1 |
 |
“...bestaat uit een menigte
boomsoorten, waaronder de
altijd groene loofboomen in
de meerderheid zijn; palmen
ziet men er betrekkelijk
weinig, meest kleine in het
zeer dichte onderhout. De
hoogste boomen bereiken
ongeveer 60 M. hoogte, o. a.
de waringin, de Indische
vijgenboom, die veel op Javaansche dorpspleinen wordt aangeplant.
De woudbodem is met varens en andere kleine planten bedekt; op
eiken boom groeien parasieten en pseudo-parasieten en door dit alles
slingeren zich de lianen, het meest de rotan. Bergopwaarts komen
nieuwe boomsoorten, als eiken, kastanjes, coniferen; ook verschijnen
de boomvarens.
Indi bezit ook, voorat in de drogere streken en op minder vrucht-
baren bodem, bosschen die hoofdzakelijk uit ene boomsoort be-
staan: de belangrijke djati-bosschen van Oost-Java, die inden drogen
tijd hun blad verliezen, en op de hooge bergen aldaar de tjemara-
bosschen, die op onze naaldboomen lijken. Bijzonder fraai zijn ook
de bamboe-bosschen der Oost-Javaansche bergen op hun lagere
zui...”
|
|
2 |
 |
“...wouden. Homogene bosschen vindt men ook aan de kusten: op drogen
grond de steltloopende pandanen, op natten bodem de reeds genoemde
nipah-palm.
Het gemengde oerwoud levert de belangrijke boschproducten,
die in groote menigte op de wereldmarkt worden aangevoerd, vooral
getah pertja, rotting (rotan) en eenige harsen (gezamenlijke opbrengst
in 1906 38 mill, gulden).
Van de aangeplante gewassen zullen we straks afzonderlijk
bespreken de palmen en de specerijen. Het overig cultuurland van
Sawahs.
den Archipel is in twee typen te splitsen: de laaglandscultuur en de
bergcultuur. De meeste gewassen voor inlandsch gebruik komen bij
beide voor, maar de cultures voor de wereldmarkt zijn verschillend
en de wijze van verbouwing vertoont een ander karakter. Aan de
laaglanden eigen is namelijk de reeds besproken, belangrijke cultuur-
wijze der kunstmatige bevloeiing, de sawah-bouw. Zij komt ook
in de bergstreken voor, op zachtglooiende hellingen, op dalbodems
en op hoogvlakten, maar daar is zij uitzondering...”
|
|
3 |
 |
“...de grootste verscheidenheid van andere producten. Behalve de kina
zijn er nog drie groote artikelen, waarvoor de Archipel in den
wereldhandel bovenaan staat: de kopra, de peper (8/4 van de geheele
opbrengst) en de nootmuskaat; daarnaast eenige boschproducten.
vooral harsen, getah en rotan.
Mineralen.
De belangrijkste delfstof van den Archipel is thans de petroleum,,
die door boring wordt te voorschijn gebracht in de vlakte van Oost-
Sumatra, in de heuvels van Noordoostelijk .Java en aan hun voet.
benevens in de vlakte van Ivoetei in Oost-Borneo. De Java-petroleum
wordt meest op het eiland zelf gebruikt, terwijl die van Sumatra
en Borneo in den wereldhandel komt, waarin zij, ondanks de aan-
zienlijke productie, een geringe rol speelt tegenover de reusachtige-
opbrengst van de Unie en Rusland. Ze wordt meest in Oost-Azi
verhandeld (uitvoer in 1906 voor 19 mill. gld.).
Steenkolenmijnen worden gexploiteerd op Sumatra en op Poeloe-
Laoet, bij Zuidoost-Borneo. Van het meeste belang is de eerste...”
|
|
4 |
 |
“...eischte veel menschenlevens, want
toen lag in den krater een meer, dat Omlaag stortte als een modder-
stroom, die 114 dorpen en ruim 4000 menschen verzwolg. De modder
en steenen bleven liggen in den vorm van ronde hoogten, die den
vulkaanvoet bedekken. Maar beide uitbarstingen hebben groote vrucht-
baarheid gegeven aan de vlakte van Tasikmalaja, die zeer dicht
bevolkt is en toch nog een rijstschuur voor een groot deel der
Preanger; in t Z. ligt Singaparna, met bekende mandewerk-
industrie uit rotan.
De noordoostelijke voorpost van West-Javas vulkaanland is de
Tjerimai (Piek van Cheribon), een grootsche kegel, de hoogste berg
van West-Java (3080 M.), met een regelmatige, gesloten kraterput.
3. Het Zuid-Preanger bergland draagt geen vulkanen; het
bestaat in t N. uit hooggelegen plateaus, ten deele golvend, ten deele
door de uitschuring der rivieren stukgesneden tot woeste berglanden,
met scherpe kammen en diepe dalen. Ze hellen in terrassen naar de zuid-...”
|
|
5 |
 |
“...118
De bewoners van het bergland zijn de Dajaks, gesplitst in tal
van stammen, die tegen de dalhellingen hunne droge rijstvelden
aanleggen, telkens andere gronden zoekend, en door den slechten
aanleg toch door rijstgebrek chronisch geplaagd; ze verzamelen
boschproducten, vooral veel getah en rotan, en verknopen die aan
Maleische en Chineesche handelaars. Ze gaan gebukt onder de naarste
ziekten en het grofste bijgeloof, maar hebben groote geestkracht,
veel kunstzin en zijn zeer betrouwbaar. Het koppensnellen vermin-
dert, maar is nog lang niet verdwenen; het meest komt het voor
bij eenige zwervende jagerstammen, als de Poenans.
Britsch-Borneo is grootendeels bergland, aan de kusten liggen
vlakke strooken en deltas. Het draagt in t N. een der hoogste
bergen van den Archipel, de Kinibaloe (4170 M.). Van dit gebied
stond de Westkust vroeger in naam onder het gezag van den sultan
van Broenei, de Oostkust onder dat van den sultan der Soeloe-
eilanden. In 1840 vestigde zich in het landschap Sarawak...”
|
|