Your search within this document for 'af' resulted in twelve matching pages.
1

“...Weezenpensioen werd alleen aan volle weezen uitgekeerd tot een bedrag, gelijk aan het weduwenpensi- oen, onafhankelijk van het aantal weezen. Thans echter zijn de pensioenen alleen afhankelijk van den pensioengrond- slag van den man. Hierom kon het instituut verzekering, zooals dat in de ver- ordeningen van 1868 en 1899 bestond, afgeschaft worden. Halve weezen krijgen nu afzonderlijk weezenpensioen, waarvan het bedrag een van het aantal kinderen af- hankelijk percentage van het weduwenpensioen is. Ook het pensioen voor de volle weezen hangt van hun aantal af. Het weezenpensioen wordt uitgekeerd tot meerderjarigheid of tot het beklee- den van een betrekking, waaraan wettelijkuitzicht op pensioen verbonden is. Bij pensioengrondslagen beneden 1.000 is het weduwenpensioen 35% van den grondslag (resp. middelsom voor de gepensionneerden), van 1.000 tot 6.000 bedraagt het pensioen 30% en eventueel voor het gedeelte van den grondslag boven 6.000 20%. ' . Ook hier is er een maximum-weduwenpensicen...”
2

“...15 De wetenschappelijke balans sluit, als het kapitaal op de boekhoudkundige balans niet kleiner is dan dit verschil der contante waarden. De uitkomsten voor het Algemeen Curagaosch Pensioenfonds naar den toe- stand van 31 December 1944 zijn in Hoofdstuk V behandeld. § 19. Benoodigd bijdragepercentage. In het voorgaande is nog niet afgeleid, op welke wijze men bepaalt, hoe groot de bijdragen moeten zijn om de pensioenlasten geheel te dekken. Uit de statistieken is af te lezen, hoeveel nieuwe deelgenooten gemiddeld per jaar in het fonds opgenomen worden, op welken leeftijd zij toetreden en op welke bedragen de pensioengrondslagen (= bezoldigingen) bij die toetredingen worden vast ^esteld. Van deze nieuw toetredenden legt men de bij de opneming in het fonds genoten bezoldigingen vast en berekent vervolgens de contante waarden, zoowel van het toekomstig pensioen als van de tijdens actieven dienst te genieten bezoldi- gingen door vermenigvuldiging in beide gevallen van de bezoldiging bij opneming...”
3

“... der begrafeniskosten. Volgens art. 35 van het Reglement voor het (Nederlandsch-Indische) Wedu- wen- en Weezenfonds van Europeesche militairen beneden den rang van officier bij de Koloniale troepen, dat van toepassing is op n groep gepensionneerde politie- militairen (zie § 7), wordt aan de nagelaten betrekkingen een bijdrage in de begra- feniskosten van den deelgenoot verleend. Bij overlijden van een onderofficier bedraagt deze f 125 , van een brigadier of soldaat f 75 . 5. De c.w. van de nog af te betalen buitengewone b ij dragen en even- tueele nog niet gerestitueerde rentelooze voorschotten. De Pensioenverordening voor burgerlijke ambtenaren van 1938, art. 39 en die...”
4

“...27 voor politiemilitairen van 1939 openen de mogelijkheid deze buitengewone bijdra- gen in termijnen te voldoen. Bovendien waren op den balansdatum nog niet alle rentelooze voorschotten, verleend op grond van art. 19 der Pensioenverordening van 1899, volledig gerestitueerd. Derhalve is de c.w. van deze nog openstaande vorderingen voor elk geval af- zonderlijk berekend. Het totaal is als aparte post op de wetenschappelijke balans vermeld....”
5

