Your search within this document for 'het' resulted in 48 matching pages.
 
1

“...EERSTE WETENSCHAPPELIJKE BALANS VAN HET ALGEMEEN CURAOAOSCH PENSIOENFONDS NAAR DEN TOESTAND OP 31 DECEMBER 1944...”
2

“...EERSTE WETENSCHAPPELIJKE BALANS VAN HET ALGEMEEN CURAQAOSCH PENSIOENFONDS NAAR DEN TOESTAND OP 31 DECEMBER 1944 * *v I J mmn i KONINKLIJK INSTITUUT VD TROPEN-BIBLIOTHEEK >T000 01397714...”
3

“...Prof. Dr. M. VAN HAAFTEN. Amsterdam, 3 December 1946. Aan Zijne Excellentie den Minister van Overzeesche Gebiedsdeelen te s-G RAVENHAGE. Hierbij heb ik de eer ter kennis van Uwe Excellentie te brengen, dat ik mij met de Eerste Wetenschappelijke Balans van het Algemeen Curagaosch Pensioen- fonds, naar den toestand op 31 December 1944, samengesteld en toegelicht door Directeur en Wiskundige van de Indische Pensioenfondsen te s-Gravenhage, ge- heel kan vereenigen. De Wiskundige Adviseur van het Departement van Overzeesche Gebiedsdeelen, M. VAN HAAFTEN....”
4

“...Hoofdstuk I. INLEIDING ................................................ ^ 1. Historisch Overzicht ... 2. De Pensioenregelingen ....................................... g 3. Aard van een Wetenschappelijke Balans . j. Hoofdstuk II. STATISTISCHE GEGEVENS................................. 17 Hoofdstuk III. DE VERPLICHTINGEN EN VORDERINGEN VAN HET ALGE- MEEN CURAgAOSCH PENSIOENFONDS . . . - 25 Hoofdstuk IV. TECHNISCH GEDEELTE . 00 Zo 1. Sterfte- en andere tafels . . . 2. Verhoogingsgetallen en andere gebezigde grootheden ... 29 3. Rentevoet en'waardeering der beleggingen................. 4. Berekeningen voor het eigen pensioen . . ... . 30 5. Berekeningen voor het weduwen- en weezenpensioen ... 6. Beheerskosten . ........................ 7. De benoodigde bijdragepercentages............... 3g Hoofdstuk V. DE WETENSCHAPPELIJKE BALANS .... 41 Hoofdstuk VI. SLOTOPMERKINGEN .... ,0 STATEN I. Activiteitstafel Mannen . . 50 II. Activiteitstafel Vrouwen . . . . . 51 III. Sterftetafel Mannen ... co ...”
5

“...ingang van 1 Januari 1937 opgericht een pensioenfonds voor de Curagaosche burgerlijke landsdienaren, de onderwijzers bij het bijzonder onderwijs en hunne weduwen en weezen. Reeds bij K.B. van 7 Maart 1938 (Ned. Stbl. No. 941, P.B. No. 61) is het op- richtingsbesluit gewijzigd en zijn met ingang van 1 April 1938 de politiemilitairen in het fonds opgenomen. Over een verdere wijziging, bij K.B. van 24 December 1941, zie men § 3. Het pensioenfonds, oorspronkelijk Curagaosch ambtenaren pensioenfonds genaamd, heet nu Algemeen Curagaosch Pensioenfonds (zie Regelen voor het beheer enz., P.B. 1938, No. 44). In art. 3 van eerstgenoemd K.B. is voorgeschreven, dat om de vijf jaar een wetenschappelijke balans van het fonds moet worden opgesteld en openbaar ge- maakt, de eerste naar den toestand op 31 December 1941. Door de oorlogsomstan- digheden kon dit voorschrift niet opgevolgd worden en dientengevolge is de hier- achter voorkomende wetenschappelijke balans opgemaakt naar den toestand op 31 December...”
6

