1 |
|
“...aan de Nederlandsche oorlog-
schepen wordt medegegeven, als gids lot het bevaren der
kust van Hollandsch Guyana hoewel in der lijd goed
en voldoende naauwkeurig, thans echter, door het veran-
deren der kenmerken op meergeiegde kust, gebrekkig
en voor hem die er onbekend is, onvoldoende mag be-
schouwd worden, zal wel geen betoog behoeven. Ieder
zeeman, die onze Nederlandsche Wesl-Indische kolonin
bezocht heeft, zal daarvan gewis de ondervinding tol bewijs
kunnen aanhalen. Die overtuiging lokte dan ook de po-
gingen uit, om eene nieuwe zeevaartkundige beschrijving
onzer Wesl-Indische Bezittingen voort te brengen.
Zeelieden, met die vaarwaters bekend, zal deze beschrij-...”
|
|
2 |
|
“...344
Ting, vooral daar, waar het geldt de kust van Hollaudsch
Guyana en de rivieren, welke er nilwateren, wel toeschij-
nen als te veel in kleine bijzonderheden t(j treden, en
gevolgelijk te omstandig te wezen; doch, wanneer men
bedenkt, dat dezelve is opgestcld niet voor de zoodanigen,
die er bekend zijn, maar om diegenen voor te lichten,
die er ten eenenmale onbekend zijn, dan zal ongetwijfeld
die beoordeeling eene andere wending nemen.
Met dit schrijven heb ik mij voorgesteld eenige aanwij-
zingen te geven lot het aandoen der kust van Hollandsch
Guyana, het binnenzeilen der verschillende bevaarbare
rivieren aldaar, bet opwerken van de westelijke grens
onzer kolonie op deze kust naar de Suriname, het zeilen
van daar naar de Nederlandsche Antilische eilanden, en
eindelijk, het wederom terugkeeren van dezelve naar
Paramaribo.
Nademaal men nu, bij het varen naar die eilanden en
het weder opwerken naar de rivier Suriname, ook on-
vermijdelijk eenige der overige Antilische eilanden in het
gezigt...”
|
|
3 |
|
“...bijgevoegd. De kust van Engelsch Guyana
en de verdere noordkust van Zuid-Amerika tot bij Tri-
nidad, zijn daarbij niet opgenomen, omdat men, zelfs al
(1) Het mag voor het nationaal gevoel atreelend worden geacht,
dat, in de vermelde werken van iibdy, een aantal zeer belangrijke
mededeelingen voorkomen van den voormaligen luitenant onzer
marine j. ii. bisschop gukeveiiso welke mededeelingen PRn, in zeer
vleiende bewoordingen, hoogehjk roemt, en het zal wel niet behoeven
gezegd te worden, dat deze dan ook hier bijzonder in aanmerking
lijn gekomen....”
|
|
4 |
|
“...terstond om de fVest, dat ge-
deelte van de kust niet in het ge/.igt zal krijgen. Wijders
strekt zich deze tafel, even als de beschrijving zelf, niet
verder uit dan tot de lengte van nabij 72" bewesten Green-
wich, omdat men, bij het varen naar en van het weste-
lijkste onzer Nederlandsche Antilische eilanden wel niet
dan hoogst zeldzaam verder dan de opgenoemde lengte
zal behoeven te komen.
Dat poRDY zich tot het opstellen zijner geographische
tafelen bijzonder veel moeite heeft gegeven, is algemeen
bekend, en veilig mag men die van hem overnemen,
gelijk dan ook hier geschied is, voor zoo ver zyne tafelen
de verlangde punten mededeelen. Hij zelf roemt hoogelijk
de opnemingen van de Spaansche officieren, en dewijl de
lengte bepalingen, vooral van chrugga en fidaigo (1),
gewoonlijk weinig met die van pcrdy verschillen, zoo zijn
die dan ook in deze tafel aangewezen dddr waar zij be-
kend waren. Doch ook van anderen worden, in deze
tafel, plaats bepalingen medegedeeld en het is mij niet
ondienstig...”
|
|
5 |
|
“...gezegde N. C, uit de eon-
naissance des tems, uit kapers, navigation, 2 erf.enz,,
doch dit is voorbedachlelijk nagelaten, ten einde niet door
menigvuldige, soms,wel eens wat uileenloopendc, bepalin-
gen van een en hetzelfde punt, den zeeman in twijfel te
brengen, welke hij dan als de ware moet aannemen.
Wanneer er van mijlen afslands wordt gesproken,
worden er overal duitsche mijlen, van 15 in nen graad,
bedoeld.
Aangehaalde kompasstreken zijn altijd regt wijzend.
