1 |
|
“...is naar St. Martin, St. Eustaiius, Saba,
Buonayre, Curasao en Aruba.
Buiten den mond van de rivier Surina?ne gekomen
zijnde, behoort men indachtig te wezen, dat er in deze
streken een doorgaans noordwestwaarts loopenden stroom
gevonden wordt. De N. O. passaat wil, naarmate men uit
den wal komt, ook wel eens wat noordelijker trekken en
dan nog al sterke deining aanvoeren. Derhalve zal men
wel doen, bij de boven voorgestelde reis, den koers zoo
noordelijk te stellen als men kan, ten einde bij Antigua,
of, als dit niet kan, dan toch zoo noordelijk doenlijk de
Caraibische zee, of zoogenaamde Kraal, in te loopen, op
dat men zoo lang mogelijk vermijde onder de lij der
Antilisehe eilanden te moeten zeilen, vermits onder die
eilanden, welke meestal uit hoog land bestaan, gelijk uit
den aard der zaak te begrijpen is, veranderlyke koelten
en dikwerf buijen en valwinden, afwisselende met stilten,
gevonden worden.
Zet de stroom sterk naar lij, dan heeft men allereerst
het eiland Barbadoes te ontmoeten...”
|
|
2 |
|
“...bramzeils koelte, die
soms nog als oostelijk wil wezen. Men kan dus daar digt
onder den wal langs zeilen, verliest niet door den stroom,
en heeft.geen zorg voor brandingen aan ly: terwijl men
daarom toch het doel, om eenen noordelijken doortogt naar
de Caraihische zee. te vinden weinig minder goed be-
reiken zal.
Men kan de Caraihische zee veilig in zeilen bezuiden
om Toha^o f Grenada^ f^incent y St* Lucia y Dlai-
tiniquey Dominica, Maria Galante of Antigua, Al
deze straten zijn schoon, met uitzondering van eene bank
bezuiden Tohago (!) Benoorden Antigua is zulks
echter niets sterk aan te raden, eensdeels omdat het vaar-
water tusschen dit eiland en Barbuda naauw is, als strek-
kende zich van het laatslgezegde een aantal blinde klippen
wel eene mijl ver uit van het, overigens vlakke strand.
Van Mei tot November heerschcn aldaar bovendien stilten,
afgewisseld door regen en windbuijen. Men kan er niet
ankeren en er is eene zeer onregelmatige diepte boven
koraal- en klipgrond. Daarbij is Barbuda...”
|
|
3 |
|
“...aan den lider doorlogt de voor-
keur te geven.
Is men naar St. Martin bestemd, dan kan men, indien
de wind ruim genoeg is, tusschen Antigua en Nevis met
St. Christoffel (gewoonlijk Sl, Kitts genaamd) gerust
doorloopen om de N.W., alleenlijk zij men indachtig, dat
zich van de noordpunt van Nevis een rif 1^ a 2 mijlen
ver N. N. 0. waarts uilslrekl, hetwelk men zorgvuldig mij-
den moet. Begon, op deze hoogte gekomen, de wind
zoo te schralen, dat men wel zou willen de Kraal in-
loopen, dan is het toch geene zaak dit te doen tusschen
Nevis en St. Kitts door: want dit is een zeer onzuiver
vaarwater, gelijk men bij de beschrijving dier eilanden
zien kan. Beter zal men dan doen eenen slag te ma-
ken te meer, dewijl de noordwestelijke strekking van
St. Kilts toch spoedig genoeg gelegenheid zal geven,
om wederom ruim weg te zeilen. Doch verkiest men,
bezuiden Antigua zijnde, de Kraal in te loopen, dan
kan men zulks doen, onverschillig benoorden of bezuiden
Rodondo henen, alzoo het rondom dat eiland...”
|
|
4 |
|
“...uit den wal te houden; want deze kust is eens-
deels weinig bekend, zeer onvolledig opgenomen en be-
zaaid met rotsen en kleine eilanden, op -welke, zoo wel
als op de kust zelve, bij frissche noorde winden, de zee
met geweld breekt.
