1 |
 |
“...Konden andere leden al de hierboven gemaakte opmerkingen niet geheel deelen, ook zij achtten het
nieU raadzaam dit gebiedsdeel blijvend te binden in deze periode van zich steeds wijzigende economische
omstandigheden, verder aanvoerende, dat buitendien een lange weg moet worden bewandeld voordat een
algeheele salarisherziening haar beslag krijgt. Naar hunne zienswijze moet de begrootingswetgever zich
een zekere mate van vrijheid van handelen voorbehouden, ten einde geen rechten of aanspraken te kren-
ken en niet aan gekoesterde verwachtingen voedsel te geven. Op deze gronden gaven ook deze leden aan
duurtetoeslagen de voorkeur en om de reeds uiteengezette redenen aan alle landsdienaren zonder onder-
scheid van rang of beteekenis van het bekleede ambt.
Overigens konden verschillende leden zich niet vereenigen met de in de memorie van toelichting opgeno-
men rangschikking der ambten. Over het algemeen stellen deze leden prjjs op het behoud van het in 1923
aanvaarde richtsnoer, behoudens enkele...”
|
|