Eenige weinige landverkenningen en een paar plan-tee
keningen, die men in pords werken niet vindt, scheen
het mij toe niet onnut te zijn hier bij te voegen.
Mogl men in dit schrijven eenige nuttige aanwijzingen
vinden, voor als nog elders niet medegedeeld dan ware
dit gewisselijk eene aangename voldoening voor de boven
opgenoemde officieren onzer marine, die mij hunne op-
merkingen toevertrouwden, alle'nlijk met het doel om
dezelve voor anderen nuttig te doen zijn.
J. MODERA.
De Nederlandsche Wesl-Indische bezittingen bepalen
zich...”
|
|
6 |
|
“...348
als rjrooten regentijd bekend slaan : willende men daar-
mede te kennen geven, dat gedurende de drie eerstge/.egde
maanden de regenbuijen minder aanhoudend en minder he-
vig xijn dan in de drie laatstgenoemde. De maanden Maart,
April en Mei, worden kleine, en September, October en
November groote drooge tijd genaamd; dat is, dat in
Maart, April en 5Iei, de luchtgesteldheid gematigder en
aangenamer is dan in de overige maanden van droogen lijd.
Niet te min moet men hieruit geenszins opmaken, dat
het alln in de regentijden regent en daarentegen in
de drooge lijden niet. Zeldzaam gaat er eene geheele
maand voorbij zonder regen; maar in de zoogenaamde
drooge tijden zijn die regens niet zoo zwaar, hebben zeld-
zamer plaats en bepalen zich meest bij enkele bnijen, als
wordende dezelve in dien tijd gewoonlijk door de noord-
oosle en oostelijke zeewinden al ras verdreven: terwijl
zij in de regentijden veelvuldiger en langduriger zijn en,
voornamelijk gedurende den grooten regentijd, dikwerf...”
|
|
7 |
|
“...uit den wal is gemeen-
lyk de wind zuidelijker dan boven dien afstand; vooral in
de regentijden, treft men dikwerf zuidelijker winden aan,
te weten; oost O. Z.O., Z.O., ja zelfs wel eens tot bewes-
ten het zuiden omloopende en met het doorkomen van
regen en onwersbuijen veeltijds ook windbuijen, doch ove-
rigens flaauwe koellen. Bepaaldelijk in den grooten regen-
tijd, van Julij tot September, hebben er dikwerf stilten
plaats met drukkende hitte. Over dag loopt dan vaak,
met het rijzen der zon, de wind oostelijker tot O. N. O. en
N. O. met meer gestadige koelte.
In de drooge tijden bepaalt de wind zich gewoonlijk
tusschen het O. Z. O. en N. O., s morgens flaauw en be-
zuiden het oosten, doch over dag frissche bramzeils koelte
en benoorden het oosten.
Het is niet de zon alln, die, zoo als uit het bovenge-
zegde blijkt, invloed heeft op de kracht en rigting des
winds. Men heeft ook opgemerkt, dat de maan daarop niet
zonder invloed is, vooral dan, wanneer zij over dag boven
den horizont komt;...”
|
|
8 |
|
“...krijgt men, vooral
naar gelang men noordelijker is, stilten, soms afwisselende
met gereefde marszeils koelten, buijen en ook wel storm.
Het is ook geenszins zonder voorbeeld, dat men digt
bij en te loefwaarls van de noordwaarts strekkende Anti-
lische eilanden, aauwe westelijke winden ontmoet, be-
paaldelijk in April en Mei; als wanneer ook daar ter
plaatse de passaat gewoonlijk flaauwer is dan in de
overige maanden.
In de Caraibische zee. Zoo lang men zich digt onder
de ly der loefwaarlsche Antilische eilanden bevindt, zal
men veeltijds zeer ongestadige koelten hebben: dan eens
flaauw, dan bramzeils, dan weder marschzeils koelte en,
bij hel vrij komen van ,hoog land, dikwerf zware valwin-
den ; in n woord, men zal het treffen in voege als zulks...”
|
|
9 |
|
“...November en
December tot April, sterk doorwaaijen en nog al noordelijk
zijn, zich dan meest bepalende tusschen het O. N. O. tot
noorden.
Bij Trinidad en omstreken is de wind, gedurende den
droegen tijd, die aldaar van December tot Junij heerscht,
meest van het N. O. en O., en in den regentijd van het
Z. O. en zuidelijker. In het laatst van Junij wordt het
daar buijig en stormachtig, hetgeen in Augustus en Sep-
tember gewoonlijk nog meer het geval is, terwijl het in
October bijna dagelyks hard en stormachtig waait, met
zwaren regen. Na dien tijd nemen wind en regen in
hevigheid af.
