Your search within this document for 'den' resulted in 37 matching pages.
 
1

“...EERSTE WETENSCHAPPELIJKE BALANS VAN HET ALGEMEEN CURAOAOSCH PENSIOENFONDS NAAR DEN TOESTAND OP 31 DECEMBER 1944...”
2

“...EERSTE WETENSCHAPPELIJKE BALANS VAN HET ALGEMEEN CURAQAOSCH PENSIOENFONDS NAAR DEN TOESTAND OP 31 DECEMBER 1944 * *v I J mmn i KONINKLIJK INSTITUUT VD TROPEN-BIBLIOTHEEK >T000 01397714...”
3

“...Prof. Dr. M. VAN HAAFTEN. Amsterdam, 3 December 1946. Aan Zijne Excellentie den Minister van Overzeesche Gebiedsdeelen te s-G RAVENHAGE. Hierbij heb ik de eer ter kennis van Uwe Excellentie te brengen, dat ik mij met de Eerste Wetenschappelijke Balans van het Algemeen Curagaosch Pensioen- fonds, naar den toestand op 31 December 1944, samengesteld en toegelicht door Directeur en Wiskundige van de Indische Pensioenfondsen te s-Gravenhage, ge- heel kan vereenigen. De Wiskundige Adviseur van het Departement van Overzeesche Gebiedsdeelen, M. VAN HAAFTEN....”
4

“...wijziging, bij K.B. van 24 December 1941, zie men § 3. Het pensioenfonds, oorspronkelijk Curagaosch ambtenaren pensioenfonds genaamd, heet nu Algemeen Curagaosch Pensioenfonds (zie Regelen voor het beheer enz., P.B. 1938, No. 44). In art. 3 van eerstgenoemd K.B. is voorgeschreven, dat om de vijf jaar een wetenschappelijke balans van het fonds moet worden opgesteld en openbaar ge- maakt, de eerste naar den toestand op 31 December 1941. Door de oorlogsomstan- digheden kon dit voorschrift niet opgevolgd worden en dientengevolge is de hier- achter voorkomende wetenschappelijke balans opgemaakt naar den toestand op 31 December 1944....”
5

“...bedrag van 193.828 genoemd, dat in dat jaar nog op grond van vr de oprichting van het fonds gende bedragen gestort is. In 1938 is onder dat hoofd het bedrag van 149.000 vermeld, dat bij de opneming der politiemilitairen wegens overdracht van pensioenlast ge- stort is door het Weduwen- en Weezenfonds van Europeesche militairen beneden den rang van officier bij, de Koloniale troepen. In 1945 is 1.329.857 geboekt uithoofde van gemaakte koerswinst op het kapitaal, dat in Curagao onbelegd was en omstreeks de jaarwisseling 1945/46 ter be- legging naar Nederland is gezonden. § 5. Voor den oorlog was er geen wezenlijk koersverschil tusschen den Curagao- schen en den Nederlandschen gulden. De pensioenen luidden niet in een bepaalae valuta en werden in Curagao in Curagaosche, in Nederland in Nederlandsche guldens betaald. De oorlog heeft hierin verandering gebracht en sedert de monetaire over- komst met Engeland is de waarde van het Engelsche pond in Curagao 7,60 en in Nederland 10,691 *). *) Vgl...”
6

“...9 Aangezien nog vr het gereedkomen van deze balans is beslist, dat de uit- keeringen ten laste van het Fonds, ook buiten Curasao in Curagaosche guldens lui- den, terwijl eveneens de uitkeeringen ten laste der Curagaosche begrooting in die valuta zullen worden voldaan (zie P.B. 1946, No. 152), is de geheele balans bere- kend in Curagaosche guldens. De beleggingen in Nederland luiden in Nederlandsche guldens. De aangenomen waarde daarvan is daarom vermenigvuldigd met 7,60 : 10,fel = 0,71088. Volgens beslissing van den Ministerraad wordt de dispariteit tusschen Cura- gaoschen en Nederlandschen gulden geacht op 1 April 1945 te zijn ingegaan. Om- dat op de balans de pensioenlasten geheel in Curagaosch courant zijn uitgedrukt evenals de bezittingen van het fonds door de vermenigvuldiging van de waarde in Nederlandsche guldens met 0,71088, is er op gerekend, dat alle na balansdatum in Nederland betaalbare pensioenen in Curagaosche guldens voldaan zullen worden. Een uitzondering wordt gemaakt voor...”
7

