1 |
|
“...ingevoegd bij Landsverordening van 28 februari 1952 (P.B. nr. 24).
Hoewel niet rechtstreeks het pensioenfonds betreffende, zij hier nog vermeld dat de duurte-
toeslag op de pensioenen verhoogd is bij Landsbesluit van 10 februari 1953 (P.B. nr. 30).
Over de beleggingen onder hypothecair verband werden bij het Landsbesluit van 27 sep-
tember 1954 (P.B. nr. 98) ter versterking van de veiligheid daarvan nadere regelen gesteld. Het
bedrag, dat op een en hetzelfde bebouwde perceel ter leen verstrekt mag worden, is door dit
besluit beperkt tot f 25 000. Tot dien golden alleen de beperkingen, dat niet meer dan 60 % van
de waarde van het onderpand en aan n persoon niet meer dan f 60 000 mocht worden geleend.
ยง 2. De financiering van de pensioenen
In de in de vorige paragraaf genoemde Landsverordening van 27 juli 1951 is tot uitdrukking
gebracht, dat de pensioenen van de ambtenaren van de Nederlandse Antillen en van hun weduwen
en wezen op basis van het stelsel van kapitaaldekking der aanspraken ...”
|
|
2 |
|
“...worden bij het maken van veronderstellingen volgens de nieuwe regeling.
Bovendien moet in aanmerking genomen worden, dat de contante waarde der toekomstige
eigen pensioenen en die der bijdragen van de vrouwelijke deelgenoten slechts iets meer dan 10 %
van die der mannelijke bedragen. Een onnauwkeurigheid in deze contante waarden heeft dus
weinig invloed op de totale uitkomsten van de balans.
Het globale karakter, dat de op incorporatie der duurtetoeslagen gebaseerde wetenschappe-
lijke balans mag dragen, maakte het mogelijk de contante waarde der lasten en der baten voor de
vrouwen te verkrijgen door de contante waarden der lasten en der bijdragen van de vrouwen
volgens de bestaande regeling te vermenigvuldigen met het quotint van de volgens de nieuwe
regeling bepaalde contante waarden voor de mannen en die waarden volgens de bestaande rege-
ling.
\ost v/c/ /'
CENTRALE BOEKERIJ...”
|
|
3 |
|
“...dienst zijnden en gepensioneerden waargenomen sterftekansen 1937 t/m 1954^ Voor gepensioneerden gebruikte sterftekansen (Sterftetafel Eur. ambtenaren in Indonesi (1920/1934) met 1 jaar leeftijdsverlaging) x)
30i 0,0037 0,002 0,0038
354 0,0046 0,000 0,0046
404 0,0057 0,004 0,0067
454 0,0089 0,004 0,0100
504 0,0127 0,011 0,0143
554 0,0182 0,011 0,0212
604 0,0280 0,022 0,0317
654 0,0390 0,045 0,0465
704 0,0584 0,56 0,0640
754 0,0912 0,079 0,0895
804 0,1366 0,166 0,1320
854 0,1967 0,250 0,1920
*) Deze mag voor de leeftijden beneden 55 een wat hogere sterfte aangeven dan voor de in dienst zijnden en
gepensioneerden gecombineerd.
Uit deze cijfers kan geconcludeerd worden, dat in grote trekken deze sterftekansen parallel
lopen. Het verdient overweging bij de volgende wetenschappelijke balans ook de sterfte nog eens
nauwkeurig te bestuderen.
s-Gravenhage, 30 oktober 1956. 5 november 1956.
De wiskundig adviseur van de De directeur van het
Stichting Administratie Algemeen Pensioenfonds van de
Indonesische...”
|
|