1 |
|
“...Leeuwarden dd. 19 Jan. 1899. AA. 7329; Arrest Hof Amster-
dam dd. 22 Juni 1911, AA'. 9249) ;
O. dat uit het bovenstaande voortvloeit dat de te hooren
getuige 'geene mede-partij is in de onderwerpelijke procedure,
zoodat van 'het voorgedragen middel de feitelijke grondslag niet
vaststaat;
Gezien art. 56 B. R.
Recht doende:
Aerklaren het door deu gemachtigde der gedaagden voorge-
dragen middel ongegrond;
Veroordeelen de gedaagden in de kosten van dit incident
aan zijde van eiseheresse begroot op nihil.
INGEZONDEN BIJDRAGEN
SALARIEERING RECHTERLIJKE MACHT
Naar aanleiding van de bijdrage van Mr. Gombault in
W. 10456 deze opmerking : Zal een nieuwe regeling vol-
doen aan billijke eischen en rekening houden met den
verrichten arbeid, dan moet de salarieering van een subst.-
griffier bij een kantongerecht niet gelijkgesteld worden met
die van een griffler van een kantongerecht 3e klasse. In
Amsterdam althans doet een subst.-griffier gemiddeld 1/5
deel van al het griffierswerk, de boekhouding ui...”
|
|