Your search within this document for 'recht' resulted in 13 matching pages.
1

“...........................................................10 § 5. Verhouding pensioen tot grondslag . ..........................................1 § 6. Grootheden ter berekening van de contante waarden der lasten van de aan na te laten betrekkingen van in dienst zijnde deelgenoten toe te kennen weduwen- en wezen- pensioenen -..........................................................1 § 7. De pensioen- en bijdragefactoren................................................ 20 § 8. De Ontslagenen met recht op uitgesteld pensioen..................................21 § 9. Beheerskosten..........................................................' ^ § 10. De benodigde bijdragepercentages............................................. 22 § 11. Inkoopsommen, verschuldigd bij toetreding .......................................23 § 12. De aanvullende bijdrage van het Land en de Eilandgebieden...................... 23 IV. WETENSCHAPPELIJKE BALANS § 1. De wetenschappelijke balans........................ . .....”
2

“...8 Ons dus beperkende tot de op de balansdatum aanwezige deelgenoten in het fonds, kunnen wij vaststellen, dat het fonds de verplichting heeft pensioen te betalen aan de reeds gepensioneerde deelgenoten zolang zij in leven zijn; aan de nog in dienst zijnde, nadat hun pensioen zal zijn toe- gekend; aan de weduwen en wezen, die reeds recht op pensioenuitkering hebben, en aan de door thans nog levende deelgenoten, actieve en gepensioneerde, na te laten weduwen en wezen. Weliswaar zijn de toekomstige pensioenen op de balansdatum nog niet opeisbaar, ja is het van een afzonderlijke, aan een bepaald persoon toekomende pensioentermijn nog niet zeker, of hij ooit vervallen zal, toch is het niet juist deze verplichtingen daarom te negeren. Er is immers een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat aan een deel der op de balansdatum aan- wezige deelgenoten pensioen zal moeten worden betaald. Hetzelfde geldt voor de bijdragen. De waarden van deze toekomstige verplichtingen en inkomsten, contante...”
3

“... onderwijzers . . i zonder kind 13 45 588 13 45 588 R.K. geestelijken . . 28 100 800 28 100 800 R.K. ordebroeders . . 100 473 172 100 473 172 6 f 47 635 8 f 52 186 f 27 703 1741 f 8 577 635 1755 f 8 677 456 ) Onder de pensioenverordening van 1899 was het mogelijk voor zijn weduwe en wezen een hoger pensioen te verzekeren dan de helft van het eigen pensioen, waarop op het ogenblik van overlijden recht zou bestaan hebben. Deze verzekering kon op grond van art. 60 der pensioenverordening 1938 (P.B. 1949, nr. 125) in stand gehouden worden. Men kan dan geen recht op weduwen- en wezenpensioen volgens laatst genoemde verordening doen # gelden, maar is daartegenover geen bijdragen voor zulk pensioen verschuldigd na de afbetaling van het voor de verzekering verschuldigde....”
4

“...opgenomen, zodat er op 31 december 1954 nog 6 van deze personen waren met een verzekerd bedrag van f 5 715 aan weduwenpensioen. § 3. Verloop onder de in dienst zijnde en gepensioneerde ambtenaren en onder de gepensioneerde weduwen Mannelijke gouvernementsambtenaren Kalenderjaar Begin Bij Gepen- sioneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst Ontslagen met recht op uit- gesteld pensioen 1950 1015 108 28 9 4 4 1951 1078 153 22 7 3 1 1952 1198 122 24 8 1 1953 1287 48 21 16 3 2 1954 1955 1293 1465 203 21 6 3 1 Bijzondere onderwijzers Kalenderjaar Begin Bij Gepen- sioneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst Ontslagen met recht op uit- gesteld pensioen 1950 189 22 3 i 1951 207 26 1 4 i 1952 227 30 2 3 1953 252 24 3 i 1954 272 28 2 7 i 1955 290...”
5

“...14 Vrouwelijke gouvernementsambtenaren Kalenderjaar ( Begin Bij Gepen- sioneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst Ontslagen met recht op uit- gesteld pensioen 1950 57 13 3 1951 67 9 4 2 1952 70 31 2 i 1953 98 7 2 5 1954 1955 98 108 22 4 5 3 Bijzondere onderwijzeressen Kalenderjaar Begin Bij Gepen- sioneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst Ontslagen met recht op uit- gesteld pensioen 1950 169 !) 15 1 5 4 1951 174 11 5 3 4 1952 173 18 2 4 1953 185 22 i 10 1954 196 11 6 10 1955 191 Gepensioneerde mannelijke gouvernementsambtenaren, bijzondere onderwijzers en politie-militairen Kalenderjaar Begin Bij Overleden 1950 262 ) 32 13 1951 281 23 10 1952 294 26 15 1953 305 21 9 1954 317 24 7 1955 334 Gepensioneerde vrouwelijke gouvernementsambtenaren en bijzondere onderwijzeressen Kalenderjaar Begin & Overleden I960 48 2 1 1951 49 15 2 1952 62 4 1 1953 65 3 1 1954 67 10 1 1955 76 l) Tengevolge van na het opmaken van de 2e wetenschappelijke balans...”
6

