Your search within this document for 'Guyana' resulted in 13 matching pages.
1

“...343 . XVIII. ZEEVAARTKUNDIGE BESCHRIJVING VAN DB NEDERLANDSCHE WEST-INDISCHE BEZITTINGEN; DOOR J, MODERA^ Luitenant ter Zee 1 Rl., enz. IN LEIDING. Dal hel boekje, len lilel voerende: r)Beschrijving van de kust van Guyana, beboerende bij eene kaarl dier kust, uitgegeven bg de Wed. gerakd hulst van heulen, 1824, hetwelk lot nog toe aan de Nederlandsche oorlog- schepen wordt medegegeven, als gids lot het bevaren der kust van Hollandsch Guyana hoewel in der lijd goed en voldoende naauwkeurig, thans echter, door het veran- deren der kenmerken op meergeiegde kust, gebrekkig en voor hem die er onbekend is, onvoldoende mag be- schouwd worden, zal wel geen betoog behoeven. Ieder zeeman, die onze Nederlandsche Wesl-Indische kolonin bezocht heeft, zal daarvan gewis de ondervinding tol bewijs kunnen aanhalen. Die overtuiging lokte dan ook de po- gingen uit, om eene nieuwe zeevaartkundige beschrijving onzer Wesl-Indische Bezittingen voort te brengen. Zeelieden, met die vaarwaters bekend, zal deze beschrij-...”
2

“...344 Ting, vooral daar, waar het geldt de kust van Hollaudsch Guyana en de rivieren, welke er nilwateren, wel toeschij- nen als te veel in kleine bijzonderheden t(j treden, en gevolgelijk te omstandig te wezen; doch, wanneer men bedenkt, dat dezelve is opgestcld niet voor de zoodanigen, die er bekend zijn, maar om diegenen voor te lichten, die er ten eenenmale onbekend zijn, dan zal ongetwijfeld die beoordeeling eene andere wending nemen. Met dit schrijven heb ik mij voorgesteld eenige aanwij- zingen te geven lot het aandoen der kust van Hollandsch Guyana, het binnenzeilen der verschillende bevaarbare rivieren aldaar, bet opwerken van de westelijke grens onzer kolonie op deze kust naar de Suriname, het zeilen van daar naar de Nederlandsche Antilische eilanden, en eindelijk, het wederom terugkeeren van dezelve naar Paramaribo. Nademaal men nu, bij het varen naar die eilanden en het weder opwerken naar de rivier Suriname, ook on- vermijdelijk eenige der overige Antilische eilanden in het gezigt...”
3

“...betuigen voor hunne welwillende en veel afdoende medewerking in deze: want, mijne eigen opmerkingen, gedurende mijne togten in de West-Indische wateren, ofschoon hier almede opgenomen, zouden zonder die hulp ongetwijfeld ver te kort zijn ge- schoten lot bereiking van het beoogde doel. Eene tafel van geographische bepaling van verschillende punten, op de vaste kust en op de eilanden, welke men ge- durende de voorgestelde reizen zou kunnen in het gezigt loopen, is hier bijgevoegd. De kust van Engelsch Guyana en de verdere noordkust van Zuid-Amerika tot bij Tri- nidad, zijn daarbij niet opgenomen, omdat men, zelfs al (1) Het mag voor het nationaal gevoel atreelend worden geacht, dat, in de vermelde werken van iibdy, een aantal zeer belangrijke mededeelingen voorkomen van den voormaligen luitenant onzer marine j. ii. bisschop gukeveiiso welke mededeelingen PRn, in zeer vleiende bewoordingen, hoogehjk roemt, en het zal wel niet behoeven gezegd te worden, dat deze dan ook hier bijzonder in aanmerking...”
4

“...mij toe niet onnut te zijn hier bij te voegen. Mogl men in dit schrijven eenige nuttige aanwijzingen vinden, voor als nog elders niet medegedeeld dan ware dit gewisselijk eene aangename voldoening voor de boven opgenoemde officieren onzer marine, die mij hunne op- merkingen toevertrouwden, alle'nlijk met het doel om dezelve voor anderen nuttig te doen zijn. J. MODERA. De Nederlandsche Wesl-Indische bezittingen bepalen zich, op de vaste kust van Zuid-Ameriha, tot dat kleine gedeelte der kust van Guyana, hetwelk zich oost- en westwaarts uilslrekt van de rivier de Marowyne lot dc rivier de Corantyn: terwijl van de Antilische eilanden daartoe behooren, Aruha, Curagao, Buon-Ayre, Saha, St. Eustatius en het oostelijk gedeelte van St. Martin. SAIZOENEN. In het algemeen verdeelt men op Guyanas kust, de saizoenen in regen en drooge lijden. Men bepaalt name- lijk, tot den kleinen regentijd, de maanden December, Januarij en Fcbruarij, terwijl Junij, Julij en Augustus,...”
5

