Your search within this document for 'zag' resulted in 36 matching pages.
 
1

“...DE NEEF VAN CURASAO. 13 gefield: ik zag zeventig gulden op de rekening ,, ftaan. Gij droomt! Hare winkeldochter raadde het dubbeld van den prijs; hoewel.... Maar,... mijn hemel!, que yois-je? is daar het brommertje reeds? Zie eens! te pendule wijst even zeven , ure! Het is toch heden avond geen. th dan- ,y sant?" Het is voorzeker te vroeg befteld: men zal op het dingsdags concert gerekend hebben. Giste- ren avond werd het half negen ure, wij waren de laatften in het casino. Het brommertje! Kinderen! daar is het brom- , mertje! riep de Heer Knuppelbusch, van uit de zijdkamer, zijne dochters toe. Jan !... Kees !... Paulus !'.,'. Waar zitten mij die Sa- tanfche jongens nu weder! Er is er niet n aan den winkel. Vervloekte fpitsboeven!------ Jakomijn fpoedig! kom eens naar voren! daar is het brommertje! maak het portier eens open! de jonge Jufvrouwen moeten naar het bal!..... Hortense !.... Juliette !.... hebt gij het ,, gehoord? .... Nous voila! mon papa! nous voilh! zei-...”
2

“...DE NEEF VAN CURASAO. 15 ,, Naar den Franfchen Tuin, in de Elandftraat! jongetje! gelastte de Heer Knuppelbusch den voerman, die juist wilde afftijgen, en hevig in den baard gromde, dat men hem zag, en toch in dit weder zoo lang liet wachten. ,, Wat?... Naar den Franfchen Tuin, in de Elandftraat?... Zijt gij niet wijs?? bulderde eene ftentorftem den Heer Knuppelbusch van uit het brommertje tegen; en te gelijk ftak iemand, met eene vervaarlijk groote batterij-pruik op, het hoofd buiten het portier, en vervolgde: Wij ,, moeten wel degelijk hier, in. de Kalverftraat ,, zijn; zegge, bij den meester kleermaker en la* ,. kenwinkeljer Christophorus Knuppelbusch, Maak ons toch, in s Hemels naam, het portier open! De Heer Knuppelbusch beefde van fchrik te* rug. Wie het niet beter wist, zou gezworen heb- ben dat de levende Medusa heid van uit het brommertje had toegegrijnsd. Het was nogtans een zijner oude bekenden, de notaris Baldriaan Sperwer, door twee getuigen bijgeftaan, een man, die ...”
3

“...begon t denken n daarom gaarne wilde, dat de akte in optirhd frma, ter Wereld kWami j, Ik i, geloof, al te kunnen begrijpen, Waar Mijnheer i, van Knuppelnburg, heen Wil: Mijnheerj i, 2ijn zoon j fpeelt dadr boven j Waarfchijniijk j i, zo veei als komedie.:. i i, Welja!. j wat anders ? dat bdoei ik irii- mets ook. hernam de Neer Knpplbusch 4 Wien het niet ns was ingevallen j dat ineii hem niet Wei bgrepn had* Heb ik n van ai mijn ievenzeld t Heer Sperwer een zoo vroom gezigt trek- kende j ais zag hij eenen Ontvangerder registratie jn het Water vallen: Wie kon daar ook Op b- dacht zijn! Moet dat komedie fpelen beteeke- i, nen! i, He! wat dacht UEd. dan, dat het anders kon B 2 zijn?*...”
4

“...zijn huis zou terug gekeerd zijn; terwijl de andere getuige intusfchen een paard en toeflede ging beftellen. Ik verklaar Ed verzekerde de Heer Os* sepoot die als vreedzaam toefchouwer, gedurende de ganfche vertooning, met den Heer Jojakim, rustig uit het vender had liggen kijken: dat ,, mij het bloed in de aderen kookte. Uwe taal ,, uwe indrukwekkende rede deed mij eene onbe- ,, paalde achting voor UEd. opvatten. Helaas!... ,, onwaardig volk, dat z uwe wijsgeeren hoont! 9, Ik zag UEd. befpotten; ik zag een baldadig ge- 1 Peu*...”
5

“...s* de NEEF VAN CURASAO. Bewijzen ? Dat moet gij aannemen, Juf- vrouw Gronne 1 fprak de boekhouder. m Magtfpreuken, mijnheer Ossepoot! doen hier n n^ets af, hernam de Jufvrouw. Ik vraag maar: waarop grondt gij dit verbindend ge- r> zag ? Gij zult, op menfchelijke zaken, toch geene voorwaarde toepasfen, die alleen geldt....' Met uw verlof, Jufvrouw! viel de boekhou- der, die, om zich met- eer te redden,'er eerie krijgslist op bedacht had, haar in de reder jj Gij y> fpraakt daar van magtfpreuken. Dat in' liet wild fchermen, doet niets ter zake; ik houd van bon- dig redeneren; ik wil u mijn gefielde met eri fluitrede betoogen. * Verduisterd!.. Jufvrouw Gronne, daar zit y gij nu! fprak de Heer Knuppelbusch in zijrf handen fpuwende< - y, Zie eens! voer de Heer Ossepoot zich tot partij, wendende, voort: de zaak is ei- genlijk aldus gelegen : de * 'Heer Knuppel- n busch bij voorbeeld, denkt 'met "ns eri- ftemmig of-hij- denkt mt ons niet eeri- n ftemmig. Nu ftel ik- ht eerf gcvAl:...”
6

