1 |
|
“...de onder-
vinding geleerd heeft, dat het gebied der orkanen zich
niet, of immers weinig, zuidelijker uilslrekt dan de
twaalfde graad breedte. Doch kan men niet spoedig
genoeg zuid halen, en ziet men de onmogelijkheid in om
den storm te ontvlieden, zoodat men in bijleggen zijn heil
moet zoeken, dan doe men zulks niet anders dan over
stuurboord, opdat de uitschietende wind nimmer van onder
de lij kunne komen.
De gansche rei der zuidelijke of benedenwinds Antili-
sche eilanden, van Tobago af tot Aruba ingesloten blijft
van die verschrikkelgke stormen vrij. Men zou wel als
tegenbewijs kunnen aanbalen, den storm, die, op den
24* Junij 1831, de Nederlandsche oorlogbrik Sirene,
in de baai van Buon-ayre, deed stranden, en welke even
dezelfde verschijnselen had, en met dezelfde verandering
van wind gepaard ging, als gewoonlijk bij de orkanen
geschiedt : doch deze storm was daar ter plaatse iels z
ongewoons, dat men er, noch bij menschen geheugenis,
noch uit oude aanteekeningen een voorbeeld van wist...”
|
|
2 |
|
“...hier alleen in het algemeen vrorden gehandeld
over de beste wgie om naar het eiland van bestemming
Ie zeilen, zonder zich op te houden by de punten van
verkenning dier eilanden, welke men noodzakelijk voorbij
moet, noch zich in te laten met de beschrijving van het aan-
doen der ankerplaatsen als wordende zulks alles, in vol-
gende hoofdstukken, bij de eilanden zelve gemeld.
Laat ons dus veronderstellen dat men van Suriname
bestemd is naar St. Martin, St. Eustaiius, Saba,
Buonayre, Curasao en Aruba.
Buiten den mond van de rivier Surina?ne gekomen
zijnde, behoort men indachtig te wezen, dat er in deze
streken een doorgaans noordwestwaarts loopenden stroom
gevonden wordt. De N. O. passaat wil, naarmate men uit
den wal komt, ook wel eens wat noordelijker trekken en
dan nog al sterke deining aanvoeren. Derhalve zal men
wel doen, bij de boven voorgestelde reis, den koers zoo
noordelijk te stellen als men kan, ten einde bij Antigua,
of, als dit niet kan, dan toch zoo noordelijk doenlijk de
Caraibische...”
|
|
3 |
|
“...er een haven-licht brandt, met helder weder wel zou
kunnen doen als men er bekend is) dan moet men niet
gedurende derr nacht bijdraaijen : want dan zou men,
door den stroom, wel eens beneden de haven van Curasao
kunnen drijven. In zoodanig geval houde men het des
nachts, met klein zeil, over en weder en zal dan zelf nog
met hel aanbreken van den dag zich gewoonlijk vrij wat
weslelijker bevinden dan de plaats, die men des avonds in
het noorden peilde.
Van St, Martin, St, Eiistatius of Saba naar Aruba
bestemd zijnde, zou men den koers kunnen stellen op de
oostpunt van Curacao. Men zou dan de noordkust van
dat edand in het gezigt krijgen, en naar de bestemming
kunnen afhouden.
Uit al het te voren gezegde blijkt, dat het, om der wille
van de westwaarts loopende slroomen allyd aan te raden
is om den koers wat te hoog te stellen en zich liever eenen
kleinen omweg te getroosten, dan gevaar te loopen van
beneden de bestemming te vervallen, en daardoor veellyds
verpligt te worden om, ter bereiking...”
|
|
4 |
|
“...gaan, tot dat men zich
in het gebied der aanloodingen bevindt; want om op
hooge breedte oostwaarts op te werken, is meestentijds
onvoordeeliger dan het opwerken meer onder de kust.
De zuidelijke stralen van den rei der bovenwinds eilan-
den, zijn volstrekt niet aan te raden tot het inloopen van
den Atlantischen oceaan, omdat in dezen, de westwaarts
loopende stroom altijd het sterkste, zelden minder dan van
ne mijl, en zeer ongeregeld in rigling is.
Als men met zware vaartuigen of schepen van Aruba
naar Curasao zal opwerken, dan kieze men het vaarwa-
ter benoorden het eerstgezegde eiland boven dat, er be-
zuiden, omdat men daar gemeenlijk, hoewel meer zee,
echter minder stroom zal aanlreffen dan aan den zuidkant.
Ook kan men hier wel eens den eenen dag harden west-
waarts en den anderen dag eenen oostwaarts loopenden
stroom ontmoeten.
DE ANTILISCHE EILANDEN.
Trinidad. Het noordelijk gedeelte van Trinidad be-
slaat uit hoog bergachtig land, zigtbaar op eenen afstand
van ruim 8 mijlen, wanleene...”
|
|
5 |
|
“...oneffenheden en is dus, ofschoon
weinig, minder lijnregl op deszelfs boven oppervlakte.
Nu blijft verder het land vooreerst laag lot op een paar
mijlen van kaap Raphael af, als wanneer het begint te
rijzen. Die kaap zelf is matig hoog en doet zich, van
verre gezien, voor als een eiland. Binnen s lands slaat
aldaar eene piek, in den vorm van een Suikerbrood, ge-
woonlijk de Ronde Rerg genaamd.
Van Saone af tot hiertoe, is de gansche oostkust bijna
onafgebroken door een rif omzoomd.
ARUBA.
Over het algemeen is het eiland Aruba zeer rotsig en
bar, levens lager dan Curasao. De oosthoek is kennelijk....”
|
|
6 |
|
“...Het kanaal, waarvan zoo even hel inkomen beschreven
is, is, tusschen het rif en de steile bank daar tegen over,
te naauw om het met een eenigzins groot vaartuig te kun-
nen uitlaveren, en nademaal het uitgaan maar zeldzaam
bezeild zal wezen, zoo is het, voor zulke schepen, beter
op de Elisaheths reede te ankeren. Deze reede is eene
inbogting in het rif benoorden de zandpunt van het
eilandje A. Daar kan men in 24 tot 20 vademen
(41-34 ellen) zandgrond, veilig en in effen water liggen.
Het eiland Aruba is niet geschikt om zich van versch
drinkwater te voorzien.
CURACAO.
A
Het eiland Curacao heeft een allezins bar en rotsachtig
aanzien. Het is ongeveer mijl lang en op het smalste
gedeelte (dat is omstreeks het midden) slechts eene ยง mijl
breed. Deszelfs hoogte is middelmatig, doch hel heeft
eenige kenbare bergen, van welke de Tafelberg, op de
Z.O, zijde gelegen, zeker de voornaamste mag heeten,
als welke zich het meest van de overige bergen onder-
scheidt.
De noordkant van het eiland is steil...”
|
|