“...zijnde deelgenoten nog slechter uit eigen ervaring te bepalen. De kansen op overlijden zijn zowel voor de mannen als voor de vrouwen onveranderd uit de vorige balans overgenomen. Voor de mannen zijn nieuwe kansen op pensionering met inbegrip van ontslag met recht op uitgesteld pensioen, en op ontslag zonder recht op pensioen bepaald. Als basis heeft daarvoor de ervaring in de jaren 1945 t/m 1954 gediend. De afgeleide kansen komen voor in de als staat I opgenomen activiteitstafel. De kans op pensionering voor de leeftijd 49J is verhoogd van 0,125 tot 0,175. Het blijft moeilijk deze voor de vastlegging der financile lasten zo belangrijke grootheid nauwkeurig te bepalen. Zoals bekend bestaat bij het bereiken van de 50-jarige leeftijd recht pensioen aan te vragen, waarbij alleen aan de voorwaarde voldaan moet zijn, dat 20 dienstjaren vervuld zijn. Was de waargenomen frequentie in de jaren 1945/1949 0,121, thans bedroeg deze niet minder dan 0,194. Ook voor de leeftijden, hoger dan 50, hebben de...”
7

“...grootheden hebben dezelfde betekenis als in de levensverzekeringswiskunde. § 8. De ontslagenen met recht op uitgesteld pensioen Voor de formules, welke bij de berekening van de contante waarden gebruikt zijn, kan ver- wezen worden naar blz. 25 van de tweede wetenschappelijke balans. Zoals daar vermeld is, is er geen rekening mede gehouden, dat de pensioenen wegens invalidi- teit eerder toegekend kunnen worden. De contante waarden der uitgestelde pensioenen worden slechts onbelangrijk verhoogd, indien de kans op invaliditeit wel in rekening gebracht wordt. Daar het bovendien moeilijk is de grootte van die kansen vast te stellen, is de eenvoudige formule toegepast, waarbij alleen op ingang van het ouderdomspensioen gerekend wordt. Twee dergenen, die recht op uitgesteld pensioen hebben, hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid vrijwillig deelgenoot voor weduwen en wezen te blijven. Zij hebben dan recht op pensioen, niet alleen na ingang van het pensioen, maar ook gedurende het uitstel, voor hun...”
8

“...26 dier pensioengrondslagen gehandhaafd (art. 24 lid 1 der Pensioenverordening Burgerlijke Lands- dienaren 1938, P.B. 1949 nr. 125). Het minimum aantal dienstjaren, dat vervuld moet worden om recht op pensioen te krijgen, zal 25 bedragen voor hen, die na de wijziging ambtenaar in vaste dienst worden (Vgl. artikel 2 van de zo juist genoemTle verordening). Voor de reeds in dienst zijnde ambtenaren blijft het aantal jaren 20. De leeftijd, waarop recht op pensioen ontstaat blijft 50. De te incorporeren duurtetoeslag zou volgens de voorlopig gemaakte veronderstelling de volgende percentages van de bezoldiging bedragen: gehuwden ongehuwden van de eerste 1200 gulden van de bezoldiging.......... 122 105 tweede 1200 ,, 94 78 derde 1200 ........ 68 56 vierde 1200 ,, .............. 58 50 vijfde 1200 ,, ,, ,, 57 40 zesde 1200 ,, 47 40 zevende 1200 ' 42 34 achtste 1200 ,, ,, 31 24 ,, negende 1200 21 13 tiende 1200 16 5 elfde 1200 ,, ........ 15 5...”
9

“...27 De berekening zelf valt in twee gedeelten uiteen. Bij die van de contante waarden der lasten van in dienst zijnden is de overgangsbepaling in aanmerking genomen, dat de ambtenaren het recht op pensioen behouden na vervulling van 20 voor pensioen geldige dienstjaren. Daarentegen gelden voor de na de invoering in vaste dienst benoemdt^ambtenaren en onder- wijzers de nieuwe bepalingen ten volle. Voor wie kennis genomen heeft van de opzet van een wetenschappelijke balans, zal het duidelijk zijn, dat de hoogte der aanvullende bijdragen van het Land en de Eilandgebieden daarin een belangrijke grootheid zijn. Het percentage, dat de aanvullende bijdrage van de pensioengrondslagen bedraagt, wordt voor alle in dienst zijnden gelijk genomen. Dit geschiedt met de bedoeling de berekening daarvan zo eenvoudig mogelijk te houden. Het ligt dus in de rede ook voor de toekomst deze opzet zo te houden en geen onderscheid te maken tussen vr en na het tijdstip van incorporatie in het fonds opgenomen deelgenoten...”
10