Bezuiden de oost- en westwaarts strekkende rei der
Ly-Antilische eilanden vindt men in Julij, Augustus en
September, veeltijds ongestadige flaauwe koelten uit het
Z. O., Z., lot Z.W. en soms West, afwisselende met on-
wersbuijen. Die maanden zijn echter voor het noordelij-
ker gedeelte der Caraibische zee de zoogenaamde orkaan
maanden. Dan waait het meestentijds met ongestadige
en slgve koelten, welke, somwijlen met...”
|
|
10 |
|
“...en einde-
lijk, het angstig rondvliegen der vogelen, die, door na-
tuurlijk voorgevoel en vrees gedreven, eene schuilplaats
tegen het naderend gevaar zoeken. Dan begint de wind
uit het N. O. door te zetten, schiet spoedig en met toene-
mende kracht naar het N. en N. W. uit en loopt z rond
naar het Z. W. In die oogenblikken is de orkaan in des-
zelfs volle kracht, gaat van hevigen regen en bliksem
vergezeld, verwoest alles wat hij ontmoet en bedaart niet
weder alvorens de wind, door het zuiden henen, op nieuw
naar het Z. O. en O. trekt. Dan neemt deszelfs kracht
spoedig af en hij verandert in den gewonen passaat, wor-
dende door onweder en bliksemstralen afgewisseld.
Als men dus op de reede ligt van eenig der bovenwinds
eilanden, welke allen aan dezen geesel onderworpen zijn,
en men klaar kan wezen, om onmiddellijk zee te kiezen,
dan verzuime men vooral niet zulks te doen, zoodra men,
aan de bovengenoemde kenteekenen, het naderen van eenen...”
|
|
11 |
|
“...houden; ja het is geenszins een vreemd verschijnsel, na
den storm, op het strand stukken koraalgrond of klippen
geworpen te vinden, welke afkomstig zijn van den grond
op de reede (1).
Met zoo veel kracht van zeil als men kan om de zuid
te loopen, zal wel het besle wezen, vermits de onder-
vinding geleerd heeft, dat het gebied der orkanen zich
niet, of immers weinig, zuidelijker uilslrekt dan de
twaalfde graad breedte. Doch kan men niet spoedig
genoeg zuid halen, en ziet men de onmogelijkheid in om
den storm te ontvlieden, zoodat men in bijleggen zijn heil
moet zoeken, dan doe men zulks niet anders dan over
stuurboord, opdat de uitschietende wind nimmer van onder
de lij kunne komen.
De gansche rei der zuidelijke of benedenwinds Antili-
sche eilanden, van Tobago af tot Aruba ingesloten blijft
van die verschrikkelgke stormen vrij. Men zou wel als
tegenbewijs kunnen aanbalen, den storm, die, op den
24* Junij 1831, de Nederlandsche oorlogbrik Sirene,
in de baai van Buon-ayre, deed stranden,...”
|
|
12 |
|
“...Augustus en Septem-
ber te regt als de orkaan maanden moeten beschouwd
wovd&ti f I )
WITTE BUIJEN.
Deze buijen, misschien meer algemeen bekend onder de
Engelsche benaming white squalls, hebben somwijlen,
doch niet veelvuldig, tusschen de bovenwinds eilanden
plaats. In tegenstelling der orkanen kenmerken zij zich
niet door zware luchten, maar door eenen grijzen mot-
achtigen regennevel, welke op den geel gekleurden hori-
zont hangt. Verbreekt zich die geelachtige streep tusschen
de kim en het schip, dan nadert de bui hard, vliegt met
geweld door het tuig en weinige minuten later is de korte
stormbui wederom bedaard.
In het algemeen kan men van het slechte weder in
deze wateren gerust zeggen, dat hel zeldzaam aanhoudt,
en meest altijd zich tot korte, doch wel eens harde
buyen bepaalt.
(1) Z. M. Brik Pegasus had de ondervinding van die stormachtige
dagen....”
|
|
13 |
|
“...355
STROOMEN.
Op de kust van Guyana. Boven de acht of negen mij-
len uit den wal, loopt de stroom meestal west noord-west
waarls. Op de kust heeft dezelve in de maanden Augustus
en September de meeste kracht, en rigt zich dan dikwijls
noord-westelijk en daar benoorden, terwijl het daaren-
tegen in de overige maanden wel gebeurt, dat deszelfs
strekking bezuiden het westen en minder krachtig bevon-
den wordt.
Wanneer men binnen de 8 mijlen uit den wal is,
zal men de eb en vloed-stroomen der rivieren gevoelen.