“...8 § 3. Tot versterking van het fonds zijn in de artikelen 4 en 5 van het K.B. van 27 April 1936 bepalingen gemaakt omtrent voorloopig aan het fonds te verstrekken jaarlijksche uitkeeringen ten laste van de Curagaosche geldmiddelen. Art. 4 lid (1) schrijft een bedrag voor, tenminste gelijk aan de bijdragen der deelgenooten, art. 5 lid (3) een bedrag, gelijk aan de som der in een jaar uitbetaalde pensioenen, art. 4 lid (2) een bedrag, gelijk aan het batig saldo van de begrootings- rekening over een vorig dienstjaar. Het laatstgenoemde artikellid is echter inge- trokken bij K.B. van 24 December 1941 (Ned. Stbl. B 97, P.B. No. 162). Behalve deze middelen van gouvernementswege ontvangt het fonds van de deelgenooten bijdragen volgens de pensioenverordeningen (zie § 10). Ingevolge art. 6 van het oprichtingsbesluit zijn de gelden in het fonds gestort, welke reeds in de jaren 1930 t/m 1936 uit de bijdragen voor pensioen gereserveerd waren. § 4. Staat VII bevat een overzicht van de inkomsten en uitgaven...”
7

“...De Pensioenregelingen. § 6. Als deelgenoot zijn in het fonds aanvankelijk alleen opgenomen de burgerlijke landsdienaren, de onderwijzers bij het bijzonder onderwijs en de gepensionneerden uit beide genoemde groepen; ingaande 1 April 1938 zijn ook de politiemilitairen, hierbij, inbegrepen de gepensionneerde militairen van de landmachttroepen in Curagao, die ten laste van de Rijksbegrooting gepensionneerd zijn geworden, voor zoover zij op of na 1 Januari 1931 bij de militaire politietroepen dienst hadden ge- daan, in het fonds opgenomen. Voor zoover zij niet meer in dienst zijn, worden hun eigen pensioenen, die ten laste van de Rijksbegrooting waren toegekend, door het Algemeen Curagaosch Pensioenfonds betaald. Met ingang van 1 Januari 1945 is het onderwijzend personeel van de R.K. Ambachtsschool St. Jozef deelgenoot in het fonds geworden ingevolge K.B. van 12 Mei 1945 (Ned. Stbl. F 74, P.B. No. 109). In dit K.B. is ook het personeel van het beheerskantoor der Indische Pensioenfondsen in Curagao...”
8

“... Weezenpensioen werd alleen aan volle weezen uitgekeerd tot een bedrag, gelijk aan het weduwenpensi- oen, onafhankelijk van het aantal weezen. Thans echter zijn de pensioenen alleen afhankelijk van den pensioengrond- slag van den man. Hierom kon het instituut verzekering, zooals dat in de ver- ordeningen van 1868 en 1899 bestond, afgeschaft worden. Halve weezen krijgen nu afzonderlijk weezenpensioen, waarvan het bedrag een van het aantal kinderen af- hankelijk percentage van het weduwenpensioen is. Ook het pensioen voor de volle weezen hangt van hun aantal af. Het weezenpensioen wordt uitgekeerd tot meerderjarigheid of tot het beklee- den van een betrekking, waaraan wettelijkuitzicht op pensioen verbonden is. Bij pensioengrondslagen beneden 1.000 is het weduwenpensioen 35% van den grondslag (resp. middelsom voor de gepensionneerden), van 1.000 tot 6.000 bedraagt het pensioen 30% en eventueel voor het gedeelte van den grondslag boven 6.000 20%. ' . Ook hier is er een maximum-weduwenpensicen...”
9

“... zijn van de bezol- diging, werden de baten en de lasten van het pensioenfonds grooter, echter de las- ten meer dan de baten. Evenals vr deze wijziging zijn de bezoldigingen voor gehuwden hooger dan voor ongehuwden. § 12. Sinds 1 Januari 1942 worden, in overeenstemming met den gewijzigden levensstandaard, in Curagao op de pensioenen en op de bezoldigingen tijdelijke duurtetoeslagen toegekend (P.B. 1942, No. 146 en 195). De op den balansdatum gel- dende toeslagen zijn vastgelegd bij de gouvernementsbeschikking van 20 Mei 1944 (P.B. No. 84) en worden toegekend aan alle buiten vroeger bezet gebied vertoe- vende gepensionneerden, weduwen en weezen. De toeslagen worden tegelijk met de pensioenen uitbetaald, maar door het Gouvernement gerestitueerd. Zij behooren dus niet tot de verplichtingen van het fonds, en zijp bij de berekeningen buiten beschouwing gelaten. In § 64 is een schatting gegeven van den toestand van het fonds in het .geval, dat de duurtetoeslagen als vast beschouwd zouden worden...”
10

