1 |
 |
“...II. STATISTISCHE GEGEVENS
§ 21. Op 31 December 1944 waren in dienst 814 mannelijke en, 197 vrouwelijke
deelgenooten. Bijzonderheden omtrent hen volgen hieronder.
Mannen Vrouwen
Deelgenooten in dienst Aan- tal Pensioen- grondslag Aan- tal Pensioen- grondslag
Gouvernementsambtenaren. (zonder R.K. geestelijken) 571 ,2 673 868 51 143 016
Leerkrachten bij het bijzonder onderwijs (zonder R.K. ordebroeders en ordezusters) 43 197 292 50 123 672
Politiemilitairen 1111) 438 9482)
R.K. Geestelijken 27 104 472
R.K. ordebroeders en ordezus- ters 62 254 244 96 295 686
Tezamen op 31 December 1944 814 3 668 824 197 562 374
Tezamen op 31 December 1934 (Alleen Gouvernementsambte- naren en R.K. geestelijken; de overige groepen hadden nog geen pensioenrechten ten laste van de Curagaosche begroo- ting) 383 1 419 943 55 126 300
*) Van hen genoten drie politiemilitairen volgens de Nederlandsch-Indische regeling
pensioen, tezamen f 1 686 per jaar.
2) De pensioengrondslagen van de brigadiers...”
|
|
2 |
 |
“...Mannelijke dcelgenooten in dienst op 31 December 1944.
Pensioenver- ordening 1899 Pensioenverordening 1938, doch met in stand gehouden verzekering1) Pensioenverordening 1938 of 1939 Tezamen
Aan- tal Pensioen- grond- slag . Aan- tal Pensioen- grondslag eigen pensioen Pensioen- grondslag verzekering Aan- tal Pensioen- grondslag Aan- tal Pensioen- grondslag
Gouv. ambtenaren 24 f 168 240 30 f 197 737 f 142 916 402 f 1 924 730 456 f 2 290 707
Bijz. onderwijzers tt it 37 it 181 320 37 ti 181 320
Politiemilitairen 0) it it ~~~ 84 ti 361 284 84 it 361 284
Gouv. ambtenaren o Ij M 9 it 2 it 12 480 10 680 10 tt 51 660 12 64 140
Bijz. onderwijzers it it )) 1 tt 2 760 1 It 2 760
Politiemilitairen | I (1 tt it 4 ft 15 120 4 it 15 120
Gouv. ambtenaren 11 1 ' it 3 144 2 a 16 200 ti 100 tt 299 677 103 ti 319 021
Bijz. onderwijzers £ a & Si . it 5 it 13 212 5 it 13 212
Politiemilitairen ll it it 23 ti 62 544 23 V 62 544
R.K. geestelijken 1 tt 11 520 a it 26...”
|
|
3 |
 |
“...genoten 144 weduwen 129 982 en 36 weezen 5 976 pensioen.
De drie hierna volgende staten geven nadere bijzonderheden.
Gepensionneerde mannelijke deelgenooten Pensioen- veror- dening Aan- tal Pensioen Pensioen- grondslag Gehuwd (van wie met verzekering) Ongeh. met kin- deren
Gouv. ambtenaren 1868 16 f 36 327 f 54 462 9 ( 9)
1899 92 203 787 370 303 75 (11) 3
99 1938 28 58 756 143 101 23 ( 8) 1
Bijz. onderwijzers 1899 1 2 850 5 340 1
R.K. geestelijken 1899 3 3 413 6 600
. 99 99 1938 1 996 1 212
R.K. ordebroeders 1899 4 9 216 14 643
99 99 1938 3 4 707 9 676
148 f 320 052 f 605 337 108 (28) 4
Politiemilitairen Indische 28 f 21 546 22
regeling
1939 6 4 692 5
34 f 26 238 27
Tezamen op 31 Dec. 1944 182 f 346 290 f 605 337 135 (28) 4
Pensioen. veror- dening Aan- tal Pensioen Pensioen- grondslag Gouv.- ambt. Bijz. onderw. R.K. or- dezusters
Gepensionneerde \ vrouwelijke 1868 1899 1 19 f 2 604 26 808 f 3 600 48 796 1 13 1 5
deelgenooten ] 1938 12 15...”
|
|
4 |
 |
“..." Pensioen betaalbaar in Tezamen
Curasao Nederland
Aan- tal Pensioen Aan- tal Pensioen Aan- tal Pensioen
Mannelijke gepensionneerden . 136 f 256 862 46 f 89 428 182 f 346 290
Vrouwelijke gepensionneerden 27 32 403 5 12 054 32 44 457
Weduwen 106 81 940 38 48 042 144 129 982
Weezen . ...... 32 5 382 4 594 36 5 976
301 f 376 587 93 f 150 118 394 f 526 705
Deelgenoot in het fonds waren behalve de verplichte deelgenooten nog 10
zonder pensioen ontslagen ambtenaren met in stand gehouden verzekering.
