal kleine, hooge, bergachtige eilanden en kale klippen, de Grenadines ge- heelen, van welke Becquia en Canaguan de voornaamste zijn. Het eerste dezer beide genoemde eilandjes is het noordelijkste. Het is niet hoog en kan op niet meer dan 4 of 4 2 mijlen afstands gezien worden. Op het zuider gedeelte van hetzelve vindt men eenen kenbaren ronden berg, met eene kleine piek, ST. FINCENT. Dit eiland is hoog en bergachtig met, aan de noord- westzijde, vele spitse rotsachtige punten en steilten, om- zoomd door eene hooge, klipachtige kust. Het noorder gedeelte is het hoogst...”
9

“...402 Men kan hier goed en genoegzaam versch water beko- men, Hetzelve vloeit door buizen naar den oever, zoodat men de vaten niet uit de sloep behoeft te nemen. Dikwerf wordt het eiland door orkanen bezocht, die er, niet zelden, droevige sporen hunner verwoestingen achterlaten. MARTINIQUE. Over het geheel genomen is het eiland Martinique berg- achtig en hoog, en kan op 10 of 11 mijlen afstands ge- zien worden. In het noordwestelijk gedeelte verheft de berg Pele (een uitgebrande vulcaan van een onvrucht- baar aanzien) zijnen top boven al het overige,,in tegen- stelling zeer vruchtbare land, en deze berg wordt dus, van welken kant men ook kome het eerst gezien, en wel in den vorm van den bol van eenen hoed. Buiten dezen, steken nog twee andere bergen ver boven het overige land uit. Van alle drie zijn de toppen meesten- tijds met wolken bedekt. Na dat men uit het zuidoosten komende hel eerst den berg PeUe ontdekt heeft, ziet men, bij het meer west- waarts geraken, langzamerhand ook het overige...”
10

“...409 lenglc, waarop men /.ich be- vindt, dan is het, in de nabij- heid van lietielve, geenc zaak des nachts door te sturen: want de ondiepten zijn zeer ongelijk en niet genoegzaam bij tijds aan te looden, om op het lood te kunnen vertrouwen. lil iiriiP \ tl' m!*, P g MONTSERRAT. In fle rigling van den meli- ge diaan is het eiland Montserrat S ongeveer twee en in die van het S, oosten naar het westen, omstreeks S ander halve mijl groot. Het is over het algemeen zeer hoog en op 9 of 10 mijlen zigtbaar. Er ^ is een kenbaar hooge berg op, g ^viens vorm aan vulcanischen oor- sprong doet denken. De ooslzij- ^ de is onbebouwd en hel hoogstj - daarentegen prijkt de westkant met plantagien en neemt, naar g den oever toe, zacbtkens aan in hoogte af. Het eiland is omzoomd met rotsen aan de oevers, waar- tegen sterke branding en rol- lingen plaats hebben, en niet te min is het vaarwater in dcs- zelfs nabijheid zuiver....”
11

“...veel bebouwd is. St. CHRISTOFFEL of St. KITTS. Ook het eiland St. Christoffel, hetwelk gemeenlijk St. Kitts wordt geheeten bestaat uit hoog gebergte, vooral in het midden, waar hetzelve een bar aanzien heeft en een aantal diepe valeijen lusschen steile klippen bespeurd wor- den. De hoogste berg is de itffjery-piek een uitgebrande vulcaan, welks midden meestentijds door de wolken bedekt is, terwijl niet zelden de zwarte top er boven uit te voor- schijn komt. Deze piek bevindt zich in het noordcr ge- gedeelte van hel eiland en is kenbaar door eene hooge en puntige piek, aan den oostkant van haren top oprij- jende. __ Overigens is de noordwest-kant des eilands het hoogst en zeewaarts in hoogte afnemende. Daar vindt men den Brimstone s-he%^ achter eene niet onaanzienlijke stad geplaatst. Het is een ronde berg, met een sterk fort en vele huizen er op. Aan de zuidzijde des eiiands slaat nog eene piek, van rondsom door eene diepe valei omringd en dus zeer kenbaar. De zuidoosl-kant van hel eiland...”
12

