| 1 |
 |
“...verschalken. Tot dat einde voer Krijnszoon in Februarij 1667 de
Suriname op, en dacht het engelsche fort, thans onder bevel van
William Byam, bij verrassing in te nemen.
Die krijgslist mislukte; doch de dapperheid der Zeeuwen baande
zich een anderen weg. Het kanon deed zich hooren, de zwaarden
werden uitgetogen, de landingtroepen kwamen aan wal, en de
vesting, waarmede deze uitgebreide landstreek moest staan of vallen,
ging 28 Feb. 1667 bij capitulatie aan Krijnszoon over. De engel-
sche sterkte werd het fort Zelandia, en de kolonie was ons.
Een buit van vier tonnen gouds, op het garnizoen, op de beamb-
ten en inzonderheid op de goederen van Willoughby verkregen,
vertrok aanstonds naar het vaderland en gaf in Vlissingen en Mid-
delburg geen geringe vreugde 1). Voor het overige werd er in
Suriname niet geplunderd, niet geroofd en gemoord; maar de
christen- enjoodsche planters betaalden eene belasting van 100,000 8
suiker aan de heeren staten van Zeeland, die zich aanstonds als
hunne souvereinen...”
|
|