“...geval van jong overlijden van den man het weduwen- pensioen laag zou zijn, was de mogelijkheid geopend een verzekering te sluiten voor een weduwenpensioen naar een diensttijd van 20 jaren. Weezenpensioen werd alleen aan volle weezen uitgekeerd tot een bedrag, gelijk aan het weduwenpensi- oen, onafhankelijk van het aantal weezen. Thans echter zijn de pensioenen alleen afhankelijk van den pensioengrond- slag van den man. Hierom kon het instituut verzekering, zooals dat in de ver- ordeningen van 1868 en 1899 bestond, afgeschaft worden. Halve weezen krijgen nu afzonderlijk weezenpensioen, waarvan het bedrag een van het aantal kinderen af- hankelijk percentage van het weduwenpensioen is. Ook het pensioen voor de volle weezen hangt van hun aantal af. Het weezenpensioen wordt uitgekeerd tot meerderjarigheid of tot het beklee- den van een betrekking, waaraan wettelijkuitzicht op pensioen verbonden is. Bij pensioengrondslagen beneden 1.000 is het weduwenpensioen 35% van den grondslag (resp. middelsom...”
8

“...ongehuwden. § 12. Sinds 1 Januari 1942 worden, in overeenstemming met den gewijzigden levensstandaard, in Curagao op de pensioenen en op de bezoldigingen tijdelijke duurtetoeslagen toegekend (P.B. 1942, No. 146 en 195). De op den balansdatum gel- dende toeslagen zijn vastgelegd bij de gouvernementsbeschikking van 20 Mei 1944 (P.B. No. 84) en worden toegekend aan alle buiten vroeger bezet gebied vertoe- vende gepensionneerden, weduwen en weezen. De toeslagen worden tegelijk met de pensioenen uitbetaald, maar door het Gouvernement gerestitueerd. Zij behooren dus niet tot de verplichtingen van het fonds, en zijp bij de berekeningen buiten beschouwing gelaten. In § 64 is een schatting gegeven van den toestand van het fonds in het .geval, dat de duurtetoeslagen als vast beschouwd zouden worden. § 13. Omdat deze wetenschappelijke balans de eerste is, die van het Algemeen Curagaosch Pensioenfonds verschijnt, is in dit onderdeel van den toelichtenden tekst besproken de beteekenis, welke een zoodanige...”
9

“...op een lateren datum, ja zelfs is het op den balansdatum van een afzonderlijken pensioentermijn nog niet zeker, of hij ooit vervallen zal. Toch is het niet juist deze verplichtingen daarom te negeeren. Er is immers een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, dat aan een deel der op den balans- datum aanwezige deelgenooten pensioen zal moeten worden betaald. Het is daarom noodig te weten, hoe groot die schuld is en het is de taak van den wiskundige haar omvang te berekenen. § 14. De loopende pensioenbetalingen zijn afhankelijk van het al dan niet in leven zijn der gepensionneerden. Na overlijden worden nieuwe weduwen- en weezenpensioenen toegekend, na volbrachten diensttijd of bij invaliditeit nieuwe eigen pensioenen. Het bedrag van het eigen pensioen is afhankelijk van den pensioengrondslag in de laatste twee ja- ren vr het tijdstip van pensionneering genoten. Het is duidelijk, dat de kans *) op overlijden, op pensionneering, op ontslag uit den dienst zonder toekenning van pensioen en...”
10