“...12 een gewone, boekhoudkundige balans. De in normalen tijd jaarlijks gepubliceerde verslagen van het fonds bevatten balansen van de laatstgenoemde soort. Hierin vindt men eenerzijds de bezittingen aan effecten, hypothecaire vorderingen, kas- geld, de verplichtingen van debiteuren aan het fonds, enz., anderzijds de schulden van het fonds aan de crediteuren. Zij sluiten met den post kapitaal. Dit kapitaal moet het doel van het fonds, de financiering van de pensioenen, mogelijk maken. Het is nu door het opstellen van een wetenschappelijke balans, dat men kan overzien, of het kapitaal daartoe in staat is of niet. De weten- schappelijke balans geeft aan, hoe groot de toekomstige pensioenver- plichtingen en de toekomstige vorderingen, die het fonds in den vorm van verplichte bijdragen heeft, zijn. Het fonds heeft de plicht, in de toekomst pensioen te betalen aan reeds gepensionneerden, zoolang zij in leven zijn, nog in dienst zijnden, nadat hun pensioen zal zijp toegekend, reeds aanwezige weduwen...”
11

“...factoren, die het verloop in de naaste toekomst zullen benvloeden. Daarna worden zij vereenigd in zg. sterftetafels en activiteitstafels, welke men dik- wijls als bijlagen bij wetenschappelijke balansen afgedrukt vindt. Het gebruik dezer tafels vereischt eenige kennis van verzekeringswiskunde (zie § 18). Het salarisver loop wordt weergegeven in eveneens leeftijdsgewijze analoog bepaalde verhoogingsgetallen. Naast de genoemde grootheden worden nog eenige andere bij de berekeningen gebruikt, waarvan hier nog vermeld worden de verhouding, die bij pensionneering het pensioen tot den pensioengrondslag heeft en de kans op gehuwd zijn, ook weer voor eiken leeftijd. * §16. Rentevoet. Een factor van geheel anderen aard, die een zeer belangrijke rol speelt bij de berekeningen, is de intrest, die men verwacht op het belegde kapitaal te zullen maken. Met een eenvoudig voorbeeld kan haar werking verduidelijkt worden. Om over een jaar f 1 000 te kunnen betalen, behoeft men thans nog niet over het volle bedrag...”
12

“...als contante waarde van deze bijdragen het ge- lijke percentage van de contante waarde van de toekomstige grondslagen, wat prac- tisch neerkomt op de contante waarde van de gedurende actieven dienst te genieten bezoldigingen. Ook van de bijdragen voor weduwen- en weezenpensioen, die zoowel vr als na de pensionneering betaald worden in het tweede geval als een percentage van het pensioen in plaats van van den pensioengrondslag kan de contante waarde op grond van den aangenomen rentevoet en de aangenomen tafels en grootheden berekend worden. § 18. Het zou te ver voeren hier uiteen te zetten, op welke wijze men, uitgaande van de statistieken, tenslotte geraakt tot de contante waarden van de onderschei- den grootheden. *) Het technische gedeelte van dezen tekst (Hoofdstuk IV) bevat nadere uiteen- zettingen omtrent het statistisch materiaal, dat gediend heeft voor de samenstelling van de sterfte- en activiteitstafels en omtrent de formules, welke voor het Alge- meen Curagaosch Pensioenfonds zijn...”
13

