1 |
|
“...348
als rjrooten regentijd bekend slaan : willende men daar-
mede te kennen geven, dat gedurende de drie eerstge/.egde
maanden de regenbuijen minder aanhoudend en minder he-
vig xijn dan in de drie laatstgenoemde. De maanden Maart,
April en Mei, worden kleine, en September, October en
November groote drooge tijd genaamd; dat is, dat in
Maart, April en 5Iei, de luchtgesteldheid gematigder en
aangenamer is dan in de overige maanden van droogen lijd.
Niet te min moet men hieruit geenszins opmaken, dat
het alln in de regentijden regent en daarentegen in
de drooge lijden niet. Zeldzaam gaat er eene geheele
maand voorbij zonder regen; maar in de zoogenaamde
drooge tijden zijn die regens niet zoo zwaar, hebben zeld-
zamer plaats en bepalen zich meest bij enkele bnijen, als
wordende dezelve in dien tijd gewoonlijk door de noord-
oosle en oostelijke zeewinden al ras verdreven: terwijl
zij in de regentijden veelvuldiger en langduriger zijn en,
voornamelijk gedurende den grooten regentijd, dikwerf...”
|
|
2 |
|
“...meer naar het noorden
lot soms N. N. O. Gewoonlijk heeft men frissche en stijve
bramzeils koellen, maar in de maanden Julij, Augustus en
September blijft de wind oostelijker, en krijgt men, vooral
naar gelang men noordelijker is, stilten, soms afwisselende
met gereefde marszeils koelten, buijen en ook wel storm.
Het is ook geenszins zonder voorbeeld, dat men digt
bij en te loefwaarls van de noordwaarts strekkende Anti-
lische eilanden, aauwe westelijke winden ontmoet, be-
paaldelijk in April en Mei; als wanneer ook daar ter
plaatse de passaat gewoonlijk flaauwer is dan in de
overige maanden.
In de Caraibische zee. Zoo lang men zich digt onder
de ly der loefwaarlsche Antilische eilanden bevindt, zal
men veeltijds zeer ongestadige koelten hebben: dan eens
flaauw, dan bramzeils, dan weder marschzeils koelte en,
bij hel vrij komen van ,hoog land, dikwerf zware valwin-
den ; in n woord, men zal het treffen in voege als zulks...”
|
|
3 |
|
“...rekenen; als welke laatste meest van
die des winds schijnt afhankelijk te wezen en zeldzaam
zich boven de 2 Duilsche mijlen, per wacht, verheft. Niet
te min meent men te hebben opgemerkt, dat de slroo-
men om de oost zich meestal bepalen lot den lijd van
de volle maan.
Midden "s vaarwaters in de Carabische zee, dal is
omstreeks de 13 tot 16 breedte, is echter, door alle
jaargetijden henen, de stroom sterker dan onder de eilan-
den of kusten. Overigens heeft dezelve in October, No-
vember, April en Mei de minste kracht, doet zich onder
de kust van Venezuela het meest van December tot
omstreeks April gevoelen, en is, in de noordelijke gedeel-
ten, in Julij en Augustus het strengst en dan met moei-
jelijke zee. Onder de zuidkusten van St. Domingo en
Portorico kan men somwijlen niet alleen zeer geringen,
maar ook ddar vaak eenen oostwaarts loopenden stroom
aantreffen.
Aa2...”
|
|
4 |
|
“...reiken zal.
Men kan de Caraihische zee veilig in zeilen bezuiden
om Toha^o f Grenada^ f^incent y St* Lucia y Dlai-
tiniquey Dominica, Maria Galante of Antigua, Al
deze straten zijn schoon, met uitzondering van eene bank
bezuiden Tohago (!) Benoorden Antigua is zulks
echter niets sterk aan te raden, eensdeels omdat het vaar-
water tusschen dit eiland en Barbuda naauw is, als strek-
kende zich van het laatslgezegde een aantal blinde klippen
wel eene mijl ver uit van het, overigens vlakke strand.
Van Mei tot November heerschcn aldaar bovendien stilten,
afgewisseld door regen en windbuijen. Men kan er niet
ankeren en er is eene zeer onregelmatige diepte boven
koraal- en klipgrond. Daarbij is Barbuda laag, en men
kan op niet meer dan omtrent 4 mijlen deszelfs hoogste
gedeelten zien. Eindelijk, is ook de noordkust van An-
tigua in geenen deele zoo zuiver als de zuidkust. Er
liggen daar klippen tot op f mijl uit den wal. Daaren-
tegen kan men den zuidkant van het eiland gerust tot op
^ en ^ mijl naderen...”
|
|
5 |
|
“...de ware
verkenning, namelijk of men Buon-Ayre of Curacao in
het zigt heeft, (waaromtrent in het hoofdstuk Buon-Ayre
eenige aanwijzingen ter vergewissing worden gegeven) dan
doet men het best, bij den wind op in den wal te loopen,
en zich eerst goed te verkennen, alvorens men om de
west afhoudt: want ware men benoorden Curagao en niet
benoorden Buon-Ayre, dan zou dit afhouden naderhand
wel eens eenen doorsteek, om de noord, onder Porto
Rico, kunnen noodzakelijk maken; dewijl de stroom,
vooral in Mei, Julij, December, Januarij en Februari}, hier
hard om de W.N. W. trekt.
Is men te laat op den dag bezuiden Buon-Ayre, klein
Curacao of punt Canon (dat is de oosthoek van Curagao'^
(1) Zie bij de beschrijving van Saba....”
|
|