1 |
 |
“...op de
oostelijkste ontbreken ze na-
genoeg geheel.
Het tropische oerwoud
bestaat uit een menigte
boomsoorten, waaronder de
altijd groene loofboomen in
de meerderheid zijn; palmen
ziet men er betrekkelijk
weinig, meest kleine in het
zeer dichte onderhout. De
hoogste boomen bereiken
ongeveer 60 M. hoogte, o. a.
de waringin, de Indische
vijgenboom, die veel op Javaansche dorpspleinen wordt aangeplant.
De woudbodem is met varens en andere kleine planten bedekt; op
eiken boom groeien parasieten en pseudo-parasieten en door dit alles
slingeren zich de lianen, het meest de rotan. Bergopwaarts komen
nieuwe boomsoorten, als eiken, kastanjes, coniferen; ook verschijnen
de boomvarens.
Indi bezit ook, voorat in de drogere streken en op minder vrucht-
baren bodem, bosschen die hoofdzakelijk uit ene boomsoort be-
staan: de belangrijke djati-bosschen van Oost-Java, die inden drogen
tijd hun blad verliezen, en op de hooge bergen aldaar de tjemara-
bosschen, die op onze naaldboomen lijken. Bijzonder fraai...”
|
|