1 |
 |
“...volgt. Indien, alzoo de bekende Amsterdamsche advocaat,
de wetgever uit domheid, achteloosheid, slordigheid, tegen
zijn taak niet opgewassen is, dan laat de wetgever hem in den
steek en gaat hij zijn eigen gang. Mijnheer de Voorzitter, dit
is het recht van de uitvoerende macht, die de wetten heeft
toe te passen en de Koloniale Baad, die op de uitoefening heeft
toe te zien. Mijnheer de Voorzitter De heer Winkel doet net
alsof hier het Bestuur alleen de schuld heeft, maar ik meen,
dat hier een ,,mea culpa voor den Kolonialen Raad op zijn
plaats zou zijn. De Koloniale Baad was reeds bij de begroo-
tingsstukken op de hoogte van de verleende gratificatie. Een
beroep van den heer Winkel, dat de Gouverneur vrij is gra-
tificaties te verleenen aan wie hij wil, gaat niet op. De Kolo-
niale Baad krijgt juist daarom die gegevens bij de begrooting
om er zijn oordeel over te geven en het lijkt ongewenscht, dat
de Gouverneur bevoegd zou zijn, naar vrijheid op deze manier
over de geldmiddelen te beschikken...”
|
|