1 |
|
“...stromingen en streefde er in elk
geval met naar, in de eerste plaats Antilliaan te zijn, of
Curacaoenaar, of Arubaan of Bonairiaan of Bovenwinder te
blijven. Zo hij zijn Antilliaanse aard niet verloochende,
dan geschiedde het zijns ondanks. Hij ging geheel op tussen de
studenten in Amsterdam, Den Haag of Leiden. Hij was hoogstens
soms te onderscheiden door zijn uiterlijk of door bepaalde
spijzen die hij gebruikte. In Den Haag had men een buurt, dis
men de 'foenchi"-buurt noemde vanwege een soort polenta van
de Antimanen. Maar verder gedroegen de Antillianen zich
niet anders dan de Europeaan.
. 'tegenwoordig leeft de Antilliaan in Nederland onder geheel
gewijzigde omstandigheden. Hij heeft zijn eigen landelijke
vereniging en zijn eigen plaatselijke verenigingen, die er
naar streven, de eigenaard in den vreemde te behouden. Eenheid
en samenhang der Antillianen 'wordt thans niet uitsluitend
bepaald door uitwendige karakteristiek of door speciale
spijzen als foenchi of de ayaca, die zij bij voorkeur...”
|
|