1 |
 |
“...nabijheid aan
den grond zitten. Roemee had dus zijn doel gemist, maar
zijn moed ontzinkt hem daarom niet. Van dEstres hevig
beschoten, met een gedeelte van de overgesprongen vijandelijke
matrozen op het bovendek belast, vraagt hij, vreezende voor
de overmacht te zullen moeten bukken, naar de kruithoorns,
welke bij het afschieten van het geschut gebruikt worden,
doch deze niet zoo ras kunnende bekomen, doet hij den
konstabel een tonnetje buskruit brengen. Vlacq steekt
daarin den brand en nu rijst de vlam achter den groeten mast
omhoog, welke zich alras door het geheele schip verspreidt,
tot de kruitkamer doordringt en het Huis te Kruiningen met
alles wat het bevat doet opspringen ^). Gelukkig ontkwam
b Ik volg omtrent deze kloeke daad vaii Roemer Vlacq de beedigde
verklaring van acht matrozen, vermeld bij Wagenaae {Vadert. Hist. D.
XIV, bl. 444). Er bestaat geen reden om aan die verklaring geloof te weigeren,
zoolang er geen tegenbewijzen zijn en ik neem ze dus aan. Ik moet er
echter bijvoegen...”
|
|
2 |
 |
“...rotsen ingesloten plaats, met klippen en
ritfen bezet en bestreken door een wel gewapende sterkte,
strijden geankerd vier en twintig schepen uren lang, met een
hardnekkigheid van weerszijden, waarop noch Rochester, noch
Palermo roemen kan. Allen, Nederlanders zoowel als Franschen,
zonder onderscheid doen hun plicht; niemand wijkt van zijn
plaats zoolang het menschelijke macht mogelijk is die te
behouden. Maar uit sommige schepen, door de heete lucht-
streek daartoe voorbereid, rijst welhaast de vlam, welke tot
de naastbij liggende overslaat, terwijl de ronddrijvende wrakken
.,en springende schepen wederom anderen ontsteken. Nu ver-
toont de baai van Tabago een zee van vuur. Een gloed,
gelijk aan die der opgaande zonne, bedekt de kust. De hemel
is verduisterd door de wolken van rook. Doch te midden
dier ellende wordt de strijd met onafgebroken hevigheid voort-
gezet, ja de woede klimt van beide kanten. De nog overge-
bleven schepen schieten met volle lagen; de kogels sissen,
de granaten barsten...”
|
|
3 |
 |
“...schepen
doet het eiland daveren; de zee splijt om hare prooi te ont-
vangen. Hier ziet men masten omhoog slingeren, daar
,,stukken van schepen door het geweld des kruits opwerpen;
ginds vliegt een stuk geschut ten hemel, elders het verminkte
lijk van een ongelukkige. Maar nergens is de ellende grooter
dan in het brandende hehoeftschip en den Surinaamschen
koopvaarder. In deze beide schepen zijn de zieken, vrouwen,
slaven en slavinnen met hunne kinderen, als in een veilige
plaats geborgen. Doch de vlam, helaas! spaart ook deze
bodems niet. Geen pen kan het jammertooneel, dat hier
plaats vindt, naar waarheid beschrijven. Het gebulder van het
geschut is niet in staat de angstige kreten, het hulpgeschrei,
de wanhoop der tweehonderd rampzaligen, die met een wissen
dood kampen, te verdooven; het hart van den ruwsten zeeman
wordt door die weeklachten verscheurd. Maar hulp, redding
is onmogelijk! Allen komen door het vuur of in het water
om; niet en enkele wordt behouden!
Er waren thans van de dertien...”
|
|
4 |
 |
“...wierdt, sijn verlies was doodelijck aen twee Vyants Schepen,
die door het Vuur van sijn Wrack wierden verteert: dese
Brant storte voorts op die geene, die de naeste waren : de
Vyanden die niet gelooft hadden dat men in de Haven kon
komen, hadden haer Vrouwen, Kinderen en Negers in twee
Fluyten gebracht, die teenemael verteert wierden.
In dit oogenblick wierpen de Canoniers van de Glorieux,
die de Vlagh voerden, het Vuur door de Achter-uyt-schut-
poorten in een Schip, t welck het abordeerde; de Vlam quam
er wel haest in, en gesprongen zijnde, bedeckte het de
Glorieux met de brandende stucken, welcke het verbranden
met eenige andere van de Vyanden: t verlies van t Schip
deed dat van den Graef d'Estre vreesen, maer t selve vermin-
derde echter de moet niet van de Ofticieren van de andere
Schepen.
dIntrepide quam te stranden sender Masten, na dat het...”
|
|