“...stellen van een wetenschappelijke balans. Men moet daarvoor een percentage aan- nemen, hetwelk afhankelijk is van den rentevoet, waartegen de aanwezige beleg- gingen uitstaan en welke, bij een groeiend kapitaal, bij uitzettingen van geld bedon- gen kan worden. Zoowel de sterftekansen, pensionneeringkansen, enz. als de te verwachten rentevoet hebben dus invloed op de huidige waarde der toekomstige pensioenver- plichtingen. Men moet deze kansen zoowel als de rente in de berekeningen verwer- ken om de contante waarde van de verplichtingen te krijgen. Dit begrip contante waarde is dus algemeener dan het resultaat van disconteeren met een zekeren ren- tevoet, het omvat ook den invloed van de te verwachten sterfte, enz. op de huidige waarde. § 17. Reeds werd terloops gesproken over de toekomstige bijdragen der deelgenoo- ten. Ook hiervan wordt de contante waarde berekend met behulp van den aange- nomen rentevoet en de activiteitstafel. De bijdragen voor eigen pensioen worden...”
11

“...14 betaald gedurende den diensttijd en bedragen een percentage van den pensioen- grondslag; derhalve beschouwt men als contante waarde van deze bijdragen het ge- lijke percentage van de contante waarde van de toekomstige grondslagen, wat prac- tisch neerkomt op de contante waarde van de gedurende actieven dienst te genieten bezoldigingen. Ook van de bijdragen voor weduwen- en weezenpensioen, die zoowel vr als na de pensionneering betaald worden in het tweede geval als een percentage van het pensioen in plaats van van den pensioengrondslag kan de contante waarde op grond van den aangenomen rentevoet en de aangenomen tafels en grootheden berekend worden. § 18. Het zou te ver voeren hier uiteen te zetten, op welke wijze men, uitgaande van de statistieken, tenslotte geraakt tot de contante waarden van de onderschei- den grootheden. *) Het technische gedeelte van dezen tekst (Hoofdstuk IV) bevat nadere uiteen- zettingen omtrent het statistisch materiaal, dat gediend heeft voor de samenstelling...”
12

“...15 De wetenschappelijke balans sluit, als het kapitaal op de boekhoudkundige balans niet kleiner is dan dit verschil der contante waarden. De uitkomsten voor het Algemeen Curagaosch Pensioenfonds naar den toe- stand van 31 December 1944 zijn in Hoofdstuk V behandeld. § 19. Benoodigd bijdragepercentage. In het voorgaande is nog niet afgeleid, op welke wijze men bepaalt, hoe groot de bijdragen moeten zijn om de pensioenlasten geheel te dekken. Uit de statistieken is af te lezen, hoeveel nieuwe deelgenooten gemiddeld per jaar in het fonds opgenomen worden, op welken leeftijd zij toetreden en op welke bedragen de pensioengrondslagen (= bezoldigingen) bij die toetredingen worden vast ^esteld. Van deze nieuw toetredenden legt men de bij de opneming in het fonds genoten bezoldigingen vast en berekent vervolgens de contante waarden, zoowel van het toekomstig pensioen als van de tijdens actieven dienst te genieten bezoldi- gingen door vermenigvuldiging in beide gevallen van de bezoldiging bij opneming...”
13

“...pen- sioenen tot den dood der gerechtigden uit te betalen. (De loopende weezenpensioe- nen zijp in § 26 genoemd.) b. toekomstige eigen pensioenen, uit te keeren na pen- sion n e e r i n g. Reeds is in § 18 uiteengezet, dat de c.w. van deze pensioenen per eenheid van pensioengrondslag bepaald worden. Door deze bedragen te vermenigvuldigen met de sommen der pensioengrondslagen van eiken leeftijd en deze uitkomsten op te tellen, krijgt men de c.w. der toekomstige pensioenen. c. toekomstige weduwen- en weezenpensioenen, toe te kennen na overlijden van de deelgenooten, die op den balansdatum in dienst zijn. Dit overlijden kan in dienst plaats vinden of later, na pensionneering. De c.w. dezer pensioenen wordt op gelijke wijze gevonden als die der eigen pensioenen, waarbij, in den factor, die de c.w. per eenheid van pensioengrondslag uitdrukt, reeds rekening is gehouden met al dan niet gehuwd zijn. d. toekomstige weduwen- en weezenpensioenen, toe te kennen na overlijden van op den balansdatum reeds...”
14