“...getallen, voorkomende in de §§ 23 en 24 omtrent het verloop van de in dienst zijnde en gepensionneerde deelgenooten, is te zien, dat de waargenomen frequenties van pensionneering, sterfte enz. in de verschillende kalenderjaren sterk schommelen. Hoe het verloop in de toekomst zal zijn, is daaruit dus slechts met een groote mate van onzekerheid af te leiden. De aantallen waarnemingen zijn bovendien klein, zelfs heel klein, als men de verschillende leeftijdsgroepen afzonderlijk beschouwt. Om het materiaal wat te vergrooten is ook de statistiek in beschouwing ge- nomen, die van de Curagaosche landsdienaren over de jaren vr de oprichting van het fonds van 1910 af is opgesteld, al is die statistiek dan ook niet volledig en door zijn ouderdom minder bruikbaar. § 28. Inzonderheid voor de bepaling van de sterfte zijn de gegevens te schaarsch. Daarom is omgezien naar een bestaande sterftetafel, die een sterfte aanwijst, die vrijwel met de bij de Curagaosche deelgenooten waargenomen sterfte overeenkomt...”
6

“...29 De opgestelde activiteitstafels, verschillend voor de mannen en voor de vrou- wen, zijn dus zooveel mogelijk aan de onvoldoende statistiek ontleend, maar bevat- ten onvermijdelijk een subjectief element. Voor de mannen zijn de statistieken van 1920 af gebruikt. Voor de vrouwen was het niet mogelijk statistieken van vr de oprichting van het fonds te gebrui- ken, omdat de oudere slechts gouvernementsambtenaren omvatten, die thans niet meer dan een vierde der vrouwelijke in dienst zijnde deelgenooten uitmaken (§ 21). De overige zijn leerkrachten bij het bijzonder onderwijs, die eerst in 1935 pensioengerechtigd zijn geworden. De activiteitstafels zijn hierachter opgenomen als de staten I en II. Hertrouwingskansen van de weduwen zijn verwaarloosd; zij zijp van weinig belang, daar er zoo goed als geen jonge weduwen zijn. In de laatste 10 jaren is geen enkel geval van hertrouwen bekend geworden. 2. Verhoogingsgetallen en andere gbezigde grootheden. § 30. Met ingang van 1 Juli 1943 zijn de ...”
7

“...36 De grootheden W, h, het leeftijdsverschil x y en het quotint van wedu- wenpensioen en grondslag zijn voor de leeftijden, welke een veelvoud van 10 zijn, opgenomen in bovenstaand staatje. Verscheidene waarden van f3 ... * 4* % komen voor in kolom (15) van Staat V. § 45. De contante waarden der weduwen- en weezenpensioenen zijn voor de onder- scheiden groepen deelgenooten, zooals die in de voorgaande §§ besproken zijn, af- zonderlijk berekend. Omdat de in dienst zijnde politiemilitairen dezelfde rechten hebben als de gouvernementsambtenaren onder de pensioen verordening van 1938, zijn beide cate- gorien voor de berekening samengenomen. In § 21 is een overzicht gegeven van de aantallen en de pensioengrondslagen. De contante waarden bleken te zijn : Voor degenen, die nog onder de pensioenverordening van 1899 vallen : f 282 000 voor diegenen onder de overigen (Pensioenverordening van 1938), die een verzekering in stand gehouden hebben: 179 000 voor alle anderen: 3 853 000 voor allen tezamen:...”
8

“...39 telooze voorschotten, worden meestal binnen niet al te langen tijd af betaald. Wegens de anders aanmerkelijk meer omslachtige berekening is bij, het bepalen der contante waarde van deze schulden geen acht geslagen op de mogelijkheid van overlijden, voordat de schuld betaald is. De schulden bedroegen op den balansdatum: aan buitengewone bijdragen van 185 schuldenaars in Curasao f 78 909, van 2 schul- denaars in Nederland f 162 en aan restanten van rentelooze voorschotten van 12 personen in Curasao f 4 164. . De contante waarde van deze bedragen tezamen is op f 77 400 becijferd. 6. Beheerskosten. § 53. Op grond van de overwegingen, in § 26 uiteengezet, zijn de beheerskosten gesteld op 2% van de som der loopende en toekomstige pensioenen + 1/2/0van de pensioengrondslagen. Dienovereenkomstig wordt voor de contante waarde der beheerskosten ge- vonden 0,02 X f 31 080 000 (c.w. loopende en toekomstige pensioenen) + 0,005 X f 50 800 000 (c.w. pensioengrondslagen) = f 875 000. 7. De benoodigde...”
9