“...Vrouwelijke ambtenaren Mannelijke leerkrachten 49 240 190 34 261 120 ^6 100 510 1 6 470 8 44 730 bij het bijzonder on- derwijs (incl. R.K. ordebroeders) . . 195 2 099 482 85 790 501 10 79 296 Vrouwelijke leerkrach- ten bij het bijzonder onderwijs (incl. R.K. ordezusters) .... 127 887 070 50 326 500 5 31 710 9 59 430 Tezamen 1091 9 188 347 626 5 915 369 283 2 627 475 25 203 256 29 236 910 § 6. Activiteitstafel Daar voor de reeds in dienst zijnden het aantal dienstjaren, dat voor recht op pensioen ver- vuld moet zijn, niet verandert en ook overigens de pensioneringsleeftijd dezelfde blijft evenals de kansen op ontslag zonder pensioen en op overlijden, kan voor hen de berekening van de contante waarden der lasten en der baten op dezelfde activiteitstafel gebaseerd blijven als voor de in hoofdstuk IV omschreven wetenschappelijke balans. Zoals hiervoor in het slot van § 3 uiteengezet is, wordt het percentage der aanvullende bij- dragen gebaseerd op de verhoudingen, waaronder de...”
11

“...12. De wetenschappelijke balans na incorporatie der duurtetoeslagen Staat VI bevat de wetenschappelijke balans, zoals die per 31 december 1954 zou zijn geweest, indien de incorporatie van de duurtetoeslagen in de pensioengrondslagen op die datum was in- gegaan. Slechts de posten voor de lasten en baten der in dienst zijnden, welke in de vorige paragraaf zijn aangeduid, wijken af van die op de in staat III opgenomen en in hoofdstuk IV omschreven balans. Voor de reeds gepensioneerden dan wel met recht op uitgesteld pensioen ontslagenen brengt de incorporatie geen verandering. De dezen betreffende balansposten blijven dus onver- anderd. Uiteraard blijven de posten effecten en dergelijke ook dezelfde. De contante waarde der in totaal voor de in dienst zijnden te verwachten aanvullende bij- dragen is berekend met het bovengenoemde percentage van 14,6. Na invoering van de incorpo- ratie is dit dus verschuldigd van de pensioengrondslagen van alle in dienst zijnde deelgenoten, ongeacht of zij reeds...”
12

“...452 000 Rechtstreekse leningen 2 828 000 2 828 000 Hypotheken 1 853 000 1 844 000 Onroerend goed (boekwaarde) Contante waarde: 14 000 14 000 nog te vorderen buitengewone bijdragen bijdragen 5 % eigen pensioen van mannelijke deelgenoten ....*. idem vrouwelijke deelgenoten bijdragen 3 % c.q. 2 % voor weduwen- en wezenpensioen van: gepensioneerde mannelijke deelgenoten in dienst zijnde mannelijke deelgenoten in dienst zijnde vrouwelijke deelgenoten voor wezenpensioen .... ontslagenen met recht op uitgesteld pensioen en vrijwillige deelgenoten extra-bijdragen bij huwelijk wegens leeftijdsverschil 980 000 5 956 000 638 000 182 000 4 211 000 4 000 14 000 5 000 973 000 5 818 000 623 000 178 000 4 064 000 4 000 14 000 5 000 Contante waarde aanvullende bijdragen door het Land en de Eilandgebieden ter hoogte van 24,86 resp. 23,23 % van de pensioengrondslagen der in dienst zijnde deelgenoten 32 790 000 29 930 000 Tekort te dekken door (zie de toelichting in hfdst. IV van de voorgaande tekst):...”
13

“............. bijdragen 5 % eigen pensioen mannelijke deelgenoten........................................... idem vrouwelijke deelgenoten................................................................ bijdragen 3 % c.q. 2 % voor weduwen- en wezonpensioen gepensioneerde mannelijke deelgenoten . in dienst zijnde mannelijke deelgenoten....................................................... idem vrouwelijke deelgenoten (wezenpensioen)................................................ ontslagenen met recht op uitgesteld pensioen en vrijwillige deelgenoten....................... extra-bijdragen bij huwelijk wegens leeftijdsverschil......................................... Contante waarde aanvullende bijdragen: door het Land en de eilandgebieden ter hoogte van 14,6 % van de pensioengrondslagen der in dienst zijnden..................................................................................... Tekort............................................................................................ Passiva...”