“...26 over den pensioengrondslag en na pensionneering over het pensioen te voldoen, zoolang de deelgenoot pensioengerechtigde betrekkingen heeft. Berekend zijn de contante waarden, met inachtneming van het feit dat slechts een deel der deelgenooten gehuwd is, door vermenigvuldiging van 3 % der pen- sioengrondslagen op den balansdatum, met de contante waarde van de in de toe- komst als gehuwde te genieten pensioengrondslagen en pensioenen, uitgedrukt in de eenheid van in het heden genoten grondslag, wederom leeftijdsgewijs. Deze be- dragen worden daarna opgeteld. c. b ij dragen voor weduwen- en weezenpensioen van reeds gepensionneerde deelgenooten. De c.w. hiervan is bepaald als product van 3 %, c.q. 2 % van het pensioen en de contante waarde van een z.g. verbindingsrente, d.w.z. van een jaarlijksche betaling van de eenheid gedurende den tijd, dat zoowel man als vrouw in leven zijn. § 26. Behalve deze posten komen op de balans voor: 1. De c.w. der beheerskosten. De jaarlijksche beheerskosten...”
15

“...27 voor politiemilitairen van 1939 openen de mogelijkheid deze buitengewone bijdra- gen in termijnen te voldoen. Bovendien waren op den balansdatum nog niet alle rentelooze voorschotten, verleend op grond van art. 19 der Pensioenverordening van 1899, volledig gerestitueerd. Derhalve is de c.w. van deze nog openstaande vorderingen voor elk geval af- zonderlijk berekend. Het totaal is als aparte post op de wetenschappelijke balans vermeld....”
16

“...gepensionneerde mannelijke deelgenooten is de sterftetafel gekozen, afgeleid uit de waarnemingen van de Europeesche burgerlijke landsdienaren in Nederlandsch-Indi over de jaren 1920 tot en met 1934, welke tafel als staat VII is opgenomen bij de derde wetenschappelijke balans van het Eigen-pensioenfonds voor de Europeesche burgerlijke ambtenaren in Nederlandsch-Indi naar den toestand op 31 December 1934. De in de jaren 1937 t/m 1944 waargenomen sterfte is wat grooter dan volgens deze tafel verwacht,zou worden. Dit is geen bezwaar, zelfs wenschelijk om twee redenen. De sterfte kan, zooals in het algemeen het geval is, met den loop der tijden af nemen en, zooals ook in het algemeen het geval is, onder de gepension- neerden met hooge pensioenen lager zijn dan onder die met lage, zoodat de sterfte per gulden lager is dan die per man. Voor de gepensionneerde weduwen is de als staat VIII van die balans gelijk- tijdig gepubliceerde sterftetafel voor weduwen gebezigd, echter met een leeftijds- verlaging...”
17

“...geworden. De activiteitstafels zijn hierachter opgenomen als de staten I en II. Hertrouwingskansen van de weduwen zijn verwaarloosd; zij zijp van weinig belang, daar er zoo goed als geen jonge weduwen zijn. In de laatste 10 jaren is geen enkel geval van hertrouwen bekend geworden. 2. Verhoogingsgetallen en andere gbezigde grootheden. § 30. Met ingang van 1 Juli 1943 zijn de bezoldigingen aanmerkelijk verhoogd. Om na te gaan, hoe de bezoldigingen bij, ongewijzigde bezoldigingsregeling gedurende den loop van den diensttijd zullen stijgen, zijn van de deelgenooten mannen en vrouwen afzonderlijk , die van 1 Juli 1943 tot het einde van 1944 onafgebroken in dienst zijn geweest, de bezoldigingen vergeleken op de tijdstippen 1 Juli 1943, 31 December 1943 en 31 December 1944. Daaruit zijp de verhoogingsgetallen der bezoldigingen afgeleid. Deze zijn als laatste kolom toegevoegd aan de activiteitstafels. Bij de mannen is een sterker verhooging in bezoldiging waargenomen dan bij de vrouwen, waarschijnlijk...”
18