“...413 hooge berg zeewaarts af en eindigt daar in cene tamelijk vlakke, uitstekende punt, die de oosthoek des eilands is. Aan den westkant loopt de gewezen vulcaan in eene lange efiene en meer en meer laag wordende landtong uit, waarop zich slechts n pieksgewijze kleine verhevenheid bevindt, (l) Deze landtong vereenigt den hoogen berg met het ander of westelijk deel des eilands, hetwelk de grootste uitgestrektheid beslaat, meer ongelijk bergachtig en minder vruchtbaar is. De noordwest-kant van dit ge- deelte is het hoogste. De te zaraenvoeging der beide hooge gedeelten van dit eiland door eene lage landtong is oorzaak dat men uit het N. O. komende, bij de eerste ontdekking zal wanen , twee verschillende eilanden te zien, vermits alsdan die landtong zich nog beneden den horizont zal bevinden; doch met het naderen zal men dienvolgens deze twee vermeende eilanden aaneen zien groeijen. Al reeds van zeer verre bespeurt men als men uit het N. O. komt, aan het ooster uiteinde der hooge piek, eene...”
13

“...418 den geiigteinder af, terwijl sleclits een, naauwlijks merk- baar heuveltje, die helling ongelijk maakt. Dit Suikerbrood moet in het oog vallen, als men zich bewesten of beoosten het eiland bevindt. Is men er in die rigling ver af, dan schijnt het noordelijkst gedeelte een afzonderlijk lang eiland te wezen, met nog kleinere daar benoorden, terwijl tusschen hetzelve en het zuidelijk ge- deelte eene nog al wijde straat schijnt te loopen, in het midden van welke men een klein eiland waant te zien. Dit laatste is in der daad een van de klippen ten zuidoosle van Bartholomeus gelegen, terwijl de vermeende straat van lieverlede in land herschapen wordt, hetwelk het noorder en zuider deel van het edand te zamen voegt. De noordhoek heeft aan den westkant eene witte vlek. Ten noordweste van het eiland liggen klippen boven water, van welke de Fijf eilanden en Grouper-rots, de hoogsten. zijn. Uit het zuidwesten gezien vertoonen zich die Vijf eilanden als een bergachtig eiland, met, naar het noorden...”
14

“...voorgedaan heeft, begint er zich thans van af te scheiden. Hoe noordelijker men nu verder komt, des te meer vertoont zich ook, buiten den oosthoek, een ver afgelegen hoog bergachtig land, hetwelk de noordwest oever van St. Cruz zelve is. Tot op 7 mijlen O.N.O.^O. van het Bokken eiland, strekt zich een rif uit van hetwelk de zoom bestaat uit koraal en waarop de minste diepte is vadem (9,3 ellen) daar buiten spoedig en sterk aandiepende, terwijl aan den binnenkant 10 en 13 vadem (17 en 25i ellen) ge- vonden worden. Van November tot Maart kunnen op dit rif zware rollingen loopen en breekt er de zee somwijlen geweldig op deszelfs rand, ofschoon daar 6 en 7 vadem (10 en 12 ellen) water staan, zelf dan wanneer er op zulk een oogenblik slechts weinig wind moge wezen. Men is van oordeel dat plaats gehad hebbende stormen, in meer noordelijke streken, als de oorzaken van deze rollingen te beschouwen zijn. De oostpunt van het rif schijnt zich te vetcenigen met eene uitgestrekte zand- bank welke tot...”
15

“...te worden dan het nu beschreven gedeelte en dit lagere eindigt weder in eenen sleden hoek, te welen kaap Engano. Hier heeft hel land kleine oneffenheden en is dus, ofschoon weinig, minder lijnregl op deszelfs boven oppervlakte. Nu blijft verder het land vooreerst laag lot op een paar mijlen van kaap Raphael af, als wanneer het begint te rijzen. Die kaap zelf is matig hoog en doet zich, van verre gezien, voor als een eiland. Binnen s lands slaat aldaar eene piek, in den vorm van een Suikerbrood, ge- woonlijk de Ronde Rerg genaamd. Van Saone af tot hiertoe, is de gansche oostkust bijna onafgebroken door een rif omzoomd. ARUBA. Over het algemeen is het eiland Aruba zeer rotsig en bar, levens lager dan Curasao. De oosthoek is kennelijk....”
16

“...ver van het uiterste gedeelte van deze lage strook ligt een hompel, welke punt Canon kennelijk maakt, en meer westwaarts op ziet men, verder landwaarts in, eenen kleinen Tafelberg. Bij het verder doorzeilen zal men, beoosten den voet van den Tafelberg eene lage tot niet loopende punt ont- waren. Dit is de oosthoek van de Fuik-baai. Op den gezegden berg volgt verder een kleine, eenigzins puntige berg, Kabriten-berg geheeten en digt bij den Tafelberg gelegen. Tusschen die beiden in, bevindt zich de ge- dempte ingang van de Spaansche baai, en dadelijk bewesten den Kabriten-berg ligt de Caracas baai, zonder behoor- lijken ankergrond. Aan den oostoever van deze, staat het (1) Het voornemen bestaat, volgens mededeeling van den Majoor VAN KABEHs, gezagvoerder van Curasao, om op deze lage punt eenen vuurtoren op te ligten....”
17

