1 |
|
“...wind op.
Uit al het bovengemelde zou men welligt meenen te
moeien opmaken, dat er op deze kust afwisselende land-
en zeewinden waaijen. Ofschoon zeer dikwerf, ja meestal
des nachts, de wind zuidelijker trekt dan over dag, zoo
hebben er toch geene eigenlijk gezegde land- en zeewin-
den plaats.
In den Atlantischen oceaan. Op meerder dan de te
voren aangehaalde tien of twaalf mijlen afslands van de
kust, vindt men minder verandering, zoo in de rigting
als in de kracht van den wind, en dus meer den ei-
genlijk gezegden passaat. Daar zal men denzelven meer
bestendig tusschen het Z. O en N. O. aanlreffen, veelal
vast blijvende tusschen het O.N. O. en O. Z. O. Evenwel,
naarmate men noordelijker komt, en dit bepaaldelijk van
Januarij tot April, loopt de wind meer naar het noorden
lot soms N. N. O. Gewoonlijk heeft men frissche en stijve
bramzeils koellen, maar in de maanden Julij, Augustus en
September blijft de wind oostelijker, en krijgt men, vooral
naar gelang men noordelijker is, stilten, soms...”
|
|
2 |
|
“...378
tien bakboorils wal een weinig op, waarom men dat ei-
landje, bij het opvaren, aan bakboord moet houden.
Tegen over het kamp Delft, strekt zich, langs den wes-
telijken oever der rivier, cene harde zandbank, tot om-
streeks middens vaarwaters uit, met grof roodachlig zand,
vermengd ,met eene glinsterende zelfstandigheid. Nade-
maal, in de drooge tijden, reeds een paar uren vr laag
water, deze bank voor een groot gedeelte droog begint te
vallen, zoo is zij bij uitnemenheid geschikt om er kleine
vaartuigen, als schooners, barkassen, ponten, enz. op het
drooge te zetten, ten einde dezelve schoon te maken, te
breeuwen enz. Kleine koopvaarders, die zich in deze rivier
begeven, maken daarvan dan ook lot het gezegde einde
gebruik.
De rivier heeft verscheiden bogten, welke zich, met
lange ronde hoeken, dan eens O.Z.0. dan weder N.W.
of Z.W. strekken, waardoor de afstand van het tablisse-
ment Andrega, hetwelk ongeveer 7 mijlen hemelsbreedte
van de monding ligt, op den wester oever, nu wel op...”
|
|
3 |
|
“...is, zoowel als tusschen Vincent en Lucia, een zuiver
vaarwater. Beiden kunnen dieuen om, uit den Atlanti-
schen oceaan komende, de Caraibische zee in te zeilen.
ST. LUCIA.
Ofschoon minder hoog dan St. Vincent, beslaat dit
eiland toch ook uit hoog en spits bergachtig land, onder
welks bergen er zich veel zeer steile bevinden. Uit het
oosten komende doet het zich voor als een lang eiland.
De noord- en zuidpunten, alhoewel altijd bergachtig blij-
vende, loopen lager af dan het midden gedeelte des ei-
lands. Genoegzaam op gelijke afstanden der noord- en
zuid-uiteinden van het land, verheffen zich in het midden
van hetzelve twee ronde, zeer kenbare bergtoppen, welke
alzoo het eiland in drie, nagenoeg gelijke deelen afschei-
den. Tusschen die twee bergtoppen in is het land het
hoogst en een weinig gehakkeld. Benoorden den zuide-
lijken dier bergtoppen, staat een puntige pieksgewijze
berg, die almede zeer kenbaar is.
Er worden aan de zuid westzijde mede twee zeer ken-
bare pieken gevonden de ...”
|
|
4 |
|
“...410
W5
s
n
'LI
RODONDO.
Dit is een klein onbewoond eiland, van
niet meer dan eene halve mgl over kruis.
Het beslaat uit eenen enkelen koepelsgewgs
hoogen en onvruchtbaren berg, dien men op
6 of 7 mijlen afslands kan zien. Zeer nabij
deszelfs zuid oostzijde ligt nog een klein ei-
landje.
Het is rondom 'schoon en men kan er zeer
.t
digt langs varen, vermits de oevers steil zijn.
NEVIS.
De eilanden Nevis en St. Christojfel, die
men gewoonlijk gelijktijdig te zien krijgt,
zgn beiden hoog en bergachtig: echter Nevis
het laagst. Van dit laatste eiland loopen de
zuid- en westkanlen, naar den oever toe,
laag af, zoodat het, als men uit het zuiden
of westen komt, zich altijd voordoet, als
eenen, in het midden hoogen en spitsen
berg, die aan weerszijden laag afloopt
en welks top steeds met wolken bedekt is.
' Evenwel, als men zich bezuiden het eiland
bevindt, dan ziet men ten zuid-ooste van
dien berg nog eenen. hoewel lageren, niet te
. min tamelijk verheven berg. Aan de noord
en oost kanten is...”
|
|
5 |
|
“...I#
i
I
Als men uii^en Atlanti-
tchen oceaau, bezuiden om
Nevis henen, is gekomen
en westwaarts opzeilt, ziet
men naar mate men het ei-
land oostelijker krijgt, een
paar eilandjes (de Booby of
/^05'e/-eilanden)en twee klip-
pen (de Cows of Koeijen),
benoorden hetzelve te voor-
schijn komen welke gele-
gen zgn in de straat tusschen
^ Nevis en Si, Chrisioffel,
^ op de Engelsche kaarten
gewoonlijk de Naauwle
, of Narrows genaamd. Uit
'I deze benaming kan men al
^ terstond opmaken, dat die
^ straat niet als een vaarwa-
^ ter te beschouwen is, gelijk
* dezelve dan ook vol klippen
ligt, terwijl er zich boven-
dien benoorden Nevis, een
rif bevindt, hetwelk zich
ongeveer IJ of 2 mijlen, in
eene N. N. Ooster rigtiiig,
van den wal uitstrekt, het-
welk men zorgvuldig ver-
mijden moet.
De Boobys en Cows zien-
de, zal men zich ook ver-
beelden nog een klein rots-
achtig kaal en onvruchtbaar...”
|
|
6 |
|
“...maar n
tamelijk hoogen ronden berg heeft, die uit het midden
des eilands oprijst.
Het hoogste land van Tortola is piekvormig, met daar
benoorden en bezuiden twee kleine uitstekende bergtop-
pen, terwijl overigens, noordwaarts, het gebergte, met
eene zacht afloopende vlakte, zonder uitstekende punten,
naar de oppervlakte der zee neigt.
Noch St. Jan, noch St. Thomas, hebben eenige bijzon-
der uitstekende berglo[)pen en het land loopt zeewaarts
langzaam af.
Tusschen St. Thomas en het Krabben of Vigue ei-
land is een zuiver vaarwater gelegen....”
|
|