Your search within this document for 'men' resulted in four matching pages.
1

“...ingesteld, of er evenwicht is tussen de op het fonds rustende verplichtingen en de som van het kapitaalbezit van het fonds en de te verwachten inkomsten. Onder die verplichtingen zijn te verstaan de in de toekomst te betalen pensioenen en kosten van beheer, onder de inkomsten de bijdragen voor pensioen, welke het fonds in de toekomst zal ontvangen. Het is redelijk bij die verwachting zich te bepalen tot de lasten en bijdragen van personen, die reeds deelgenoot in het fonds zijn. Gaat men nog verder, dan zal men veronderstellingen moeten maken omtrent de toekomstige omvang en samenstelling van het corps ambtenaren der Nederlandse Antillen....”
2

“...waarden van verplichtingen, te verwachten bijdragen voor pensioen en andere in de toekomst te verrichten betalingen of te ontvangen bedragen kan en moet gedaan worden met inachtneming van het maken van rente, vindt zijn oorzaak in het feit, dat belegd kapitaal zulke intrest opbrengt. Zoals in het voorgaande reeds opgemerkt is, wordt gestreefd naar een gelijk zijn van de contante waarde der pensioenverplichtingen en de som van het aanwezige kapitaal en de contante waarde der te ontvangen bijdragen. Men kan kapitaal en contante waarden alleen d.n zo gelijk- schakelen, indien de contante waarde evenzeer als het kapitaal met de tijd aangroeit door de rente. Het kapitaal brengt rente op en wel gemiddeld een zeker percentage per jaar. Dan moeten de contante waarden ook berekend worden met datzelfde rentepercentage. De opbrengst van de beleggingen speelt dus een belangrijke rol. Voor de vorige twee wetenschappelijke balansen is 3 % als basis genomen. In de tekst bij de tweede balans (blz. 27) is reeds...”
3

“...geestelijken . . 28 100 800 28 100 800 R.K. ordebroeders . . 100 473 172 100 473 172 6 f 47 635 8 f 52 186 f 27 703 1741 f 8 577 635 1755 f 8 677 456 ) Onder de pensioenverordening van 1899 was het mogelijk voor zijn weduwe en wezen een hoger pensioen te verzekeren dan de helft van het eigen pensioen, waarop op het ogenblik van overlijden recht zou bestaan hebben. Deze verzekering kon op grond van art. 60 der pensioenverordening 1938 (P.B. 1949, nr. 125) in stand gehouden worden. Men kan dan geen recht op weduwen- en wezenpensioen volgens laatst genoemde verordening doen # gelden, maar is daartegenover geen bijdragen voor zulk pensioen verschuldigd na de afbetaling van het voor de verzekering verschuldigde....”
4

“...leeftijden, welke aan de vrouwen zijn toegekend. Behalve deze zijn er nog kleine afwijkingen, welke toegeschreven moeten worden aan de nieuwe basis, welke aan de be- rekening der grootheden is gegeven. Uiteraard wijkt de toestand in gezinssamenstelling en leef- tijdsverschillen op 31 december 1954 af van die op de vorige balansdatum. Die toestand is zonder afronding tot uiting gebracht in de kolommen voor de contante waarden der lasten per gulden weduwenpensioen. Slechts de grootheden W zijn afgerond. Men krijgt door vergelijking met de waarden van de vorige keer een indruk van de nauw- keurigheid, welke bij dit soort berekeningen wordt bereikt. De verschillen zijn in het algemeen niet meer dan enkele procenten van de waarden, speciaal voor de belangrijke middelbare leef- tijden. § 7. De pensioen- en bijdragefactoren In de §§ 35 t/m 47 van de tekst bij de eerste wetenschappelijke balans is een uitvoerige uit- eenzetting gegeven van de afleiding van de factoren, waarmede de pensioengrondslagen van...”