1 |
 |
“...buijige passaat, meestentijds uit
het O. N. O. heeft gewaaid, zdat het op den en
igdeu jje|. maand, tusschen de 15 en 17 breedte en
omstreeks de lengte der Loef-Aves, bepaald stormde,
terwijl op de bovenwinds eilanden (onder anderen op
St. Martin en St. Eustatius) de wind somwijlen tot
noorden liep en van orkaan vlagen vergezeld ging, is
almede een ongewoon verschijnsel geweest, hetwelk uit
dien hoofde geenszins het vroeger aangevoerde verzwak-
ken kan, dat de maanden Julij, Augustus en Septem-
ber te regt als de orkaan maanden moeten beschouwd
wovd&ti f I )
WITTE BUIJEN.
Deze buijen, misschien meer algemeen bekend onder de
Engelsche benaming white squalls, hebben somwijlen,
doch niet veelvuldig, tusschen de bovenwinds eilanden
plaats. In tegenstelling der orkanen kenmerken zij zich
niet door zware luchten, maar door eenen grijzen mot-
achtigen regennevel, welke op den geel gekleurden hori-
zont hangt. Verbreekt zich die geelachtige streep tusschen
de kim en het schip, dan nadert de bui hard...”
|
|
2 |
 |
“...af strekt
zich de oostkust meest Z. W. naar kaap 3Ialapasque, van
waar de zuidkust nagenoeg regt west doorloopt en in kaap
Roxo eindigt, om vervolgens, in eene noodwaartsche rig-
ling, den westkant van het eiland Ie vormen.
Bij het zien van de oostkust ontwaart men, vooral
binnen s lands, hoog bergachtig land terwijl men tevens
al dadelijk, van kaap Malapasque af, op vele plaatsen zoo-
genaamd duhbeld land bespeurt. De gezegde kaap bestaat
uit twee, nevens elkander liggende vrij gelijkvormige, ber-
gen die, oostwaarts op eindigen in eenen lageren berg,
met eene kenbare groote witte vlek. Dan bogt het land
terstond in cn bewesten den noord oosthoek dezer bogt
ziet men een klein bergachtig eiland. Noordoostwaarts op
blijft de kust ongelijk hoog en men kan ook nu en dan
de kleine eilanden onderscheiden, welke langs den oost-
wal gelegen zijn.
Ook de zuidkust van het eiland vertoont dubbeld land,
en langs dezelve liggen een aantal kleine eilanden, reven
en klippen. Niet te min kan men tot op...”
|
|