1 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/08/39/00001/NL-0200050000_UBL10_00499_0010thm.jpg) |
“...den Curagao-
schen en den Nederlandschen gulden. De pensioenen luidden niet in een bepaalae
valuta en werden in Curagao in Curagaosche, in Nederland in Nederlandsche guldens
betaald. De oorlog heeft hierin verandering gebracht en sedert de monetaire over-
komst met Engeland is de waarde van het Engelsche pond in Curagao 7,60 en in
Nederland 10,691 *).
*) Vgl. de financiele overeenkomst voor Suriname en Curasao tusschen het Konink-
rijk der Nederlanden en het Vereenigd Koninkrijk gesloten op 25 Juli 1940 en de monetaire
overeenkomst tusschen die beiden van 7 September 1945 (Ned. Stbl. No. G 248, P.B. 1946
No. 191)....”
|
|
2 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/08/39/00001/NL-0200050000_UBL10_00499_0012thm.jpg) |
“...10
De pensioenverordening voor onderwijzers bij, het gesubsidieerd bijzonder on-
derwijs is vervat in P.B. 1937 No. 130 en gelijk aan die van de ambtenaren; die
voor de Curagaosche politiemilitairen in P.B. 1939 No. 22, na balansdatum gewijzigd
bij P.B. 1945 No. 67 en 68, nadat een voorloopige regeling getroffen was in P.B. 1938
No. 7, gewijzigd bij P.B. 1938 No. 34. De wijziging bij P.B. 1945 No. 67 bezit terug-
werkende kracht tot 1 Juli 1943, den datum van ingang van de nieuwe bezoldigings-
regeling.
De voorloopige regeling is behouden voor de weduwen en weezen van hen,
die in of na 1931 bij de militaire politietroepen dienst hebben gedaan, doch vr
1 Januari 1939, den datum van de inwerkingtreding dezer verordening, gepension-
neerd zijn.
Komt de tegenwoordige regeling in het algemeen overeen met die voor de
burgerlijke landsdienaren, de vroegere regeling is die van de Europeesche militai-
ren beneden den rang van officier van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger
(art. 43 van de...”
|
|
3 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/08/39/00001/NL-0200050000_UBL10_00499_0013thm.jpg) |
“...Bij toetreding moet over de vroeger gedurende tijdelijken dienst genoten
bezoldigingen en voor anderen dan Curagaoschen dienst over den eersten Curaga-
oschen pensioengrondslag ten behoeve van het eigen pensioen 5% betaald worden.
Bij het verkrijgen van pensioengerechtigde betrekkingen is voor weduwen-
en weezenpensioen 3% op gelijksoortige wijze over allen vroegeren dienst ver-
schuldigd.
Bij een huwelijk met een meer dan vier jaar jongere vrouw wordt nog een
extra bijdrage geischt.
§ 11. Op 1 Juli 1943 is een nieuwe bezoldigingsregeling ingevoerd, die een aan-
zienlijke verhooging, van 25 tot 30%, van de bezoldigingen met zich mee bracht.
Doordat de pensioenen en de bijdragen voor pensioen afhankelijk zijn van de bezol-
diging, werden de baten en de lasten van het pensioenfonds grooter, echter de las-
ten meer dan de baten.
Evenals vr deze wijziging zijn de bezoldigingen voor gehuwden hooger
dan voor ongehuwden.
§ 12. Sinds 1 Januari 1942 worden, in overeenstemming met den gewijzigden
...”
|
|
4 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/08/39/00001/NL-0200050000_UBL10_00499_0019thm.jpg) |
“...naren en R.K. geestelijken; de overige groepen hadden nog geen pensioenrechten ten laste van de Curagaosche begroo- ting) 383 1 419 943 55 126 300
*) Van hen genoten drie politiemilitairen volgens de Nederlandsch-Indische regeling
pensioen, tezamen f 1 686 per jaar.
2) De pensioengrondslagen van de brigadiers en soldaten zijn gesteld op de bedragen,
die op grond van de wijziging der Pensioenverordening Politiemilitairen 1939 bij P.B. 1945
No. 67 vastgesteld zijn met terugwerkende kracht tot 1 Juli 1943....”
|
|
5 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/08/39/00001/NL-0200050000_UBL10_00499_0031thm.jpg) |
“...opgenomen als de staten I en II.
Hertrouwingskansen van de weduwen zijn verwaarloosd; zij zijp van weinig
belang, daar er zoo goed als geen jonge weduwen zijn. In de laatste 10 jaren is
geen enkel geval van hertrouwen bekend geworden.
2. Verhoogingsgetallen en andere gbezigde grootheden.
§ 30. Met ingang van 1 Juli 1943 zijn de bezoldigingen aanmerkelijk verhoogd. Om
na te gaan, hoe de bezoldigingen bij, ongewijzigde bezoldigingsregeling gedurende
den loop van den diensttijd zullen stijgen, zijn van de deelgenooten mannen en
vrouwen afzonderlijk , die van 1 Juli 1943 tot het einde van 1944 onafgebroken
in dienst zijn geweest, de bezoldigingen vergeleken op de tijdstippen 1 Juli 1943, 31
December 1943 en 31 December 1944.
Daaruit zijp de verhoogingsgetallen der bezoldigingen afgeleid. Deze zijn als
laatste kolom toegevoegd aan de activiteitstafels.
Bij de mannen is een sterker verhooging in bezoldiging waargenomen dan bij
de vrouwen, waarschijnlijk voornamelijk toe te schrijven aan de ...”
|
|