1 |
|
“...dat thans
5.000 per jaar bedraagt (vroeger 4.500).
§ 9. De weduwen- en weezenpensioenen zijn in de verordening van 1938 geheel
anders geregeld dan in de oudere verordeningen. Volgens de laatste bedraagt het
weduwenpensioen de helft van het eigen pensioen, waarop de man recht zou hebben
of dat hij genoot. Omdat in geval van jong overlijden van den man het weduwen-
pensioen laag zou zijn, was de mogelijkheid geopend een verzekering te sluiten
voor een weduwenpensioen naar een diensttijd van 20 jaren. Weezenpensioen werd
alleen aan volle weezen uitgekeerd tot een bedrag, gelijk aan het weduwenpensi-
oen, onafhankelijk van het aantal weezen.
Thans echter zijn de pensioenen alleen afhankelijk van den pensioengrond-
slag van den man. Hierom kon het instituut verzekering, zooals dat in de ver-
ordeningen van 1868 en 1899 bestond, afgeschaft worden. Halve weezen krijgen nu
afzonderlijk weezenpensioen, waarvan het bedrag een van het aantal kinderen af-
hankelijk percentage van het weduwenpensioen...”
|
|
2 |
|
“...pensioenen, waarbij, in den factor, die de c.w. per eenheid van pensioengrondslag
uitdrukt, reeds rekening is gehouden met al dan niet gehuwd zijn.
d. toekomstige weduwen- en weezenpensioenen, toe te
kennen na overlijden van op den balansdatum reeds
gepensionneerden.
De c.w. dezer pensioenen is gevonden door vermenigvuldiging van de indi-
vidueel berekende bedragen der eventueel toe te kennen weduwenpensioenen met
de waarde van een lijfrente op het leven van de vrouw, ingaande na den dood van
haar man (overlevingsrente).
De vorderingen ten opzichte van de deelgenooten bestaan uit:
a. b ij dragen voor eigenpensioen gedurende actieven
dienst.
De c.w. daarvan wordt gevonden door vermenigvuldiging leeftijdsgewijs van
de som der pensioengrondslagen met de c.w. der 5/o bijdragen per eenheid van
grondslag (zie § 18).
b. b ij, dragen voor weduwen- en weezenpensioen van in
actieven dienst zijnde gehuwden, gedurende actieven dienst...”
|
|
3 |
|
“...in de toe-
komst als gehuwde te genieten pensioengrondslagen en pensioenen, uitgedrukt in de
eenheid van in het heden genoten grondslag, wederom leeftijdsgewijs. Deze be-
dragen worden daarna opgeteld.
c. b ij dragen voor weduwen- en weezenpensioen van
reeds gepensionneerde deelgenooten.
De c.w. hiervan is bepaald als product van 3 %, c.q. 2 % van het pensioen en
de contante waarde van een z.g. verbindingsrente, d.w.z. van een jaarlijksche
betaling van de eenheid gedurende den tijd, dat zoowel man als vrouw in leven zijn.
§ 26. Behalve deze posten komen op de balans voor:
1. De c.w. der beheerskosten.
De jaarlijksche beheerskosten zijn afhankelijk van den omvang der werk-
zaamheden. Aangenomen wordt, dat deze evenredig zijp met het bedrag der uitbe-
taalde pensioenen en met de som der pensioengrondslagen van in dienst zijpde
deelgenooten.
De percentages zijn zoodanig gekozen, dat het totale verkregen bedrag onge-
veer gelijk is aan hetgeen gedurende de laatste jaren aan beheerskosten is...”
|
|
4 |
|
“...ambtenaren in Nederlandsch-Indi naar den toestand
op 31 December 1934.
De in de jaren 1937 t/m 1944 waargenomen sterfte is wat grooter dan volgens
deze tafel verwacht,zou worden. Dit is geen bezwaar, zelfs wenschelijk om twee
redenen. De sterfte kan, zooals in het algemeen het geval is, met den loop der
tijden af nemen en, zooals ook in het algemeen het geval is, onder de gepension-
neerden met hooge pensioenen lager zijn dan onder die met lage, zoodat de sterfte
per gulden lager is dan die per man.
Voor de gepensionneerde weduwen is de als staat VIII van die balans gelijk-
tijdig gepubliceerde sterftetafel voor weduwen gebezigd, echter met een leeftijds-
verlaging van 2 jaar, daar de sterfte onder de Curagaosche weduwen aanmerkelijk
kleiner was dan volgens de ongewijzigde tafel verwacht werd.