“.... § 32. Hoewel op den balansdatum de in Nederland over het algemeen heerscheride rentevoet hooger was dan 3 %>, zijn de berekeningen naar dien rentevoet uitge- voerd, omdat sinds het einde van den oorlog in Nederland door het fonds slechts belegd kon worden tegen 3 % en in Curagao die rentevoet al gedurende den oorlog gold. § 33. De beleggingen zijn wiskundig gewaardeerd. Voor alle boven 3 #/o rentende obligaties en leeningen is gerekend, dat zij met ingang van den balansdatum tot 3 % zouden worden geconverteerd, indien boetebepalingen dit niet verhinderden. Een uitzondering is gemaakt voor de obligaties Nederlandsch-Indische Spoor, die met het oog op de onzekere toekomst tegen den laatsten beurskoers van 1944 in Amsterdam gewaardeerd zijn. De waarden van alle bezittingen en schulden in Nederland zijn in Curagao- sche guldens omgerekend door vermenigvuldiging met 0,71088. De hypotheken zijn behandeld, alsof zij alle na 2Va jaar afgelost worden. Zij, worden n.1. in den regel voor 5 jaar...”
19

“...Hierin is v = ,-qj (§ 32). De grootheden pa en la komen voor in de activiteitstafels (§ 29). V is het verhoogingsgetal (§ 30). P : G stelt de verhouding voor van pensioen tot middelsom der pensioen- grondslagen op het tijdstip van pensionneering (§ 31). a 3/8 is de lijfrentefactor voor de gepensionneerden. Door in den teller van de formule het verhoogingsgetal voor den leeftijd x en niet dat voor den leeftijd x. + 1 te nemen, wordt in rekening gebracht, dat over het algemeen de middelsom voor de berekening van het pensioen het gemid- delde is van de grondslagen in de twee afgeloopen jaren, zoodat de verhouding van middelsom tot grondslag vrijwel gelijk is aanV^ ; Vx+\: Op den balansdatum waren 814 mannelijke deelgenooten in dienst met teza- men f 3 668 824 pensioengrondslag. Als contante waarde van hun pensioenen is f 17 764 000 gevonden. Het aantal in dienst zijnde vrouwelijke deelgenooten bedroeg 197; de con- tante waarde van hun pensioenen, welker grondslagen tezamen f 562 374 bedroe-...”
20

“...42). Hoewel p den balansdatum nog de bepaling van kracht was, dat het pen- sioen aan jongens slechts tot hun achttiende jaar werd uitgekeerd, is op grond van de terugwerkende kracht van de desbetreffende wijziging in P.B. 1945 No. 71 tot 1 Januari 1938 gerekend, dat alle weezenpensioenen tot het 21ste jaar worden uit- gekeerd. Op overlijden of huwelijk vr het bereiken van dien leeftijd is eenvou- digheidshalve niet gerekend. Het geldelijke verschil is gering. Ook is de mogelijk- heid verwaarloosd, dat het pensioen van de halve weezen door het overlijden van de moeder zou stijgen, wat volgens de pensioenverordening 1938 het geval is. Reeds in § 9 is vermeld, dat onder vigueur van de pensioenverordening 1899 de weezen slechts pensioen krijgen, indien beide ouders overleden zijn. § 39. De loopende pensioenen. De contante waarde van de loopen- de weduwenpensioenen is berekend met de lijfrentefactoren ax + 11/24, daar zij praenumerando per maand worden betaald. Er waren op den balansdatum 144...”