1 |
 |
“...Java lag
in t begin der 19e eeuw een groot strandmeer, dat nog tot 1840
door visschers bevaren werd. Het slibde snel dicht, zoodat ten slotte
nog slechts een moeras over was, dat door kunstwerken is droog-
gelegd. Snelle aangroei heeft ook plaats bij de deltas der rivieren;
bij de hoofdmonden der Tji Taroem schoof de kust in ongeveer 2.5
jaar (tot 1906) 10001500 M. vooruit.
Steile kust, zuiderstrand van Besoeki (Java); vulkanisch gesteente.
De bergkusten staan f steil in zee, of ze hebben een smal,
laag voorland. In het eerste geval worden ze heftig door de branding
gebeukt, voor zoover ze naar den open Oceaan zijn gekeerd. Zijn het
lengtekusten, waarbij bergketen en kustlijn evenwijdig loopen,
dan ontbreken de baaien soms geheel, soms zijn er kleine aanwezig,
doordat steensoorten van verschillende hardheid afwisselen en de
branding de zachte het sterkst uitspoelt. Dwarskusten hebben
ruime en diepe baaien....”
|
|
2 |
 |
“...kweekt men op de sawahs als tweede gewassen o. a.: mas
(djagoeng), cassave, bataten, aardnoten ^ meest om de olie en
ook tabak, suiker en indigo voor de inlandsche markt. Alle deze,
behalve suiker en indigo, groeien ook op de droge velden (tegal)
der hoogere berghellingen, niet eerst de rijst en dan een tweede
gewas, maar alle als eerste gewas. De hellingen worden ook hier
terrasvormig aangelegd, om afspoeling door den regen te verhinderen.
De terrassen zijn echter, door de meerdere steilheid, te smal om
dijkjes te maken en bevloeiing toe te passen.
Waar veel Europeanen en gegoede Chineezen wonen, dus vooral...”
|
|
3 |
 |
“...Boekit Barisan, die het westen van het eiland inneemt,
vormt het meest grootsche bergland van den Archipel; het bestaat
uit hoog rijzende ketenen en plateaus en hooger nog verheffen zich
daartusschen de kegels der talrijke vulkanen. Evenwel zijn daaronder
minder toppen boven 3000 M. dan op Java. Het bergland is het
breedst in t Noorden, waar het groote hoogvlakten insluit. In
Midden-Sumatra zijn de hoogvlakten geringer van omvang, maar hier
liggen ruime lengtedalen. In t Zuiden is het gebergte smal, met
korter lengtedalen.
Noord-Sumatra.
Het binnenland. In Noord-Sumatra zijn de bergketenen, die de
hoogvlakten omringen en scheiden, grootendeels met dichte wouden...”
|
|
4 |
 |
“...daar gleden zware wolkschaduwen statig voort over de
dorre, geelaehtige ala^^r-a/aji^-velden, over de tallooze boschjes, waarin
de koelaks [of hoela's = dorpen] verscholen lagen, over de zachtgroene
rijstvelden en de steile wanden der kloven. Op verschillende punten,
zoo in onze nabijheid als op grooteren afstand, rezen dichte rookzuilen
omhoog; blijkbaar had men daar ter wille van den aanleg van nieuwe
ladangs de alang-alang in brand gestoken. Misschien honderd voet
beneden ons strekt zich een smal, kronkelend lint uit van saw'ahs met
haar smalle dijkjes en glinsterende w^atervakken. (Westenbekg, 1897)
De Gajo-hoogvlakte is aldus genoemd naar zijn bewoners, de
Gajos. Zuidwaarts ervan wonen de stamverwante Alas, even weinig
bekend als hun bergland. De vulkanen verheffen zich in de Gajo- en
Alas-landen veel hooger dan in de Batak-landen; eenige tot boven
8000 M.
De kustlanden. De randgebergten van het Gajo- en Alas-hoogland
reiken in t N. en W. op vele plaatsen tot de zee en laten daar-
tusschen...”
|
|