Ter vergelijking diene het volgende staatje van de op 31 December 1934
loopende pensioenen: ' " ;
Gepensionneerde Aantal Pensioen per jaar
Mannelijke | Gouvernements- 132 f 255 334
Vrouwelijke j ambtenaren 11 17 899
Weduwen 139 114 571
Weezen 4 2 574
Tezamen op 31 December 1934 286 f 390 378
§ 23. Verloop onder de mannelijke in dienst zijnde gouvernementsambtenaren.
Kalender- jaar Begin Bij Gepen- sionneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst
1937 415 8 7 6...”
|
|
5 |
 |
“...zijn beide cate-
gorien voor de berekening samengenomen.
In § 21 is een overzicht gegeven van de aantallen en de pensioengrondslagen.
De contante waarden bleken te zijn :
Voor degenen, die nog onder de pensioenverordening van 1899 vallen : f 282 000
voor diegenen onder de overigen (Pensioenverordening van 1938), die
een verzekering in stand gehouden hebben: 179 000
voor alle anderen: 3 853 000
voor allen tezamen: 4 314 000
§ 46. De b ij dragen voor weduwen- en weezenpensioenen
door mannel ij ke gepensionneerden.
De oudste gepensionneerden vallen onder de pensioenverordening van 1868.
Dezen behoeven geen bijdragen te betalen, omdat zij allen een verzekering gesloten
hebben.
De bepalingen van de pensioenverordening van 1899 schrijven een bijdrage
van 2% voor, zoolang de deelgenoot pensioengerechtigde betrekkingen heeft, ter-
wijl de pensioenverordening van 1938 3% van den pensioengrondslag vraagt tijdens
actieven dienst en 3% van het pensioen na pensionneering. Een uitzondering wordt
gemaakt...”
|
|
6 |
 |
“...1/2 24
dragen zijn deze contante waarden niet individueel berekend, zooals die van de pen-
sioenlasten, maar per geboortejaar met gebruik van een gemiddeld leeftijdsverschil
van 5V2 jaar.
Voor de contante waarden is gevonden :
gepensionneerde ambtenaren, P.V. 1899 : f 29 500, idem P.V. 1938 : f 8 100, gepen-
sionneerde politiemilitairen f 12 800. De contante waarde der bijdragen van alle ge-
pensionneerden tezamen is rond f 50 000.
§47. De b ij dragen voor weduwen- en weezenpensioen van
mannel ij ke in dienst zijnde deelgenooten.
De nog in dienst zijnden, op wie de pensioenverordening van 1899 van toepas-
sing is, betalen na hun pensionneering slechts 2% van hun pensioen. Als contante
waarde daarvan is met behulp van verbindingsrenten gevonden een bedrag van
f 22 000.
Van de overige nog in dienst zijnden is een bijdrage van 3% te verwachten,
voor zoover zij geen verzekering in stand gehouden hebben.
Om de berekening van contante waarde te kunnen uitvoeren is van de ver-
onderstelling uitgegaan...”
|
|
7 |
 |
“...46
Aantal jaren der subsidie- betalingen Jaarlijksch bedrag ter dekking van het tekort Benoodigde aan- vulling der bijdragen ' Totaal
5 2 227 000 965 000 3 192 000
10 1 196 000 965 000 2 161 000
20 685 000 965 000 1 650 000
30 520 000 965 000 1 485 000
Is het tekort eenmaal aangezuiverd in een zoodanig aantal jaren, als op grond
van de zoo juist genoemde cijfers en in aanmerking genomen de mogelijkheden, wel-
ke de Curagaosche begrooting biedt, gekozen zal worden, dan behoeft men slechts
jaarlijks de aanvullende bijdragen te betalen. Volgens de op den balansdatum be-
staanden toestand bedraagt deze aanvulling een klein millioen gulden per jaar.
De aanzuivering van het tekort volgens de wetenschappelijke balans met de
reglementaire bijdragen vertoont een geheel ander beeld. Hier bedroeg het tekort
f 22 238 000.
Nu is er geen bijdrage van het Gouvernement noodig, welke de 5 % en 3 /o
aanvult tot de benoodigde percentages van 25,21 % en 6,13 %>, maar een dekking van
het tekort, dat jaarlijks...”
|
|