De vloed, namelijk, loopt om de Z. W. en in den wal,
terwijl de eb om de N. O. er uit trekt. Deze laatste stroom
is dus voordeelig voor de schepen, welke moeten opwer-
ken van de eene rivier naar de andere. Zij zullen het
best doen om, zoo veel de diepgang van het schip zulks
toelaat, met kleine slagen onder den wal op te werken; en
vooral zich altijd binnen het gebied der eb en vloed stroo-
men te honden, laverende met de eb op, op het lood af,
en gaande ten anker zoodra de vloed doorkomt...”
|
|
14 |
|
“...somwijlen met 24: en
zelden met minder dan ne mijl vaart. Benoorden Marti-
nique kan men in de straten wel eens eenen stroom om
de ]\. O. of om de Z. O., ook wel om de N. t. O. of zui-
den, aantrelTen.
Dit is ook het geval met de stroomen in de Carahisclie
zee, als welke men doorgaans rekenen moet, om de
N. W. t. N. en N. W. t. W. te loopen, doch die ook wel
eens om de N. N. O. en Z. Z. O. willen trekken, zonder dat
men in het minst, door den phases van de maan of iets
anders, op eenige regelmatige verandering in de rigting
of in de kracht kan rekenen; als welke laatste meest van
die des winds schijnt afhankelijk te wezen en zeldzaam
zich boven de 2 Duilsche mijlen, per wacht, verheft. Niet
te min meent men te hebben opgemerkt, dat de slroo-
men om de oost zich meestal bepalen lot den lijd van
de volle maan.
Midden "s vaarwaters in de Carabische zee, dal is
omstreeks de 13 tot 16 breedte, is echter, door alle
jaargetijden henen, de stroom sterker dan onder de eilan-
den of kusten. Overigens...”
|
|
15 |
|
“...358
MiswiJz.mo.
De miswijzing in deze streken is noord oostering
en bedraagt op de kust van Guyana tot bij Trini-
dad, niet meer dan 31 (1). Op de meer noorde-
lijke Antilische eilanden neemt zij af tot 1 en groeit,
naarmate men westelijker komt, weder aan tot 5. Op
de verschillende eilanden echter regelt zij zich niet vol-
komen naar deze bepaling, waarvan eenige plaatselijke
aantrekking welligt de oorzaak mag zijn : maar niet te
min kan men het als eenen algcmeenen maatstaf er voor
houden, dat, gelijk boven gezegd is, de miswijzing, hoe
westelijker men zich bevindt, vermeerdert, terwijl zij dit
met alle andere plaatsen der aarde gemeen heeft, dat zij
op dezelfde plaats, ten allen tijde, niet even groot is;
echter die verandering is zeer gering. Men zie nader het
slot van het volgend hoofdstuk.
DE RUST VAN GUYANA EN AANWIJZING WAAR
DEZELVE AAN TE DOEN.
De kust van Hollandsch Guyana is overal laag, moe-
rassig en door de groote vruchtbaarheid zeer boomrijk,
bijna overal eenc effen groene...”
|
|
16 |
|
“...zoo ver oostwaarts op veel beter kan geschieden,
dan bewesten de rivier Marowyne. Intusschen, z doende
moest men ook de Constapels eilanden op de kust van
Fransch Guyana voorbij zeilen, welke het geen zaak is
des nachts nabij te komen, omdat in derzelver omstreken
reeven en ook blinde klippen gelegen zgn. Bewesten de
rivier Marowyne daarentegen, bevinden zich volstrekt
geene gevaren in het vaarwater.
Daarom, en vermits tegenwoordig toch verreweg de
meeste schepen van tijdmeters voorzien of behooren voor-
zien te zijn, kan men gerust aanbevelen om bij de gezegde
rivier land te halen hetgeen nog bovendien dit vr heeft,
dat het de reis aanmerkelijk bekort. Het blijft echter altijd
zaak hoven de haven der bestemming land te halen, uit
hoofde van de straks gemelde stroomen.
Men stelle dan den koers op de rivier Marowyne, en
op ongeveer 6-|- breedte gekomen, werpe men het lood.
Vindt men nu 50 a 60 vadem (85 a 102 ellen) zwarlachlig
zand, dan slure men, op elke wacht een paar malen loo-
dende...”
|
|
17 |
|
“...
als wanneer de stroom het schip van zelve bewesten de
banken zal drijven. Over dag kan men tot 6 en 5 vadem
(10 en 8| el) den wal naderen en zal, indien het niet
al te donker en regenachtig weder is, aldaar ook wel land
in het zigt hebben. Echter hierop moet men niet te veel
slaat maken, want dikwerf is de kust in zulk eenen nevel
gebuid, f wel in de regentijden de lucht z buijig, dat
men de kust in het geheel niet zien kan.