“...balans sluit, als het kapitaal op de boekhoudkundige balans niet kleiner is dan dit verschil der contante waarden. De uitkomsten voor het Algemeen Curagaosch Pensioenfonds naar den toe- stand van 31 December 1944 zijn in Hoofdstuk V behandeld. § 19. Benoodigd bijdragepercentage. In het voorgaande is nog niet afgeleid, op welke wijze men bepaalt, hoe groot de bijdragen moeten zijn om de pensioenlasten geheel te dekken. Uit de statistieken is af te lezen, hoeveel nieuwe deelgenooten gemiddeld per jaar in het fonds opgenomen worden, op welken leeftijd zij toetreden en op welke bedragen de pensioengrondslagen (= bezoldigingen) bij die toetredingen worden vast ^esteld. Van deze nieuw toetredenden legt men de bij de opneming in het fonds genoten bezoldigingen vast en berekent vervolgens de contante waarden, zoowel van het toekomstig pensioen als van de tijdens actieven dienst te genieten bezoldi- gingen door vermenigvuldiging in beide gevallen van de bezoldiging bij opneming in het fonds met de contante...”
14

“...16 zwaarder, zonder dat daartegenover naar evenredigheid baten staan. Slechts voor de juist toegetredenen maakt de bezoldigingsverhooging geen verschil, immers de las- ten van hun hoogere pensioenen worden gecompenseerd door hun hoogere bijdragen. Op dezelfde wijze is een bezoldigingsverlaging een voordeel voor het fonds, daar personen, die kort na de verlaging gepensionneerd worden een lager pensioen krijgen dan waarvoor zij steeds bijgedragen hebben. Met het oog op al deze gebeurlijkheden is het noodzakelijk geregeld nieuwe wetenschappelijke balansen op te maken, wat dan ook, zooals in § 2 is gezegd, om de vijf jaar plaats moet vinden....”
15

“...II. STATISTISCHE GEGEVENS § 21. Op 31 December 1944 waren in dienst 814 mannelijke en, 197 vrouwelijke deelgenooten. Bijzonderheden omtrent hen volgen hieronder. Mannen Vrouwen Deelgenooten in dienst Aan- tal Pensioen- grondslag Aan- tal Pensioen- grondslag Gouvernementsambtenaren. (zonder R.K. geestelijken) 571 ,2 673 868 51 143 016 Leerkrachten bij het bijzonder onderwijs (zonder R.K. ordebroeders en ordezusters) 43 197 292 50 123 672 Politiemilitairen 1111) 438 9482) R.K. Geestelijken 27 104 472 R.K. ordebroeders en ordezus- ters 62 254 244 96 295 686 Tezamen op 31 December 1944 814 3 668 824 197 562 374 Tezamen op 31 December 1934 (Alleen Gouvernementsambte- naren en R.K. geestelijken; de overige groepen hadden nog geen pensioenrechten ten laste van de Curagaosche begroo- ting) 383 1 419 943 55 126 300 *) Van hen genoten drie politiemilitairen volgens de Nederlandsch-Indische regeling pensioen, tezamen f 1 686 per jaar. 2) De pensioengrondslagen van de brigadiers...”
16

“..." Pensioen betaalbaar in Tezamen Curasao Nederland Aan- tal Pensioen Aan- tal Pensioen Aan- tal Pensioen Mannelijke gepensionneerden . 136 f 256 862 46 f 89 428 182 f 346 290 Vrouwelijke gepensionneerden 27 32 403 5 12 054 32 44 457 Weduwen 106 81 940 38 48 042 144 129 982 Weezen . ...... 32 5 382 4 594 36 5 976 301 f 376 587 93 f 150 118 394 f 526 705 Deelgenoot in het fonds waren behalve de verplichte deelgenooten nog 10 zonder pensioen ontslagen ambtenaren met in stand gehouden verzekering. Ter vergelijking diene het volgende staatje van de op 31 December 1934 loopende pensioenen: ' " ; Gepensionneerde Aantal Pensioen per jaar Mannelijke | Gouvernements- 132 f 255 334 Vrouwelijke j ambtenaren 11 17 899 Weduwen 139 114 571 Weezen 4 2 574 Tezamen op 31 December 1934 286 f 390 378 § 23. Verloop onder de mannelijke in dienst zijnde gouvernementsambtenaren. Kalender- jaar Begin Bij Gepen- sionneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst 1937 415 8 7 6...”
17

