Your search within this document for 'recht' resulted in five matching pages.
1

“...de pensioenverordening voor politiemilitairen 1939). § 8. Over het algemeen hebben de deelgenooten recht op pensioen na het berei- ken van een leeftijd van 50 jaren en een diensttijd van 20 jaren. Het pensioen bedraagt na 20 dienstjaren de helft van de middelsom van de pensioengrondslagen gedurende de laatste twee jaren, na een korteren diensttijd een evenredig deel daarvan, terwijl na meer dienstjaren het pensioen stijgt met V30 deel van die halve middelsom per jaar, totdat, na 30 dienstjaren in totaal, het maxi- mum wordt bereikt, zijnde 2/s van de middelsom. Bovendien is er een absoluut maximum-pensioen vastgesteld, dat thans 5.000 per jaar bedraagt (vroeger 4.500). § 9. De weduwen- en weezenpensioenen zijn in de verordening van 1938 geheel anders geregeld dan in de oudere verordeningen. Volgens de laatste bedraagt het weduwenpensioen de helft van het eigen pensioen, waarop de man recht zou hebben of dat hij genoot. Omdat in geval van jong overlijden van den man het weduwen- pensioen...”
2

“...32 lingen in de pensioenverordeningen opgenomen, deelgenooten zonder pensioenge- rechtigde betrekkingen dragen nooit voor weduwen- en weezenpensioen bij bij de berekeningen is er wel rekening mee gehouden, dat dit deel der deelgenooten nooit betrekkingen zullen hebben, die recht op weduwen- of weezenpensioen bezit- ten en dat de bepalingen inzake zulk pensioen en inzake de bijdragen daarvoor niet op hen van toepassing zullen zijn. Omdat de vrouwelijke ambtenaren en de onderwijzeressen in het algemeen bij huwelijk uit vasten dienst worden ontslagen, is er niet op gerekend, dat zij pen- sioengerechtigde kinderen krijgen kunnen. Wel is op lasten en baten gerekend voor 4 vrouwelijke deelgenooten, die reeds kinderen hebben (zie § 42). Hoewel p den balansdatum nog de bepaling van kracht was, dat het pen- sioen aan jongens slechts tot hun achttiende jaar werd uitgekeerd, is op grond van de terugwerkende kracht van de desbetreffende wijziging in P.B. 1945 No. 71 tot 1 Januari 1938 gerekend, dat...”
3

“...leeftijd van het jongste kind. Immers tot diens meerderjarigheid moet het pensioen uitgekeerd worden. Zoo is bijv. met 1,020 vermenigvuldigd, indien het jongste kind 3, met 1,009, indien het 9 en met 1,001, indien het 15 jaar was. De last der weezenpensioenen voor de onder de verordening van 1938 vallende gepensionneerden kon echter zonder veel bezwaar wel met tijdelijke renten bij overlijden bepaald worden. Voor elk kind afzonderlijk is het pensioen, waarop het in geval van overlijden van den vader recht krijgt, vermenigvuldigd met factoren van den vorm a, a De kans op overlijden van het kind is dus weer ver- n I ,xn|. waarloosd. Ook op geboorte van kinderen na den balansdatum is niet gerekend. § 41. De pensioenverordening van 1868 was van toepassing op 9, die van 1899 op 76, die van 1938 op 23 gehuwde gepensionneerden. Als contante waarde der pen- sioenlasten met inbegrip van die van weezenpensioenen is resp. gevonden f 62 000, f 514 000 en f 210 000, tezamen f 786 000. Van de gepensionneerde...”
4

“...jaren oud is. Derhalve is van de levenden leeftijdsgewijs nagegaan, welk deel gehuwd was, welk gedeelte hiervan kindern had, hetzij uit het bestaande huwelijk, hetzij uit een vorig, wlk deel ongehuwd was met en welk deel zonder kinderen en tenslotte hoeveel kinderen er telkens waren met hun leeftijden. Uit deze gegevens is voor eiken leeftijd van den man berekend, hoe groot de con- tante waarde van de weduwen- en weezenpensioenen zou zijn, indien een deelgenoot overleed en zijn eventueele weduwe recht zou hebben op f 1, weduwenpensioen. Waren er geen kinderen, dan zou deze waarde het product zijn van het gehuwde deel en de waarde van een lijfrente voor de weduwe, uitgedrukt door a 11. Voor de kinderen komt er volgens de gemaakte berekeningen voor de40~ y 24 jarigen nog ruim 16% bij, voor de ouderen en de jongeren minder....”
5

“...verordening van 1899 na ontslag hebben gecontinueerd (art. 19, lid 4). De som der daarvoor in aanmerking komende grond- slagen is f 50 240, die der verzekerde weduwenpensioenen f 11 810. De contante waarde van deze toekomstige weduwen- en weezenpensioenen is f 68 000. Bij de berekening is een overlevingsrente gebruikt volgens formule a n -f 1/48, met de correctie voor de kinderen (§ 40). ^ § 51. De 28 gepensionneerde politiemilitairen, die nog onder de Nederlandsch-Indi- sche regeling vallen, hebben recht op uitkeering ter bestrijding der begrafeniskos- ten. De contante waarde dezer uitkeeringen is bij benadering f 1 400. § 52. De loopende schulden van de deelgenooten aan het fonds, bestaande uit in termijnen betaalbare buitengewone bijdragen en nog niet geheel gerestitueerde ren-...”