1 |
|
“...17
Bij s Baads aanbeveling (naar aanleiding van de voorge-
steld verhooging van het voor vergoeding aan gemployeer-
den uitgetrokken bedrag), dat in de eerste plaats naar vermin-
dering van werk moet worden gestreefd, meent ondergetee-
kende te mogen volstaan met een herhaling van wat hij reeds
meermalen heeft verklaard: dat het zijn voortdurend streven
is, voor zooveel dit met het dienstbelang overeen te brengen
is, tegen vermeerdering van werk op de verschillende kanto-
ren te waken en vereenvoudiging van dat werk te bevorderen.
Art. 2. Het heeft ondergeteekende leed gedaan te verne-
men, dat de Baad wederom tegen het bij dit artikel aange-
vraagd crediet gekant is.
Heeft de opsomming van het getal ambtenaren, die in Ne-
derland opdracht hadden bekomen om zich in bij zondere vak-
ken verder te bekwamen, ten doel aan te toonen, dat die deta-
cheeringen geen nut hebben afgeworpen?
Klaarblijkelijk is dat de bedoeling, en dan kan ondergetee-
kende verklaren, dat hij zich geenszins aan die...”
|
|