1 |
 |
“...behalve
Curasao, niet of nauwelijks de moeite van het noemen waard geacht
worden. Groote deelen der eilanden zijn geheel kaal, en van een
onbeschrijfelijk eentonige natuur. Alleen in voor den uitdrogenden
passaat beschutte dalen en kuststreken is de flora wat weelderiger,
maar de boomgroei is ook daar gering. Overheerschend zijn cactussen,
opuntias en agaven. Geiten- en schapenteelt zijn van belang. De
bevolking bestaat overwegend uit negers, waarvan de meesten
Katholiek zijn. Hare taal is het Papiamento, een mengelmoes van
Indiaansche, Spaansche en Hollandsche bestanddeelen. De meesten
hebben het zeer armoedig.
Curagao heeft nog geen derde der grootte van Zeeland (zie het
kaartje op blad 46 van Bos Schoolatlas). In de 18e eeuw werd het
rijk, door smokkelhandel op de Spaansche kolonin, en zijn besten
tijd had het in den Amerikaanschen vrijheidsoorlog. De grond is er
meest in handen van groote plantagehouders, waaronder vele Isra-
lieten. De cultuur van aardnoten (Curagaosche mangelen) is ver-...”
|
|