“...men bedenken, dat de lasten ten volle in reke- ning zijn gebracht, terwijl daartegenover op niet meer inkomsten is gerekend dan de bijdragen der deelgenooten, dus 5 % voor eigen pensioen en 3 /o (van verschil- lende deelgenooten 2 % of zelfs niets) voor .weduwen- en weezenpensioen. De uit- keeringen echter, die het Gouvernement op grond van de artikelen 4 en 5 van het oprichtingsbesluit (K.B. van 27 April 1936) aan het fonds geeft, zijn buiten beschou- wing gelaten, daar hun toekomstige grootte af zal hangen van de maatregelen, te nemen op grond van deze eerste wetenschappelijke balans. De berekeningen van Hoofdstuk IV, deel 7 hebben laten zien, dat de lasten, die nieuw-toetredenden voor het fonds meebrengen, voor zoover het eigen pensioen betreft, gedekt worden door een bijdrage gedurende actieven dienst van 25,21 % van den pensioengrondslag, voor zoover het weduwen- en weezenpensioen betreft door een bijdrage van 6,13 /o van den grondslag, resp. van het pensioen, zoolang de deelgenooten...”
10

“...saldo met dat verschil verminderd. In de eerste plaats zal men het tekort, dat een balans vertoont, willen aan- zuiveren. Indien men dit gedaan heeft, is men er bij de balans met een bijdrage- percentage lager dan het benoodigde nog niet, want men krijgt dan een steeds terug- keerend tekort, door de nieuwe toetredingen veroorzaakt. Wil men deze verslechtering van de balanspositie voorkomen, dan moet men ook dat tekort bijpassen. Men betaalt dan ineens de contante waarde der nadeelige verschillen af, die ieder jaar gedurende de loopbaan van de groep nieuw-toege- tredenen tusschen de voor him pensioen benoodigde en de werkelijk betaalde bij- dragen zullen bestaan. Op deze wijze heeft men bij de methode met laag bijdragepercentage voor een deel der pensioenlasten eerder betaald dan bij de methode met het benoodigde bijdragepercentage. Niet alleen heeft men een grooter kapitaal, maar men stort jaarlijks bedragen in het fonds, die bij toepassing van de methode van het benoo- digde bijdragepercentage...”
11

“........................ . . . ............... 110 000 Op het geheele tekort is dus in 1945 ondanks de extra subsidie van f 1 000 000 slechts ca. f 750 000 ingeloopen. In de vorige jaren, toen niet dergelijke extra subsi- dies werden gegeven, is het tekort dus toegenomen. § 61. Is het nu noodzakelijk, dat het tekort, dat te voorschijn komt op de weten- schappelijke balans met het benoodigd bijdragepercentage, aangezuiverd wordt? Het antwoord moet voor Curasao zonder twijfel bevestigend luiden. De af- hankelijkheid van dit gebiedsdeel van n industrie maakt het noodzakelijk, dat het in Curasao volgens art. 4 volgens art. 5, lid 3 in Nederland volgens art. 5, lid 3 f 1 481 186 387 100 152 554 Totaal f 2 020 840 Tezamen f 1 271 000...”
12

“...45 Gouvernement zorgt, dat de pensioenaanspraken van zijn dienaren dekking vinden in een toereikend kapitaal. Dit is al te bereiken door het stelsel volgens welk de benoodigde bijdragen aan het fonds betaald worden. Dan is voldoende kapitaal aanwezig om de loopende pensioenen tot hun natuurlijk einde af te wikkelen en om voor de toekomstige pen- sioenen het bij ingang daarvan benoodigde kapitaal opgebouwd te hebben. *) Het bovengenoemde stelsel noemt men wel het stelsel Van kapitaaldekking der aanspraken. Men mag met een geringer bedrag geen genoegen nemen, immers bij een om- slag in de economische situatie van Curasao in ongunstigen zin is het Gouverne- ment niet bij machte, de tekorten te dekken, zoodat men niet aan zijn verplichtin- gen jegens de deelgenooten zou kunnen voldoen. Veeleer is er aanleiding, de zoo juist beschreven basis nog onvoldoende te ach- ten. Welvaartsvermindering brengt doorgaans inkrimping van het ambtelijk appa- raat met zich mede, welke allicht tot vroegere p...”