Your search within this document for 'kon' resulted in six matching pages.
1

“...opgenomen. Over een verdere wijziging, bij K.B. van 24 December 1941, zie men § 3. Het pensioenfonds, oorspronkelijk Curagaosch ambtenaren pensioenfonds genaamd, heet nu Algemeen Curagaosch Pensioenfonds (zie Regelen voor het beheer enz., P.B. 1938, No. 44). In art. 3 van eerstgenoemd K.B. is voorgeschreven, dat om de vijf jaar een wetenschappelijke balans van het fonds moet worden opgesteld en openbaar ge- maakt, de eerste naar den toestand op 31 December 1941. Door de oorlogsomstan- digheden kon dit voorschrift niet opgevolgd worden en dientengevolge is de hier- achter voorkomende wetenschappelijke balans opgemaakt naar den toestand op 31 December 1944....”
2

“...pensioen, waarop de man recht zou hebben of dat hij genoot. Omdat in geval van jong overlijden van den man het weduwen- pensioen laag zou zijn, was de mogelijkheid geopend een verzekering te sluiten voor een weduwenpensioen naar een diensttijd van 20 jaren. Weezenpensioen werd alleen aan volle weezen uitgekeerd tot een bedrag, gelijk aan het weduwenpensi- oen, onafhankelijk van het aantal weezen. Thans echter zijn de pensioenen alleen afhankelijk van den pensioengrond- slag van den man. Hierom kon het instituut verzekering, zooals dat in de ver- ordeningen van 1868 en 1899 bestond, afgeschaft worden. Halve weezen krijgen nu afzonderlijk weezenpensioen, waarvan het bedrag een van het aantal kinderen af- hankelijk percentage van het weduwenpensioen is. Ook het pensioen voor de volle weezen hangt van hun aantal af. Het weezenpensioen wordt uitgekeerd tot meerderjarigheid of tot het beklee- den van een betrekking, waaraan wettelijkuitzicht op pensioen verbonden is. Bij pensioengrondslagen beneden...”
3

“...de sterftetafel voor weduwen gebezigd, echter met een leeftijds- verlaging van 2 jaar, daar de sterfte onder de Curagaosche weduwen aanmerkelijk kleiner was dan volgens de ongewijzigde tafel verwacht werd. De gebruikte sterftetafels zijn met de op 3 % berekende lijfrentefactoren op- genomen als staten III en IV. Voor de gepensionneerde vrouwelijke ambtenaren en onderwijzeressen is dezelfde tafel gebruikt als voor de weduwen. De sterfte van de weezen is verwaarloosd. § 29. Een activiteitstafel kon niet aan een ander fonds worden ontleend, daar de pensioenbepalingen elders anders zijn dan in Curagao....”
4

“...30 3. Rentevoet en waardeering der beleggingen. § 32. Hoewel op den balansdatum de in Nederland over het algemeen heerscheride rentevoet hooger was dan 3 %>, zijn de berekeningen naar dien rentevoet uitge- voerd, omdat sinds het einde van den oorlog in Nederland door het fonds slechts belegd kon worden tegen 3 % en in Curagao die rentevoet al gedurende den oorlog gold. § 33. De beleggingen zijn wiskundig gewaardeerd. Voor alle boven 3 #/o rentende obligaties en leeningen is gerekend, dat zij met ingang van den balansdatum tot 3 % zouden worden geconverteerd, indien boetebepalingen dit niet verhinderden. Een uitzondering is gemaakt voor de obligaties Nederlandsch-Indische Spoor, die met het oog op de onzekere toekomst tegen den laatsten beurskoers van 1944 in Amsterdam gewaardeerd zijn. De waarden van alle bezittingen en schulden in Nederland zijn in Curagao- sche guldens omgerekend door vermenigvuldiging met 0,71088. De hypotheken zijn behandeld, alsof zij alle na 2Va jaar afgelost worden...”
5

“...overleden zijn. § 39. De loopende pensioenen. De contante waarde van de loopen- de weduwenpensioenen is berekend met de lijfrentefactoren ax + 11/24, daar zij praenumerando per maand worden betaald. Er waren op den balansdatum 144 weduwen met in totaal f 129 982 pensioen per jaar. De contante waarde daarvan is becijferd op f 1 494 000. Voor de berekening van de weezenpensioenen zijn tijdelijke rentefactoren (12) *) ** 1 1 a---t +A, 2 Y (12 Jfc) wk gebruikt, waarin w = v1/12 n n 12 12 o Op deze wijze kon er rekening mee worden gehouden, dat het pensioen be- taald wordt tot en met de maand, waarin de 21ste verjaardag valt. Er waren in het geheel 36 weezen, volle en halve weezen tezamen genomen, met f 5 976 pensioen, waarvan de contante waarde f 40 000 bedraagt. § 40. De toekomstige pensioenen aan weduwen en weezen, na te laten door reeds gepensionneerde deelgenooten. Voor ieder van de op den balansdatum gehuwde deelgenooten is uitgerekend, hoe groot het weduwenpensioen volgens de bepalingen van...”
6

“...geringe lasten dezer wee- zenpensioenen is een globale rekenwijze gevolgd en de overlevingsrente voor het weduwenpensioen vermenigvuldigd met een factor, afhankelijk van den leeftijd van het jongste kind. Immers tot diens meerderjarigheid moet het pensioen uitgekeerd worden. Zoo is bijv. met 1,020 vermenigvuldigd, indien het jongste kind 3, met 1,009, indien het 9 en met 1,001, indien het 15 jaar was. De last der weezenpensioenen voor de onder de verordening van 1938 vallende gepensionneerden kon echter zonder veel bezwaar wel met tijdelijke renten bij overlijden bepaald worden. Voor elk kind afzonderlijk is het pensioen, waarop het in geval van overlijden van den vader recht krijgt, vermenigvuldigd met factoren van den vorm a, a De kans op overlijden van het kind is dus weer ver- n I ,xn|. waarloosd. Ook op geboorte van kinderen na den balansdatum is niet gerekend. § 41. De pensioenverordening van 1868 was van toepassing op 9, die van 1899 op 76, die van 1938 op 23 gehuwde gepensionneerden...”