Wanneer men, te St. Martin gekomen, verder de reis
naar Suriname wil voortzetten, dan zal men er zich het
beste bij bevinden om, als de passaat wat noordelijk is,
(hetgeen meestal van December tot April plaats heeft), zoo
raogelijk beeostcn St. Kitts, en tusschen Antigua en...”
|
|
5 |
|
“...stilten, die het natuurlijk
gevolg zijn van onder de lij van hoog bergachtig land te
wezen. Doch men moet zich daarom niet voorstellen dat
men, digt onder den wal zeilende en den landwind heb-
bende, altijd vrij zal blijven van de stilten. Ook daar zijn
zij menigwerf ondervonden. De noordknst is, even als die
van Grande terre schoon. De klippen en kleine eilan-
den, welke er buiten gelegen zijn, zijn allen boven water
en duidelijk zigtbaar.
Gewoonlijk trekt de stroom hier nog al sterk om de N.W.
ANTIGUA.
Dit eiland is slechts middelmatig hoog en kan dan ook
op niet meer dan 6 of 7 mijlen afstauds gezien worden.
Hel is zeer rolsachtig, vooral aan de kusten, doch heeft
gcene uitstekende hoogten ter verkenning. Er zijn eene
menigte baaijcn en inhammen op hetzelve. Met uitzonde-
ring der oostkust en van een klein gedeelte der zuidkust,
is hel overal omringd van gevaarlijke reven, klippen en
eilanden, maar zulks bovenal de noordkust. Het is dus...”
|
|
6 |
|
“...408
geene zaak op digter dan 1^, hoogstens 1 myl afstands
den wal Ie naderen, liet rif aan de zuidwesUpunt is
steil, men kan daar somwijlen den grond zien en ter-
stond daarop 15 en 16 vademen (25 en 27 ellen) diepte
werpen.
Hout en water zijn er slecht te bekomen. Regenwater
wordt er in putten gevangen omdat er geene bronnen of
wellen zijn: doch dikwerf heerscht er groole droogte.
De kaart: groot hestek van Antigua, door j. w. kokis
1819, is zeer aan te prijzen voor hen, die bewesten of
bezuiden langs dit eiland willen varen. De verkenning
van de verschillende hoeken, op deze kaart aangewezen,
zijn zeer gemakkeljk, vooral die, waarop het meest aan-
komt ter vermijding van een groot zand- en klippen-rif,
langs den zuidwest wal gelegen. Men kan gerust naar de
aanwijzing dezer kaart, de reven omvaren. De merken,
als: forten, wachttorens, enz. op dezelve aangewezen,
ziet men op 1 of 1| mijl uit den wal; al deze zijn van
zeer veel nut in de verkenning der onderscheiden hoeken.
BARBUDA.
Men...”
|
|
7 |
|
“...als wanneer men 8 tot 13 va-
demen (13J lot 22 ellen) diepte zal hebben. Binnen de
7 vademen (12 ellen) kome men niet.
In de orcaan-maanden is men verpligt altijd gereed te
zijn om zee te kiezen, vermits het afrijden des orcaans,
bij de hooge kokende zee en den rotsachligen grond, zeer
onzeker is, natuurlijk vooral dan, wanneer men voor
touwen geankerd ligt, omdat men dan gevaar loopt deze
te zien afvijlen (2).
(1) Dit fort heeft met de aardbeving, die lich den Febru-
ary 1843 op Guadaloupe, Antigua enz. sterk deed gevoelen ook
veel geleden en is toen meerendeels verwoest geworden.
(2) net afrijden van eenen orcaan heeft niettemin plaats gehad bij
eenen zuidwesten storm, die in 1815 Zr. M. linieschip Prins van
Oranje op deze reede overviel, (zie Berigten en Verhandelingen over
de zeevaart, door den Hoogleeraar J. r. l. schkober N. UI). Doch
dit mag veilig als eene merkwaardige bijzonderheid worden aange-
merkt....”
|
|