Your search within this document for 'en' resulted in 114 matching pages.
 
1

“...DIGE BESCHRIJVING VAN DB NEDERLANDSCHE WEST-INDISCHE BEZITTINGEN; DOOR J, MODERA^ Luitenant ter Zee 1 Rl., enz. IN LEIDING. Dal hel boekje, len lilel voerende: r)Beschrijving van de kust van Guyana, beboerende bij eene kaarl dier kust, uitgegeven bg de Wed. gerakd hulst van heulen, 1824, hetwelk lot nog toe aan de Nederlandsche oorlog- schepen wordt medegegeven, als gids lot het bevaren der kust van Hollandsch Guyana hoewel in der lijd goed en voldoende naauwkeurig, thans echter, door het veran- deren der kenmerken op meergeiegde kust, gebrekkig en voor hem die er onbekend is, onvoldoende mag be- schouwd worden, zal wel geen betoog behoeven. Ieder zeeman, die onze Nederlandsche Wesl-Indische kolonin bezocht heeft, zal daarvan gewis de ondervinding tol bewijs kunnen aanhalen. Die overtuiging lokte dan ook de po- gingen uit, om eene nieuwe zeevaartkundige beschrijving onzer Wesl-Indische Bezittingen voort te brengen. Zeelieden, met die vaarwaters bekend, zal deze beschrij-...”
2

“...gezigt moet loopen, zoo zijn diegenen, welke men zou kunnen zien almede opgenomen, in z ver namelijk als ter verkenning derzelve dienstig kan worden geacht; doch overigens verwachte men hier geenerlei beschrijving daar- van vermits dit buiten het, in dezen, beoogde doel ligt en men ten anderen te dien aanzien uitvoerige aanwijzin- gen vindt in den Columbian navigator van pcrdy, uitgave 1839, en in zijne y> Navigation of the Atlantic ocean, uitgave 1840. Beide die werken hebben gedeeltelijk lot handleiding ter vervaardiging van dit opstel gestrekt, en zij zijn hier en daar gevolgd geworden; doch zonder de opmerkingen en aanleekeningen van eenigen onzer Nederlandsche zee- officieren zou men menige hoogst nuttige aanwijzing en vele wenken lot het ontwijfelbaar verkennen der landen, die men ontmoet, gemist hebben, w'elke men hier thans...”
3

“...345 medegedeeW vindt, en die men vergeefsch in purdys werken al zoeken (1). Die aanteekingen zijn van de, des tijds kapitein ter zee w. SILVESTER, kapitcin-luilenants j. n. bolkeit en c. schr- DEH, luitenant der 1 klasse j. c. koopmah en luitenant der 2 klasse byl de vroe, allen te vinden in de 'h Verzat meling van herigten en verhandelingen over cenige on- derwerpen der zeevaart, verzameld en vervaardigd door den Hoogleeraar j. F. e. schrder en gevoegd achter de zeemans almanakken voor 1803, 1816, 1823, 1828 en 1829; doch ook handschriften van eenige zee-officieren, hebben niet weinig bijgedragen om zeer belangrgke aan- wijzingen te bekomen. Deze zijn van de kapitein-luitenants c, van der hart en w. stort, de luitenants 1 klasse E. j. FOK.KENS 6n c. j. BERGHUIS CO den luitenant 2 klasse c. V. ZWAANSHALS. Ik acht het mij ten aangenamen pligt die officieren openlijk mijnen dank te betuigen voor hunne welwillende en veel afdoende medewerking in deze: want, mijne eigen opmerkingen, gedurende...”
4

“...bij het varen naar en van het weste- lijkste onzer Nederlandsche Antilische eilanden wel niet dan hoogst zeldzaam verder dan de opgenoemde lengte zal behoeven te komen. Dat poRDY zich tot het opstellen zijner geographische tafelen bijzonder veel moeite heeft gegeven, is algemeen bekend, en veilig mag men die van hem overnemen, gelijk dan ook hier geschied is, voor zoo ver zyne tafelen de verlangde punten mededeelen. Hij zelf roemt hoogelijk de opnemingen van de Spaansche officieren, en dewijl de lengte bepalingen, vooral van chrugga en fidaigo (1), gewoonlijk weinig met die van pcrdy verschillen, zoo zijn die dan ook in deze tafel aangewezen dddr waar zij be- kend waren. Doch ook van anderen worden, in deze tafel, plaats bepalingen medegedeeld en het is mij niet ondienstig toegeschenen, in eene afzonderlijke kolom, de namen der waarnemers bekend te maken. De meeste der geographische ^opgaven, welke niet van purby zijn, zijn overgenomen uit de meergenoemde Berigten en Ferhan- delingen van...”
5

