1 |
 |
“...geworpen, tevergeefs, alle braken.
Sakkerloot, dat is flink zeevolk! riep Cornelissen.
Lijnen, jongens, lijnen, zij springen overboord.
Drie der mannen waren in zee gesprongen en grepen
nu de overboord geworpen lijnen. Een paar anderen
namen de gelegenheid waar dat hun bootje even bij
het schip kwam, grepen bliksemsnel de afhangende
touwen en klauterden naar boven.
Intusschen was het dengenen, die nog in de boot waren,
gelukt de barkas te grijpen, die achter de Mars lag.
Fluks waren zij overgesprongen en nu lagen zij ver
vooroverbuigend over den rand der barkas om de
pakjes uit hun boot te halen.
Eindelijk waren allen gereed, toen plotseling een
pakje over boord viel.
Een der Franschen stiet een kreet uit en sprong
tegelijkertijd in zee.
Een kreet van schrik ging bij de onzen op. Dat was
eene waaghalzerij zonder wedergade.
Snel wierp men nu een boei aan een lijn overboord
om den stouten zeeman te helpen. Reeds had hij het
pakje gegrepen en hield het nu tusschen de tanden
geklemd, terwijl...”
|
|