1 |
 |
“...en waar men het nalaat, komen de wonden weer op, zeer ten bate
van den waterrijkdom der beken.
In de Buitenbezittingen werkt de roofbouw op dezelfde wijze, maar
minder aaneengesloten, doordat de bevolking zoo gering is. Ook is
het afbranden niet overal gewoonte. In het regenrijke bergland van
Borneo herstellen de gaten in het woudkleed zich zeer snel. Veelal
denkt men in een oorspronkelijk woud te zijn, totdat men er midden
in den dichten boschgroei op overblijfselen van woningen stuit. Op
Sumatra zijn de alang-alang-velden zeer uitgestrekt, maar het woud
is er toch overheerschend, evenals op Celebes, de bergachtige eilanden
der Molukken en Nieuw-Guinea. Wel zijn de bosschen daar veelal
minder dicht en weelderig en vooral is dit het geval op de Kleine
Soenda-eilanden, ja op de
oostelijkste ontbreken ze na-
genoeg geheel.
Het tropische oerwoud
bestaat uit een menigte
boomsoorten, waaronder de
altijd groene loofboomen in
de meerderheid zijn; palmen
ziet men er betrekkelijk
weinig, meest kleine...”
|
|
2 |
 |
“...het gouvernement geen rechtstreeksch gezag
heeft, worden dikwijls nog voor allerlei andere doeleinden heeren-
diensten geischt; op Java in de Vorstenlanden en op de particuliere
landerijen.
De cultuurdiensten bestaan nog bij de reeds genoemde gou-
vernements-kofiiecultuur, een dwangcultuur, die nog voorkomt in
eenige residentin van Java en op Sumatras Westkust. De gouver-
nements-kinacultuur werkt geheel met betaalden arbeid.
De dessadiensten zijn door de Regeering niet beperkt, omdat
zij ten bate der dorpsgemeenschap komen. Evenwel kunnen dorps-
hoofden daarvan misbruik maken.
Regeeringszorg voor de inlanders. In menig opzicht schiet de staats-
zorg voor de vele en talrijke bevolkingen van den Archipel te kort.
De veiligheid laat zelfs op Java en Madoera veel te wenschen. Ge-
neeskundige hulp, armenzorg en onderwijs zijn geheel onvoldoende.
Verlangen naar onderwijs begint vooral bij de Javanen merkbaar
te worden. Zij, die het ontvangen, toonen in den regel een uitmun-
tende vatbaarheid...”
|
|
3 |
 |
“...liggen een of meer rijen van lage duinen, aangestoven tegen opge-
heven koraalriffen, die den dienst deden van onze stuifdijken.
Omgeven door een woesten gordel langs een havenlooze kust, door
snelstroomende beken doorsneden en goeddeels onvruchtbaar, heeft het
Zuidland der Preanger niet kunnen deelen in de hooge vlucht, die
de ontginning van de noorderhelft der residentie in het laatste derde
deel der 19e eeuw kon nemen, dank zij de betere bestuursregeling,
den arbeid van Holle en anderen ten bate van den inlander en de
uitbreiding der cultures voor de Europeesche markt.
De Wijnkoopersbaai biedt een veilige haven, die voor afvoer van
de producten der naburige plantages gebruikt wordt.
Uit Straat Soenda verrijst een afzonderlijke vulkanengroep, met
den Karang (1780 M.) als hoogsten kegel; vol bosch in t midden,
aan de randen goed bebouwd.
Goed bebouwd en dicht bevolkt waren vr 1883 ook de Ban-
tamsche kusten, maar op 26 en 27 Augustus van dat jaar werden
ze geheel kaalgeschoren door het...”
|
|