“...anderen nuttig te doen zijn. J. MODERA. De Nederlandsche Wesl-Indische bezittingen bepalen zich, op de vaste kust van Zuid-Ameriha, tot dat kleine gedeelte der kust van Guyana, hetwelk zich oost- en westwaarts uilslrekt van de rivier de Marowyne lot dc rivier de Corantyn: terwijl van de Antilische eilanden daartoe behooren, Aruha, Curagao, Buon-Ayre, Saha, St. Eustatius en het oostelijk gedeelte van St. Martin. SAIZOENEN. In het algemeen verdeelt men op Guyanas kust, de saizoenen in regen en drooge lijden. Men bepaalt name- lijk, tot den kleinen regentijd, de maanden December, Januarij en Fcbruarij, terwijl Junij, Julij en Augustus,...”
6

“...men daar- mede te kennen geven, dat gedurende de drie eerstge/.egde maanden de regenbuijen minder aanhoudend en minder he- vig xijn dan in de drie laatstgenoemde. De maanden Maart, April en Mei, worden kleine, en September, October en November groote drooge tijd genaamd; dat is, dat in Maart, April en 5Iei, de luchtgesteldheid gematigder en aangenamer is dan in de overige maanden van droogen lijd. Niet te min moet men hieruit geenszins opmaken, dat het alln in de regentijden regent en daarentegen in de drooge lijden niet. Zeldzaam gaat er eene geheele maand voorbij zonder regen; maar in de zoogenaamde drooge tijden zijn die regens niet zoo zwaar, hebben zeld- zamer plaats en bepalen zich meest bij enkele bnijen, als wordende dezelve in dien tijd gewoonlijk door de noord- oosle en oostelijke zeewinden al ras verdreven: terwijl zij in de regentijden veelvuldiger en langduriger zijn en, voornamelijk gedurende den grooten regentijd, dikwerf van zwaar onweder vergezeld gaan (1). Destijds ook is...”
7

“...regen- tijd, van Julij tot September, hebben er dikwerf stilten plaats met drukkende hitte. Over dag loopt dan vaak, met het rijzen der zon, de wind oostelijker tot O. N. O. en N. O. met meer gestadige koelte. In de drooge tijden bepaalt de wind zich gewoonlijk tusschen het O. Z. O. en N. O., s morgens flaauw en be- zuiden het oosten, doch over dag frissche bramzeils koelte en benoorden het oosten. Het is niet de zon alln, die, zoo als uit het bovenge- zegde blijkt, invloed heeft op de kracht en rigting des winds. Men heeft ook opgemerkt, dat de maan daarop niet zonder invloed is, vooral dan, wanneer zij over dag boven den horizont komt; meestentijds brengt zulks (bepaaldelijk...”
8

“...regenliiden) beier weder en dus noordelijker en meer gesladigen wind aan, want, gelijk vroeger reeds geiegd is, de regenbuijen komen gemeenlyk met zuidelijken wind op. Uit al het bovengemelde zou men welligt meenen te moeien opmaken, dat er op deze kust afwisselende land- en zeewinden waaijen. Ofschoon zeer dikwerf, ja meestal des nachts, de wind zuidelijker trekt dan over dag, zoo hebben er toch geene eigenlijk gezegde land- en zeewin- den plaats. In den Atlantischen oceaan. Op meerder dan de te voren aangehaalde tien of twaalf mijlen afslands van de kust, vindt men minder verandering, zoo in de rigting als in de kracht van den wind, en dus meer den ei- genlijk gezegden passaat. Daar zal men denzelven meer bestendig tusschen het Z. O en N. O. aanlreffen, veelal vast blijvende tusschen het O.N. O. en O. Z. O. Evenwel, naarmate men noordelijker komt, en dit bepaaldelijk van Januarij tot April, loopt de wind meer naar het noorden lot soms N. N. O. Gewoonlijk heeft men frissche en stijve bramzeils...”
9

