Your search within this document for 'ge' resulted in four matching pages.
1

“...welke op de rentevoet van 2£ % gebaseerd was. Bij de beschouwing van deze materie is ook nog gelet op de kosten welke de inning van de intrest en de verdere administratie van deze effecten meebrengen en die vrij aanzienlijk zijn. Deze tezamen zijn in de jaren 1953 t/m 1955 ongeveer 12 % van de renteopbrengst geweest. In de jaren 1951, 1952 en 1953 is als gemiddeld rendement van de gekochte effecten gevonden 3,32; 3,25 en 3,50 % of gemiddeld 3,36 %. Netto kan dus op een rendement van ongeveer 2,96 % ge- rekend worden. # Met het oog op deze omstandigheid hebben het bestuur van het fonds en de samensteller van deze balans gemeend, dat 2f % de rentevoet is, waarop de wetenschappelijke balans moet berekend worden. Bij de bepaling van de rekenrentevoet moet altijd bedacht worden, dat de verplichtingen zich over tientallen jaren uitstrekken. Een hogere of lagere rentevoet in een of meer jaren betekent niet, dat deze gedurende de gehele periode gehandhaafd zal blijven en is daarom geen goede maatstaf...”
2

“...Voorstellen tot incorporatie van de duurtetoeslagen Eerst is overwogen de pensioengrondslagen met 30 % te verhogen. Hieruit zouden eveneens 30 % hogere pensioenen voortvloeien, waarvoor kapitaaldekking nodig zou worden, voorzover de contante waarde van de hogere lasten niet doodde contante waarde der hogere bijdragen gecom- penseerd zou worden. Later is overgegaan tot het idee van algehele incorporatie der duurtetoeslagen. De pensioengrondslagen van de gehuwden worden verhoogd met de duurtetoeslag voor ge- huwden zonder kinderen, die van de ongehuwden met de duurtetoeslag voor ongehuwden. Boven- dien bestaat het plan de pensioengrondslagen nog te verhogen met de bijdragen voor eigen en voor weduwen- en wezenpensioen, welke verschuldigd zullen zijn over de in de pensioengrondslag opgenomen duurtetoeslag, t.w. voor gehuwden 8 %, voor ongehuwden 5 %. De aanzienlijke verhoging van de pensioengrondslagen heeft geleid tot voorstellen ter her- ziening van de pensioenregeling. Deze zijn de volgende: Maximum...”
3

“...sterftekansen is een nieuwe activiteitstafel samengesteld, welke opgen&nen is als staat IV. § 7. Verhogingsgetallen De bepaling van de verhogingsgetallen op de vorenomschreven wijze uit de pensioengrond- slagen, zoals die in elk jaar van de periode 1948 t/m 1954 geweest zijn, zou meer arbeid gevraagd hebben dan verantwoord was. Er is daarom gezocht naar een andere methode van benadering. Die is gevonden in de meer eenvoudige, maar minder betrouwbare methode om de verhogingsgetallen te bepalen uit de ge- middelde pensioengrondslagen op n balansdatum. De verhouding van deze gemiddelden geeft ook een aanwijzing voor de stijging van de pensioengrondslagen met de leeftijd. Daar hier de grondslagen van personen uit verschillende perioden met elkaar vergeleken worden en niet de in enige jaren gestegen grondslagen van dezelfde personen, zijn de promotie aangevende groot- heden, d.z. de verhogingsgetallen, met deze methode minder zuiver te bepalen. Het gaat hier echter om de mate, waarin de incorporatie...”
4

“...0,246 35 0,262 55 0,243 40 0,255 60 0,239 Deze grootheden gelden zowel voor de bij invoering der nieuwe regeling reeds in dienst zijnden als voor hen, die nog zullen toetreden. § 10. Berekening der contante waarden. Beheerskosten Met de in de voorgaande paragrafen besproken en de overige ongewijzigde grootheden konden zonder moeilijkheden de bijdrage- en pensioenfactoren, zowel voor eigen als voor weduwen- en wezenpensioen worden becijferd, althans wat betreft de mannelijke deelgenoten. Dit kan ge- schieden zowel voor de reeds in dienst zijnde als voor de toekomstige deelgenoten. Dit is uitslui- tend met een rentevoet van 2f % geschied, da#t deze de rentevoet is, waarop de bijdragen en annuteiten ter dekking van het tekort gebaseerd moeten worden. Met de factoren voor de reeds in dienst zijnden zijn vervolgens de contante waarden der asten aan pensioen en der bijdragen becijferd. Voor de vrouwen zijn geen afzonderlijke berekeningen uitgevoerd. De onzekerheid, welke de bepaling van de grootheden...”