De gebruikte sterftetafels zijn met de op 3 % berekende lijfrentefactoren op-
genomen als staten III en IV.
Voor de gepensionneerde vrouwelijke ambtenaren en onderwijzeressen is
dezelfde tafel gebruikt...”
|
|
5 |
|
“...33
Voor x is de werkelijke leeftijd van den man, voor y de verschoven leeftijd (zie
§ 28) van zijn vrouw genomen.
Een nauwkeurige berekening van de pensioenlasten van de kinderen der deel-
oenooten, die onder de pensioenverordening van 1899 vallen, zou zeer omslachtig
zijn, omdat tijdelijke renten, ingaande na het overlijden van beide ouders, bepaald
zouden moeten worden. In verband met de betrekkelijk geringe lasten dezer wee-
zenpensioenen is een globale rekenwijze gevolgd en de overlevingsrente voor het
weduwenpensioen vermenigvuldigd met een factor, afhankelijk van den leeftijd van
het jongste kind. Immers tot diens meerderjarigheid moet het pensioen uitgekeerd
worden. Zoo is bijv. met 1,020 vermenigvuldigd, indien het jongste kind 3, met
1,009, indien het 9 en met 1,001, indien het 15 jaar was.
De last der weezenpensioenen voor de onder de verordening van 1938 vallende
gepensionneerden kon echter zonder veel bezwaar wel met tijdelijke renten bij
overlijden bepaald worden. Voor elk...”
|
|
6 |
|
“...gezinssituatie, van een deelgenoot bij zijn overlijden op .x-jarigen leeftijd gelijk zal
zijn aan dien van een in leven zijnd deelgenoot, die nu x jaren oud is.
Derhalve is van de levenden leeftijdsgewijs nagegaan, welk deel gehuwd was,
welk gedeelte hiervan kindern had, hetzij uit het bestaande huwelijk, hetzij uit
een vorig, wlk deel ongehuwd was met en welk deel zonder kinderen en tenslotte
hoeveel kinderen er telkens waren met hun leeftijden.
Uit deze gegevens is voor eiken leeftijd van den man berekend, hoe groot de con-
tante waarde van de weduwen- en weezenpensioenen zou zijn, indien een deelgenoot
overleed en zijn eventueele weduwe recht zou hebben op f 1, weduwenpensioen.
Waren er geen kinderen, dan zou deze waarde het product zijn van het
gehuwde deel en de waarde van een lijfrente voor de weduwe, uitgedrukt door
a 11. Voor de kinderen komt er volgens de gemaakte berekeningen voor de40~
y 24
jarigen nog ruim 16% bij, voor de ouderen en de jongeren minder....”
|
|
7 |
|
“...56
STAAT V.
Benoodigd bijdragepercentage voor eigen pensioen
MANNEN
Leeftijd in volle jaren y Aantal toetredingen Aangenomen pensioengrond- slag bij toe- treding per man Pensioen- factor Contante waarde eigen pensioenen [2] X [3] X [4] Bijdrage- factor Contante waarde v/e bijdrage v. 1 % over pen- sioengrondslag [2} X [3] X [6] X 0,01
rn |2| [31 m [51 (61 [71
18 1 f 1 055 5,17', f 5 400 34,33 f 360
19
20 1 1 281 5,52 7 100 34,64 440
21 1 1 394 5,66 7 900 34,46 480
22 1 1 546 5,60 17 300 33,12 1 020
23 1 1 696 5,51 28 000 31,59 1 600
24 3 1 848 5,41 30 000 30,01 1 660
25 3 2 000 5,30 31 800 28,44 1 710
26 3 2 188 5,11 33 500 26,44 1 740
27 3 2 340 5,03 35 300 25,13 1 760
28 3 2 530 4,89 37 100 23,34 1 770
29 2 2 720 4,78 26 000 21,81 1 190
30 .2 2 909 4,69 27 300 20,42 1 190
31 2 3 100 4,61 28 600 19,12 1 180
32 2 3 253 4,60 29 900 18,11 1 180
33 2 3 442 4,55 31 400 16,93 1 160
34 2 3 593 4,55 32 600 15,99 1 150
35 1 3 782 4,51 17 000 14,92 560
36 1 3 931 4,52 17 800 14,03 550
37 1...”
|
|