“...349 het opkomen van dat hemellicht dikwerf eenen gunstigen invloed op het weder uitoefent. Nademaal op de Antilisclw eilanden de saizoenen in een naauvv verband staan met de rigting en kracht van den wind, zoo wordt er thans van dezelve geen gewag gemaakt. WINDEN. Op de kust van Guyana. De algemeen heerschende wind, tusschen de grenzen onzer West-Indische bezillini- gen, is de noordoost passaat, die meestal over dag nog al frisch doorwaait, doch met het dalen der zon ge- vvoonlijk ook in kracht afneemt. Zijne rigting veran- dert echter op de kust van Guyana veel, n naar den tijd van het jaar, dat is naar hel saizoen, n naar den afstand waarop men zich uit den wal bevindt. Binnen de tien of twaalf mijlen uit den wal is gemeen- lyk de wind zuidelijker dan boven dien afstand; vooral in de regentijden, treft men dikwerf zuidelijker winden aan, te weten; oost O. Z.O., Z.O., ja zelfs wel eens tot bewes- ten het zuiden omloopende en met het doorkomen van regen en onwersbuijen veeltijds ook windbuijen...”
6

“...355 STROOMEN. Op de kust van Guyana. Boven de acht of negen mij- len uit den wal, loopt de stroom meestal west noord-west waarls. Op de kust heeft dezelve in de maanden Augustus en September de meeste kracht, en rigt zich dan dikwijls noord-westelijk en daar benoorden, terwijl het daaren- tegen in de overige maanden wel gebeurt, dat deszelfs strekking bezuiden het westen en minder krachtig bevon- den wordt. Wanneer men binnen de 8 mijlen uit den wal is, zal men de eb en vloed-stroomen der rivieren gevoelen. De vloed, namelijk, loopt om de Z. W. en in den wal, terwijl de eb om de N. O. er uit trekt. Deze laatste stroom is dus voordeelig voor de schepen, welke moeten opwer- ken van de eene rivier naar de andere. Zij zullen het best doen om, zoo veel de diepgang van het schip zulks toelaat, met kleine slagen onder den wal op te werken; en vooral zich altijd binnen het gebied der eb en vloed stroo- men te honden, laverende met de eb op, op het lood af, en gaande ten anker zoodra de vloed doorkomt...”
7

“...zuiver blaauw van kleur was. Het is er dus ook even ver af, dat men de waler- verkleuring kan aanmerken als eene grenslinie van moge- lijke loodingen. Niet te min is het altijd aan te prijzen om vlijtig het lood te gebruiken, zoodra men die verkleu- ring bespeurt, dewijl het toch altoos een bewijs is van het naderen der kust, langs welke, gelijk men nader zien zal, verschillende meest modderbanken gevonden worden. In den Atlantischen Oceaan. Boven de 10 mijlen uit den wal moet men op de kust van Guyana, zoowel als overal elders in deze streken, doorgaans op eeneu om de W. N. W. loopenden stroom rekenen, die echter, zoowel in rigling als kracht, dikwerf den eenen dag met den anderen aanmerkelijk verschilt en zich, wat de kracht aangaat, veel regelt naar die van den wind. Ja het is geenszins zonder voorbeeld, dat men hier, zelfs tot op 11 a 12 graden noorderbreedte, den eenen dag eenen stroom vond, welke het schip 8 of 10 mijlen in het etmaal om de W. N. W. en den volgenden dag daarentegen even...”
8

“...358 MiswiJz.mo. De miswijzing in deze streken is noord oostering en bedraagt op de kust van Guyana tot bij Trini- dad, niet meer dan 31 (1). Op de meer noorde- lijke Antilische eilanden neemt zij af tot 1 en groeit, naarmate men westelijker komt, weder aan tot 5. Op de verschillende eilanden echter regelt zij zich niet vol- komen naar deze bepaling, waarvan eenige plaatselijke aantrekking welligt de oorzaak mag zijn : maar niet te min kan men het als eenen algcmeenen maatstaf er voor houden, dat, gelijk boven gezegd is, de miswijzing, hoe westelijker men zich bevindt, vermeerdert, terwijl zij dit met alle andere plaatsen der aarde gemeen heeft, dat zij op dezelfde plaats, ten allen tijde, niet even groot is; echter die verandering is zeer gering. Men zie nader het slot van het volgend hoofdstuk. DE RUST VAN GUYANA EN AANWIJZING WAAR DEZELVE AAN TE DOEN. De kust van Hollandsch Guyana is overal laag, moe- rassig en door de groote vruchtbaarheid zeer boomrijk, bijna overal eenc effen groene...”
9

