Your search within this document for 'ken' resulted in three matching pages.
1

“...dienst hebben gedaan, doch vr 1 Januari 1939, den datum van de inwerkingtreding dezer verordening, gepension- neerd zijn. Komt de tegenwoordige regeling in het algemeen overeen met die voor de burgerlijke landsdienaren, de vroegere regeling is die van de Europeesche militai- ren beneden den rang van officier van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger (art. 43 van de pensioenverordening voor politiemilitairen 1939). § 8. Over het algemeen hebben de deelgenooten recht op pensioen na het berei- ken van een leeftijd van 50 jaren en een diensttijd van 20 jaren. Het pensioen bedraagt na 20 dienstjaren de helft van de middelsom van de pensioengrondslagen gedurende de laatste twee jaren, na een korteren diensttijd een evenredig deel daarvan, terwijl na meer dienstjaren het pensioen stijgt met V30 deel van die halve middelsom per jaar, totdat, na 30 dienstjaren in totaal, het maxi- mum wordt bereikt, zijnde 2/s van de middelsom. Bovendien is er een absoluut maximum-pensioen vastgesteld, dat thans...”
2

“...op- stellen van een wetenschappelijke balans. Men moet daarvoor een percentage aan- nemen, hetwelk afhankelijk is van den rentevoet, waartegen de aanwezige beleg- gingen uitstaan en welke, bij een groeiend kapitaal, bij uitzettingen van geld bedon- gen kan worden. Zoowel de sterftekansen, pensionneeringkansen, enz. als de te verwachten rentevoet hebben dus invloed op de huidige waarde der toekomstige pensioenver- plichtingen. Men moet deze kansen zoowel als de rente in de berekeningen verwer- ken om de contante waarde van de verplichtingen te krijgen. Dit begrip contante waarde is dus algemeener dan het resultaat van disconteeren met een zekeren ren- tevoet, het omvat ook den invloed van de te verwachten sterfte, enz. op de huidige waarde. § 17. Reeds werd terloops gesproken over de toekomstige bijdragen der deelgenoo- ten. Ook hiervan wordt de contante waarde berekend met behulp van den aange- nomen rentevoet en de activiteitstafel. De bijdragen voor eigen pensioen worden...”
3

“...29 De opgestelde activiteitstafels, verschillend voor de mannen en voor de vrou- wen, zijn dus zooveel mogelijk aan de onvoldoende statistiek ontleend, maar bevat- ten onvermijdelijk een subjectief element. Voor de mannen zijn de statistieken van 1920 af gebruikt. Voor de vrouwen was het niet mogelijk statistieken van vr de oprichting van het fonds te gebrui- ken, omdat de oudere slechts gouvernementsambtenaren omvatten, die thans niet meer dan een vierde der vrouwelijke in dienst zijnde deelgenooten uitmaken (§ 21). De overige zijn leerkrachten bij het bijzonder onderwijs, die eerst in 1935 pensioengerechtigd zijn geworden. De activiteitstafels zijn hierachter opgenomen als de staten I en II. Hertrouwingskansen van de weduwen zijn verwaarloosd; zij zijp van weinig belang, daar er zoo goed als geen jonge weduwen zijn. In de laatste 10 jaren is geen enkel geval van hertrouwen bekend geworden. 2. Verhoogingsgetallen en andere gbezigde grootheden. § 30. Met ingang van 1 Juli 1943 zijn de ...”