“...440 BE St. ANNA BAAL De strekking van de St. Anna baai, of gewoonlijk ge- naamd de haven van Curaqao, is meest N. N. 0. Zij is n mijl lang en J mijl breed. Hare monding wordt gevormd door twee lage hoeken. Op den oostelijksten bevindt zich het fort Amsterdam en op den westelijksten het Rif-iorl. Dit laatste staat op eene smalle landtong, die met den vasten wal een zeer ondiep en zout water meer vormt, van 2 mijlen lang en ^ mijl breed, waarin zich zoutpannen bevinden. Op den oosthoek der zuid flank van dit Bif-orl, is een haven-licht geplaatst, 10,66 ned. ellen boven den water- spiegel, hetwelk van zons onder- tot zons opgang alle nachten brandt. De lantaarn voor dit licht is geplaatst op een steenen torentje. Van het fort Amsterdam steekt een zandrif, omtrent n kabellengte ver, Z. Z. W. waarts uit, tegen hetwelk men, op de punt, 4 vademen (68 palmen) en daar zeer nabij 12 en 10 vademen (204 en 170 palmen) diepte vindt. Langs het Rif-iovl loopt mede een zand- en steen-rif. Van den mond...”
18

“...vallen en op 20 of 25 vademen (34 of 41 ellen) aangehouden te kunnen worden. Wijders moet men, bij het naderen van den havenmond, gereed staan, om op cens, over bakboord scherp bij den wind te brassen. Op ^ tot J mijl uit den wal, langs Pieter Maai zei- lende, zal men het /ff/-fort vrij beginnen te krijgen, van het fort Amsterdam. Breng nu het torentje van het haven- Het torentje van het havenlicht op het itjf-fort, onder den top van den Priesterherg. Het oostwaarts afhellende fjedeclte van het ge- bergte waar de toepel Belvedere op staat, in n met den uithoek van het fort Amsterdam. (Naar de teckcning van den Majoor a. r, va van Kabes}....”
19

“...rotsachlige eilanden een aantal meeuwen. ORCHILLA. De oosthoek van dit eiland heeft twee bergen, welke zich, oostwaarts op, in eene lage landtong in zee uit- strekken. Aan de westpunt ziet men eene rei bergen, en in het midden een paar hoogten, allen welke door laag land aan elkander verbonden zijn. Ook aan de west- zijde is eene lage uitstekende punt, en het voorland ten zuide is almede laag. Op eenen eenigzins groeten afstand, uit het N. O, of Z.O. gezien, doet het zich voor als twee afzonderlijk ge- legen heuvels, van welke de westelijkste de hoogste is. Als men, van om de Zuid komende, boven den Oost- hoek van Orchilla wil zeilen, moet men zeer oplettend wezen omdat de lage uitstekende punt, ten ooste des eilands, zich vereenigt met een uitgeslrekt rif, hetwelk eerst, ne mijl ver, oostwaarts loopt en dan, zich om...”
20

“...de bijgelegen kust, zgnde de bergen van het ^ eiland meest spits en piekachtig, en daar- to entegen die van de kust aldaar, voor het 'I grootste gedeelte, f vlak f met ronde krui- *bo t. nen. In het midden is het eiland laag. De B zuid-vveslhoek is eene zandige punt. Aan de O oost- en westeinden bestaat het uit hoog land, terwijl men in het westelijk gedeelte den berg- rug Cerros del Macanao onderscheidt, boven op welken zich een noodwaarts overhellende ** piek als een Suikerbrood verheft. Deze ge- steldheid van het eiland maakt dat het, van a verre gezien, het voorkmen heeft van tw £ afzonderlijke hooge eilanden. S' Water of ververschingen zijn hier niet te ^ bekomen, niettegenstaande het eiland een 7ppr vripbitinnr nnnipn Vippff TVo inWOnerS 1 zeer vruchtbaar aanzien heeft. De halen zelf het water van de vaste kust. Aan den zuidkant moet men den wal niet nader komen dan in 7 tot 12 vademen (12 tot 20^ ellen). Men zal er dan ongeveer ne mijl af zijn. De noordkust kan men, des verkiezende...”