“...23 § 24. Verloop onder de mannelijke gepensionneerde gouvernementsambtenaren, bijzondere onderwijzers en politiemilitairen. (politiemilitairen achter het + teeken). Kalender- jaar Begin Bij, Overleden 1937 146 9*) 13 1938 142 10 6 1939 146 + 31 15+1 5 1940 156 + 32 6+2 7 1941 155 + 34 4+1 8' 1942 151 + 35 8 10 + 1 1943 149 + 34 10 + 1*) 12 + 2 1944 147 + 33 8 + 1 7 1945 148 + 34 70*)+ 6*j 68 + 3 *) w.o. n met pensioen niet aansluitend bij ontslag. Verloop onder de vrouwelijke gepensionneerde gouvernementsambtenaren en bijzondere onderwijzeressen. Kalender- jaar Begin Bij, Overleden 1937 15 5 1 1938 19 4 1 1939 22 4 1940 26 1 1941 25 4 2 1942 27 3 1 1943 29 3 2 1944 30 3 1 1945 32 26 9...”
18

“...25 III. DE VERPLICHTINGEN EN DE VORDERINGEN VAN HET ALGEMEEN CURAgAOSCH PENSIOENFONDS § 25. De voornaamste verplichtingen van het Algemeen Cura§aosch Pensioenfonds zijn: a. loopende eigen en weduwenpensioenen. Door vermenigvuldiging van het totaalbedrag per ja ar met de contante waarde (c.w.) van de eenheid daarvan vindt men het kapitaal, noodig om deze pen- sioenen tot den dood der gerechtigden uit te betalen. (De loopende weezenpensioe- nen zijp in § 26 genoemd.) b. toekomstige eigen pensioenen, uit te keeren na pen- sion n e e r i n g. Reeds is in § 18 uiteengezet, dat de c.w. van deze pensioenen per eenheid van pensioengrondslag bepaald worden. Door deze bedragen te vermenigvuldigen met de sommen der pensioengrondslagen van eiken leeftijd en deze uitkomsten op te tellen, krijgt men de c.w. der toekomstige pensioenen. c. toekomstige weduwen- en weezenpensioenen, toe te kennen na overlijden van de deelgenooten, die op den balansdatum in dienst zijn. Dit overlijden kan in dienst plaats...”
19

“...26 over den pensioengrondslag en na pensionneering over het pensioen te voldoen, zoolang de deelgenoot pensioengerechtigde betrekkingen heeft. Berekend zijn de contante waarden, met inachtneming van het feit dat slechts een deel der deelgenooten gehuwd is, door vermenigvuldiging van 3 % der pen- sioengrondslagen op den balansdatum, met de contante waarde van de in de toe- komst als gehuwde te genieten pensioengrondslagen en pensioenen, uitgedrukt in de eenheid van in het heden genoten grondslag, wederom leeftijdsgewijs. Deze be- dragen worden daarna opgeteld. c. b ij dragen voor weduwen- en weezenpensioen van reeds gepensionneerde deelgenooten. De c.w. hiervan is bepaald als product van 3 %, c.q. 2 % van het pensioen en de contante waarde van een z.g. verbindingsrente, d.w.z. van een jaarlijksche betaling van de eenheid gedurende den tijd, dat zoowel man als vrouw in leven zijn. § 26. Behalve deze posten komen op de balans voor: 1. De c.w. der beheerskosten. De jaarlijksche beheerskosten...”
20

“...27 voor politiemilitairen van 1939 openen de mogelijkheid deze buitengewone bijdra- gen in termijnen te voldoen. Bovendien waren op den balansdatum nog niet alle rentelooze voorschotten, verleend op grond van art. 19 der Pensioenverordening van 1899, volledig gerestitueerd. Derhalve is de c.w. van deze nog openstaande vorderingen voor elk geval af- zonderlijk berekend. Het totaal is als aparte post op de wetenschappelijke balans vermeld....”