“...359 Oudtijds, loeii men niet die goede middelen liad, om op lee de lengte te bepalen welke men thans be/.it, was het de gewoonte, omstreeks kaap Orange de kust van Guyana in het zigt Ie loopen (dat is ongeveer op 51 15' bewes- ten Greenwich), om vervolgens, westwaarts langs die kust henen zeilende, naar de rivier Suriname, enz. af te hou- den, Men deed zulks ten einde niet door de aanhoudend westwaarts aanloopende, soms nog al sterke strooraen, beneden de verlangde haven te geraken en integendeel zeker te zijn, dat men zich nog boven dezelve bevond: tevens om zich beter aan het land te kunnen verkennen, hetgeen zoo ver oostwaarts op veel beter kan geschieden, dan bewesten de rivier Marowyne. Intusschen, z doende moest men ook de Constapels eilanden op de kust van Fransch Guyana voorbij zeilen, welke het geen zaak is des nachts nabij te komen, omdat in derzelver omstreken reeven en ook blinde klippen gelegen zgn. Bewesten de rivier Marowyne daarentegen, bevinden zich volstrekt geene gevaren...”
10

“...men dat verliezen van den passaat ontwaart, liever den koers wal zuidelijker te stellen, opdat men niet te veel om de west zou drijven, maar nabij de Marowyne land halen kunne. Ofschoon miswijzing kaarten niet als een voortdurende of blijvende gids kunnen beschouwd worden, omdat de miswijzing zoo dikwerf aan verandering onderhevig is, zoo kan echter voor het tegenwoordige de miswijzing kaait van EAB.LOW, ook als raadsman worden aangeprezen, dewijl de miswijzing, sedert de laatste 13 jaren, op Guyana s kust geene, immers slechts zeer geringe verandering on- dergaan CU zich, sedert al dien lijd, tusschen de SJ ^...”
11

“...MAROWYNE BEVINDT. Het is meer dan eens gebeurd, dal schepen, van om de Oost komende, zich vergisten in de verkenning der kust van Hol- landsch Guyazia; zoodanig, dat zij de rivier ilfaroioyne voor de meer westelijk gelegen Suriname aanzagen. Zulk eene vergissing kan nadeelige gevolgen hebben, omdat de eerst- genoemde aan het inkomen vol harde zandbanken is. Te- genwoordig, nu men tijdmeters heeft, is eene dergelijke vergissing minder te vreezcn en valt dan ook zeldzaam voor. De kust van Hollandsch Guyana, gelijk reeds gezegd is, zeer boomrijk en moerassig zijnde en nagenoeg overal een ellen vlak verloonende met, vooral bij de Marowyne, geene, immers weinig, kenmerkende bijzonderheden, kan zulks inderdaad den op die kust onbekenden misleiden. Doch er zijn wel eenige kenmerken aan te wijzen, waar- door men zich kan overtuigen bij welke van beide rivie- ren men zich bevindt. Men lette dan op: 1. Dat, wanneer men met eenige aandacht het lood gebruikt, men bij de Marowyne vrij harden, groven, graauwen...”
12

“...373 IIET VAREN VAN DE SURINAME, LANGS DE KUST, TOT AAN DE RIVIER COPPENAME. Bewesten de Suriname lol aan de rivier Corantyn, (de westelijke grensscheiding van Nederlandsch Guyana) is, even als beoosten de eerstgenoemde rivier, de kust overal laag, moerassig, boomrijk, met weinig of geen kenbare punten, ten ware men den wal nog al digt nadert, wijders bijna overal omzoomd door 7,acbt afhellende modderban- ken, welke zich soms tot anderhalve mijl ver van den wal uitstrekken. Tusschen de beide opgenoemde rivieren in, vindt men, niet ver bewesten de Suriname, den mond van eene ander rivier, de Coppename geheeten, In den eigenlijken zin is hel de mond van twee rivieren, te welen: de Sara- macca en de Coppename. Purdy, in deszelfs Columhian Navigator, 3 deel 2 uitgave, bladz. 156, stelt den afstand tusschen de Suri- name en Coppename, op vier leagues, (dat is 3 duilsche mijlen) alsmede dal tien leagues (7| duilsche mijlen) westelijker dan de Coppename, de Corantyn zich in zee ontlast. Dit is...”
13

“...386 als wanneer men zuid kan sturen, over 11 tol 16 voeten (3145 palmen) diepte en vervolgens, het digtst langs den loef-wal, met den loop der rivier mede zeilen. HET OPWERKEN LANGS DE KUST VAN GUYANA. Wanneer men, hetzij van de Coppenanie hetzij van de Nickerie komende, naar Suriname bestemd is, zal men het beste doen, overal, vooral aan lij van de zandbanken, zooveel als de diepgang van het sehip zulks gedoogt, digt onder den wal op te werken. Onder den wal loopen de eb-getijen om de N.0., die van den vloed om de Z.W., als men dan zorgt dat men gedurende de eb den slag in den wal maakt, zal men gewoonlijk eenen zeer voordeeligen boeg hebben, vooral wanneer de wind wat noordelijk is. Deze eb-slroom verliest echter deszelfs kracht op meer dan 6 vademen (10 ellen) diepte, ofschoon ook Purdrj in den Columbian Navigator (1) moge zeggen, dat dezelve zich tot op 9 va- demen (15 ellen) doet gevoelen. In de drooge jaargetijden kan men, digt onder den wal, s morgens soms ook wel eens voordeel trekken...”