Your search within this document for 'kibrahacha' resulted in two matching pages.
1

“...de ta- marinde, de guyaba, de knip of kenepa (Melicocca bijuca L.) en de savo- netappel (Sapindus saponaria L.), terwijl bijv. de oleander, de C i t r u s-soor- ten en de vijg (Ficus caricaL.) meer xerophiel zijn. De oorspronkelijke boombestanden zul- len wel hoofdzakelijk uit tropophyten heb- ben bestaan, zoals de volgende, nog tame- lijk veel voorkomende soorten: de kers of shimarku (Malpighia glabra L.), de kalebas (Crescentia cujete L.) de tot dezelfde familie als de kalebas be- horende kibrahacha (Tecoma chry- santha D. C.); voorts de barba di jonku- man (Albizzia lebbek Benth.), de soorten van het geslacht B u r s e r a (bijv. palu siya) en de manzanilla of manzalinja (Hippomane mancinella L.). De manzalinja vormt hier en daar in de dalen en aan de lage kust typische hoewel kleine bosbestanden. Waarschijnlijk kunnen we onder de tropophile planten eveneens rang- schikken de wijdverspreide bshi di kalaku- na of dreifi shimarn(C occoloba d i - versifolia Jacq.) en de zeedreifi (Coccoloba...”
2

“...na de laatste flinke regen- bui is echter al dit plantenschoons verdord en verdwenen. De heesters en vooral de bo- men blijven het langst groen, maar met het slinken van de watertoevoer uit de bodem en de naar verhouding grotere verdamping aan de bladoppervlakte verwelken en ver- dorren op den duur ook bij deze de bla- deren. Daarna verliest het landsohap haast alle kleur. Enkele bomen hebben weliswaar in de nu volgende droge tijd hun vaste bloei- periode, bijv. de infrouw, de palu siya. de kibrahacha, de wabi, de indju en de dividivi, welke laatste verschillende malen per jaar bloeit en vrucht zet. Maar de bloeiwijzen van de wabi, de indju en de dividivi bestaan uit weinig opvallende aartjes en trosjes van lichtgele bloempjes, en over het algemeen krijgen de eilanden een erg doods aanzien. Tekenend voor deze droge periode is wat Rijkens schreef (1907:) ,yDe kale heuvels en rotsen, de met dorre maisstoppels en opuntias bezette velden, de bladerlooze boomen in de heggen, de stugge, zwaargedoornde...”