“...zijde komen en op den wal slaan. Het is dus altoos zaak om zich, zonder noodzakelijkheid, niet te digt onder den westwal dier eilanden te begeven, Des avonds en des nachts kan men digt onder dien wal ook wel landwinden ontmoeten, welke men, om de oost bestemd zijnde, met vrucht gebruiken kan; doch ook stil- ten zijn daar niet ongewoon. Naarmate men meer vrij van de eilanden komt, zal de wind ook meer aanwakkeren en, vooral in November en December tot April, sterk doorwaaijen en nog al noordelijk zijn, zich dan meest bepalende tusschen het O. N. O. tot noorden. Bij Trinidad en omstreken is de wind, gedurende den droegen tijd, die aldaar van December tot Junij heerscht, meest van het N. O. en O., en in den regentijd van het Z. O. en zuidelijker. In het laatst van Junij wordt het daar buijig en stormachtig, hetgeen in Augustus en Sep- tember gewoonlijk nog meer het geval is, terwijl het in October bijna dagelyks hard en stormachtig waait, met zwaren regen. Na dien tijd nemen wind en regen in...”
10

“...tegen het naderend gevaar zoeken. Dan begint de wind uit het N. O. door te zetten, schiet spoedig en met toene- mende kracht naar het N. en N. W. uit en loopt z rond naar het Z. W. In die oogenblikken is de orkaan in des- zelfs volle kracht, gaat van hevigen regen en bliksem vergezeld, verwoest alles wat hij ontmoet en bedaart niet weder alvorens de wind, door het zuiden henen, op nieuw naar het Z. O. en O. trekt. Dan neemt deszelfs kracht spoedig af en hij verandert in den gewonen passaat, wor- dende door onweder en bliksemstralen afgewisseld. Als men dus op de reede ligt van eenig der bovenwinds eilanden, welke allen aan dezen geesel onderworpen zijn, en men klaar kan wezen, om onmiddellijk zee te kiezen, dan verzuime men vooral niet zulks te doen, zoodra men, aan de bovengenoemde kenteekenen, het naderen van eenen...”
11

“...het besle wezen, vermits de onder- vinding geleerd heeft, dat het gebied der orkanen zich niet, of immers weinig, zuidelijker uilslrekt dan de twaalfde graad breedte. Doch kan men niet spoedig genoeg zuid halen, en ziet men de onmogelijkheid in om den storm te ontvlieden, zoodat men in bijleggen zijn heil moet zoeken, dan doe men zulks niet anders dan over stuurboord, opdat de uitschietende wind nimmer van onder de lij kunne komen. De gansche rei der zuidelijke of benedenwinds Antili- sche eilanden, van Tobago af tot Aruba ingesloten blijft van die verschrikkelgke stormen vrij. Men zou wel als tegenbewijs kunnen aanbalen, den storm, die, op den 24* Junij 1831, de Nederlandsche oorlogbrik Sirene, in de baai van Buon-ayre, deed stranden, en welke even dezelfde verschijnselen had, en met dezelfde verandering van wind gepaard ging, als gewoonlijk bij de orkanen geschiedt : doch deze storm was daar ter plaatse iels z ongewoons, dat men er, noch bij menschen geheugenis, noch uit oude aanteekeningen...”
12

“...354 te halen, en er na dien tijd tot op den huidigen dag, 100 iets ook niet meer is bijgewoond geworden, ofschoon inmiddels de loefwaarlsche eilanden meermalen door orka- nen werden bezocht. Dat er in de maand Janiiarij 1834, gedurende een en twintig achter een volgende dagen, in de Caraibinche zee, een zeer harde en buijige passaat, meestentijds uit het O. N. O. heeft gewaaid, zdat het op den en igdeu jje|. maand, tusschen de 15 en 17 breedte en omstreeks de lengte der Loef-Aves, bepaald stormde, terwijl op de bovenwinds eilanden (onder anderen op St. Martin en St. Eustatius) de wind somwijlen tot noorden liep en van orkaan vlagen vergezeld ging, is almede een ongewoon verschijnsel geweest, hetwelk uit dien hoofde geenszins het vroeger aangevoerde verzwak- ken kan, dat de maanden Julij, Augustus en Septem- ber te regt als de orkaan maanden moeten beschouwd wovd&ti f I ) WITTE BUIJEN. Deze buijen, misschien meer algemeen bekend onder de Engelsche benaming white squalls, hebben somwijlen...”
13

