Your search within this document for 'chantage' resulted in two matching pages.
1

“...Juristen blad omtrent bo- venstaand ontwerp geuit, maatgevend zijn voor de opvattingen van het ge- heele Nedrlandsche juristendom, dan zou men tot de conclusie komen, dat de eenige jurist-voorstander van het ont- ' Werp is..... de Minister van Justitie: Op zijn minst genomen wordt het ont- werp als overbodig beschouwd (Dirk- zwager N. J. B. 1939 Afl. 2) of wordt daarvan geen wijziging van beteekenis in de huidige praktijk verwacht (Ma- thuisen Afl. 3). Zelfs zal het ontwerp leiden tot meineed en\ chantage (Ma- thuisen), het zal het aanzijn geven aan zeer immoreele rechtspraktijken (Etmans Aff. 4), het zal aanleiding ge|- ven tot hoogst ongewenschte schan- daalprocessen en van viezigheden over- stroomende enqutes (Bannier Afl. 5). Het land zal verdeeld worden in arron- 'disseirienten waarin echtscheiding prac- tisch op den thans bestaanden voet is te verkrijgen, en arrondissementen waarin echtscheiding slechts bij reel bestaande gronden is te verkrijgen (Hoogenbergh Afi 5) TJenslotte zal het aanzijn...”
2

“...DE GROOTE LEUGEN EN DE WAARHEID 119 van wij er hier slechts een paar willen noemen: meineed en chantage. De laatste woorden van dit citaat zijn reeds op pacj^ 115. aangehaald en be- besproken. Dat der gelijke wandaden kunnen voorkomen, om toch tot het minder gemak- kelijk bereikbare doel te geraken, behoeft niet ontkend te worden. Te meenen, dat dit in de toekomst zulk een algemeene praktijk zal worden als het citaat suggereert, getuigt niet van een juiste schatting der algemeene mentaliteit. Voor de gevallen, dat het geschiedt, ver- wijzen wij naar hetgeen wij in de inleiding gezegd hebben, dat de wetgever n.1. op de eerste plaats verplicht is te zorgen, dat on- zedelijke rechtspraktijken niet kunnen wor- den uitgeoefend, omdat het zedelijk hande- len, vooral van de goeden, er mee gemoeid is. Wat de schrijver verblindt, is, dat vroe-i ger het kwaad een fatsoenlijker voorko- men had. Fatsoen is echter niet meer dan de pluim op de hoed der zedelijkheid, en het is dwaas met de pluim te pronken...”