Your search within this document for 'mantel' resulted in one matching pages.
1

“...bescherming. Verstrooid tnsschen de koraaldieren liggen vele zeesterren op den grond, vooral een soort van aanzienlijke grootte en met een azuur- blauwen rug; evenzoo talrijke schelpen, die alle vormdetails zoo dui- delijk laten zien, dat men de meer bekende, grootere soorten zonder moeite van de boot uit benoemt.... Oesters, die veelal tot aan den nauwelijks geopenden rand der schelp in de kalk der koraalriffen zijn ingegroeid, ontvouwen soms een indigo- tot azuurblauw en bont gespik- keld blad (mantel), dat golft als de plooien der schelpen en op een langwerpige, bonte rozet gelijkt; dan weer liggen donkerbruine, plomjie, cilindervormige holothurin (zeekomkommers) in groot aantal op den bodem kortom, er vertoont zich daar een eeuwige, bonte wisseling van kleuren en vormen, en menigmaal moest ik, door anderen arbeid geroepen, mij met geweld losrukken van het bekoorlijk beeld, dat hier, een schoone nimf gelijk, van den zeebodem verlokkend omhoog kijkt. (Martin, 1892) Door en tnsschen de ket...”