“...uit den wal, loopt de stroom meestal west noord-west waarls. Op de kust heeft dezelve in de maanden Augustus en September de meeste kracht, en rigt zich dan dikwijls noord-westelijk en daar benoorden, terwijl het daaren- tegen in de overige maanden wel gebeurt, dat deszelfs strekking bezuiden het westen en minder krachtig bevon- den wordt. Wanneer men binnen de 8 mijlen uit den wal is, zal men de eb en vloed-stroomen der rivieren gevoelen. De vloed, namelijk, loopt om de Z. W. en in den wal, terwijl de eb om de N. O. er uit trekt. Deze laatste stroom is dus voordeelig voor de schepen, welke moeten opwer- ken van de eene rivier naar de andere. Zij zullen het best doen om, zoo veel de diepgang van het schip zulks toelaat, met kleine slagen onder den wal op te werken; en vooral zich altijd binnen het gebied der eb en vloed stroo- men te honden, laverende met de eb op, op het lood af, en gaande ten anker zoodra de vloed doorkomt, om van ebbe weder onder zeil te gaan. Tevens behoort men bij zulk...”
14

“...voorbeeld, dat men hier, zelfs tot op 11 a 12 graden noorderbreedte, den eenen dag eenen stroom vond, welke het schip 8 of 10 mijlen in het etmaal om de W. N. W. en den volgenden dag daarentegen even zoo veel om de O. N. O. zette. Ofschoon de stroom ook wel eens om de N., om de Z. W. en soms om de Z. O. of Z. trekt, zoo is dezelve toch meestentijds in rigting, tusschen het N. W.f.N. en W.N.W., hebbende in De- cember, Januarij Februarij, Junij en Julij de meeste, doch. altijd zeer ongelijke en onregelmatige, en in Augus- tus, September en October, de minste kracht. Inde Cardihische zee. Digt onder de lij dier Antilische...”
15

“...graad breedte, cirkclsgewijze nagenoeg noord en zuid van elkan- der liggen, vindt men natuurlijkerwijze geen of althans zeer geringen stroom. Voor de opening der versehillende straten, door die eilanden gevormd, is echter meestal de stroom om de W. N. W. en levens (vooral in de straten bezuiden Martinique) veelal sterk, somwijlen met 24: en zelden met minder dan ne mijl vaart. Benoorden Marti- nique kan men in de straten wel eens eenen stroom om de ]\. O. of om de Z. O., ook wel om de N. t. O. of zui- den, aantrelTen. Dit is ook het geval met de stroomen in de Carahisclie zee, als welke men doorgaans rekenen moet, om de N. W. t. N. en N. W. t. W. te loopen, doch die ook wel eens om de N. N. O. en Z. Z. O. willen trekken, zonder dat men in het minst, door den phases van de maan of iets anders, op eenige regelmatige verandering in de rigting of in de kracht kan rekenen; als welke laatste meest van die des winds schijnt afhankelijk te wezen en zeldzaam zich boven de 2 Duilsche mijlen, per...”
16

“...358 MiswiJz.mo. De miswijzing in deze streken is noord oostering en bedraagt op de kust van Guyana tot bij Trini- dad, niet meer dan 31 (1). Op de meer noorde- lijke Antilische eilanden neemt zij af tot 1 en groeit, naarmate men westelijker komt, weder aan tot 5. Op de verschillende eilanden echter regelt zij zich niet vol- komen naar deze bepaling, waarvan eenige plaatselijke aantrekking welligt de oorzaak mag zijn : maar niet te min kan men het als eenen algcmeenen maatstaf er voor houden, dat, gelijk boven gezegd is, de miswijzing, hoe westelijker men zich bevindt, vermeerdert, terwijl zij dit met alle andere plaatsen der aarde gemeen heeft, dat zij op dezelfde plaats, ten allen tijde, niet even groot is; echter die verandering is zeer gering. Men zie nader het slot van het volgend hoofdstuk. DE RUST VAN GUYANA EN AANWIJZING WAAR DEZELVE AAN TE DOEN. De kust van Hollandsch Guyana is overal laag, moe- rassig en door de groote vruchtbaarheid zeer boomrijk, bijna overal eenc effen groene...”
17