Bekomt men bij het afnemen der diepte, dunnen slijk
of moddergrond, dan zal men, ook zonder land gezien
te hebben, daaruit kunnen besluiten bewesten de Maro-
wyne te wezen.
Met uitzondering der maanden half Julij Augustus,
September tot half October, zal men steeds, tot onder de
kust, eenen frisscben noord-oost passaat behouden : doch
meestentijds verliest men dien in de opgenoemde maanden
reeds nabij den lO"^ of 12'^ graad noorder breedte en
bekomt stilten, veranderlijke winden, buijen, sterke en
zeer onregelmatige westelijke stroomen, somwijlen met
sterke rafelingen...”
|
|
18 |
|
“...wel met baklows miswyzing kaart overeenkomen.
Men zal bij het oploopen der kust ook eene kleinere soort
van vliegenden visch ontwaren dan wel op dieper water,
hebbende deze visch ook donkerder vinnen dan gene.
Des nachts is het, veeltijds nog al vrij sterk, vuren van het
water ook eene goede aanwijzing dat men de kust nadert.
ONDERSCHEIDENDE KENMERKEN TER BEPALING
OF MEN ZICH BIJ DE SURINAME OF BIJ
DE MAROWYNE BEVINDT.
Het is meer dan eens gebeurd, dal schepen, van om de Oost
komende, zich vergisten in de verkenning der kust van Hol-
landsch Guyazia; zoodanig, dat zij de rivier ilfaroioyne voor
de meer westelijk gelegen Suriname aanzagen. Zulk eene
vergissing kan nadeelige gevolgen hebben, omdat de eerst-
genoemde aan het inkomen vol harde zandbanken is. Te-
genwoordig, nu men tijdmeters heeft, is eene dergelijke
vergissing minder te vreezcn en valt dan ook zeldzaam voor.
De kust van Hollandsch Guyana, gelijk reeds gezegd
is, zeer boomrijk en moerassig zijnde en nagenoeg overal
een ellen...”
|
|
19 |
|
“...363
dan dal men het kunne bespeuren. Maar ziel men het,
dan is bet een zeker bewijs, dat men zich bij de Maro~
tcyne en niet bij de Suriname bevindt.
Voor beide rivieren liggen banken; die van de Maro-
wyne zijn kenbaar aan den reeds vermelden groven graau-
wen zandgrond, van welken het zand, naarmate men
westelijker komt, fijner wordt. Deze banken kan men niet
binnen de 5 vademen (8^ el) naderen. De Suriname
banken beslaan uit graauwen moddergrond, en deze kan
men gerust tot 3J en 3 vadem (5951 palmen) aanzeilen.
HET VAREN LANGS DE RUST TOT AAN
DE SURINAME.
Wanneer men de rivier Marowyne voorbij is, vindt men
weldra eene bank met blaauwen modder en slijk, bij de
Via-Via kreek, die vrij vlak is en met eene punt noord-
waarts uit den wal steekt; doch lot op 5 vadem (8^ ellen)
wel genaderd kan worden. Voorbij deze bank wordt het
weder dieper. Bewesten gezegde kreek ligt, lusschen
dezelve en post Orange, nog eene bank, die op de kaar-
ten niet bekend is.
VoiiOrange is kenbaar aan een paar...”
|
|
20 |
|
“...365
zullen halen, dan is het aan te raden om hier, op 4 a 5
vadem (68 a 85 palmen) te ankeren, liever dan gedu-
rende den nacht, met klein zeil, om de noord te gaan
liggen; want men zou dat doende wel cens gevaar kunnen
loopen van, door den stroom, beneden de rivier gedreven
te worden.
Na de ^aroppa-kreek ontdekt men hel verbrande
bosch, kennelijk aan eene groole uitgestrektheid dorre
boomstammen, welke van het overige, altijd groene hout
zeer goed te onderscheiden zijn.
Tot hiertoe hel op 3^ vadem (59| palm), of daarom-
trent uit den wal gehouden hebbende, zal nu de grond
beginnen op te droogcn en men zal noordelijker moeten
houden, ten einde z langs de bank te loopen, op het
lood af, in 3^ en 4 vadem {59^68 palmen).
Dan zal men de valsehe braamspunt bespeuren, welke
zich voordoet als een steile hoek, met overhangende boo-
men of struiken en verder ziet men vooreerst geen land.
Deze punt omtrent in het Z. Z. W. hebbende, zal men
de ijzeren schuitjes en boeijen beginnen Ie ontdekken,
welke...”
|
|