“...verlangde haven te geraken en integendeel zeker te zijn, dat men zich nog boven dezelve bevond: tevens om zich beter aan het land te kunnen verkennen, hetgeen zoo ver oostwaarts op veel beter kan geschieden, dan bewesten de rivier Marowyne. Intusschen, z doende moest men ook de Constapels eilanden op de kust van Fransch Guyana voorbij zeilen, welke het geen zaak is des nachts nabij te komen, omdat in derzelver omstreken reeven en ook blinde klippen gelegen zgn. Bewesten de rivier Marowyne daarentegen, bevinden zich volstrekt geene gevaren in het vaarwater. Daarom, en vermits tegenwoordig toch verreweg de meeste schepen van tijdmeters voorzien of behooren voor- zien te zijn, kan men gerust aanbevelen om bij de gezegde rivier land te halen hetgeen nog bovendien dit vr heeft, dat het de reis aanmerkelijk bekort. Het blijft echter altijd zaak hoven de haven der bestemming land te halen, uit hoofde van de straks gemelde stroomen. Men stelle dan den koers op de rivier Marowyne, en op ongeveer 6-|- breedte...”
18

“...de banken zal drijven. Over dag kan men tot 6 en 5 vadem (10 en 8| el) den wal naderen en zal, indien het niet al te donker en regenachtig weder is, aldaar ook wel land in het zigt hebben. Echter hierop moet men niet te veel slaat maken, want dikwerf is de kust in zulk eenen nevel gebuid, f wel in de regentijden de lucht z buijig, dat men de kust in het geheel niet zien kan. Bekomt men bij het afnemen der diepte, dunnen slijk of moddergrond, dan zal men, ook zonder land gezien te hebben, daaruit kunnen besluiten bewesten de Maro- wyne te wezen. Met uitzondering der maanden half Julij Augustus, September tot half October, zal men steeds, tot onder de kust, eenen frisscben noord-oost passaat behouden : doch meestentijds verliest men dien in de opgenoemde maanden reeds nabij den lO"^ of 12'^ graad noorder breedte en bekomt stilten, veranderlijke winden, buijen, sterke en zeer onregelmatige westelijke stroomen, somwijlen met sterke rafelingen en hooge korte deining, benevens de reeds vermelde...”
19

“...Hollandsch Guyana, gelijk reeds gezegd is, zeer boomrijk en moerassig zijnde en nagenoeg overal een ellen vlak verloonende met, vooral bij de Marowyne, geene, immers weinig, kenmerkende bijzonderheden, kan zulks inderdaad den op die kust onbekenden misleiden. Doch er zijn wel eenige kenmerken aan te wijzen, waar- door men zich kan overtuigen bij welke van beide rivie- ren men zich bevindt. Men lette dan op: 1. Dat, wanneer men met eenige aandacht het lood gebruikt, men bij de Marowyne vrij harden, groven, graauwen zandgrond en westelijker op, zachten blaauwen en grijzen modder zal aantreffen....”
20

“... de Nederlandsche vlag zien kan. De oosthoek van die rivier is minder hoog en het geboomte ddar minder digt aan een. Surinames westhoek daaren- tegen is laag, effen en glad, zonder eenige verhevenheid en bogt gaande weg westwaarts henen. Derzelver oost- hoek beslaat uit zeer digt geboomte. 5. Dat, bij de Marowyne, de vloed om de Z. W. t. W. de rivier inlrekt en bij de Suriname dezelve om de west loopt en de schepen naar den lij-wal dringt. Men heeft ook wel als onderscheidend kenmerk willen aanvoeren, dat men bij de Marowyne, in tegenstelling van de Suriname, waar znlks niet beslaat, hoog binnen- land en tafelgebergte ziet. Dat het er is valt niet legen te spreken, doch men kan het geenszins als eene verkenning opgeven: vermits men al zeer helder weder moet hebben om het te zien, terwijl verreweg de meeste tijd dat binnenland te zeer in nevcldarapen of wolken gehuld is,...”