“...veertien dagen geleden zijn, toen gij mij dit zaagt doen. Maar, mijnheer! ik krijg mijne jaren; men dien- de, op zekeren leeftijd, tot vaste beginfelen te zijn gekomen, zich een vast ftelfel te hebben gekozen.... enfin, mijnheer 1 er zijn dikwijls geheime fpringveren, die op onze keuze, een beflisfenden invloed oefenen.... enfin, mijnbeer Knuppelbusch er bevinden zich vaak verbor- gene, onzigtbare draden, waaraan wij ons weef- fel vast fpinnen.....* Ha, ha! fprak Jufvrouw Gronne die wel zag hoe laat het met den Heer Ossepoot was; terwijl zij met een zegevierend* lachje het vertrek verliet. Komt het van daar, dat men u warga- rens heet, n gij beftendig achter het net vischt? Geen wonder dan ook, dat gij u in zulk ellendig weeffel verwart, en men u, bij flot vaa rekening, nog in uwe eigene netten vangt! ? Dat is nu alles goed en wel! zeide,' deftig en op nadrukvollen toon, de Heer Knuppelbusch, dien het zeer wel bekend was, dat, als zijn boek- C j, hoi*....”
7

“...Zie maar eens toe! k bedoel dien Heer dddr, met dat rond en ftevig voorkomen, een kort pruikje op, en een blaauwlakenfchen rok aan; hij ftond di&r, zoo even no'g-, met eenen neger te praten; op dit oogenblik flaat hij den hoek om, en de Bantammer- ftraat in. , Ja, wel bekend! Ik herinner mij hem levendig. Wij troffen hem, gisteren avond, bij dien kleer- maker in de Ralverftraat aan, voof wiens M deur, daarna, dat verfchrikkelijk burengerucht plaats had. Dat was dddr eene opfcbudding I 5 ik zag er eene pruik op enen bezemfteel om- dragen! Wacht eens!.... wij hoorden dqn man zelfs noemen :. . als ik het wel heb ont- houden, flapte zijn naam zoo wat...., Stap- VOET, Of......... ^ _ ' Jan van der. Stap is zijn naam. * Ik ga U nader met den man in kennis brengen. Hup-...”
8

“...Berke, gezonde kne- vel : er kon een knappe zeebonk uit groeijen, en Zijn hart ging toch open, als er van de vaart werd gefproken. Naast zijne ouders woonde een buur- man daar Jan in de winter avonden, dikwijls kwam, om op het ganzenbord te fpelen en uit de rei- ze van Bontekoe te lezen; deze buurman had eenen neef, die koopvaardijfchippcr in dienst der kom- pagnie was, en p dit tijdflip met zijn fcliip juist zeilre lag, om naar Ceilon te flevenen, De Ka* pitein was een allergefchiktst man; hij zag, dat er een goed hart in den jongen Bak; en nam aan, hem tot zijn beroep op te leiden. Zoo was Jan als kajuitwachter aan boord gekomen; had fiks pgepast; 'en was al verder en verder geklommen, tot 5-...”
9

“...DE NEEF VAN CURASAO. 89 herfenen hebben gezeten. Et- hoorde zeggen, dat het een Franschman was, maar dat zij het ft uk in het Hollandsch hadden overgezet. Nu! dat doet er niet te: iaat de man een Fransch- man of een Maleij^r zijn geweest, hij. moet men- j, fchenkennis hebben bezeten, want zonder dit, weet ik niet hoe iemand het bij elkander krijgt; ik althans zag er in geene vijf en twintig jaren kans toe. Verdord! als ik nog denk aan die hovaardige Mijnheer en Mevrouw Dorremie, die daar zoo lelijk weg kwamen; en aan die lieve j, weduwe.... weet gij niet, Jan? zij had eene meid, die even als mijne fchoonzuster , Brigitta heette.... Aan die lieve weduwe? vroeg Kapitein van der Stap, die' op dit oogenblik juist iets anders in het hoofd had, doch op dit woord als uit eenen droom ontwaakte. ,, Heeft Jufvrouw Gronne ,, dan eene meid, die naar uw fchoonzuster heet?, Zijt gij doof? Wie (preekt er nu van Juf- vrouw Gronne of hare meid? --------- Ik bedoel die Mevrouw in het t...”
10

“...zou voor zijne vrouw ook regt aangenaam zijn, want die verlangde toch, gelijk een dron- ken matroos naar kooi, om neef en nicht Prouwelman eens te kien; zij wilde hen alle vermaken aandoen. Dat .lieten wij ons al te ,, maal gezeggen en geloofden hem op zijn woord; doch er was, gelijk gij begrijpen kunt, bij mijne vrouw telkens iets in den weg: want zij had het altijd even druk: dan moest er worden ,, fchoongemaakt; dan was de wasch over de vloer kortom! de vent had goed verzoeken: hij zag toch wel, dat er van de reis niet ko- men zoude. Dit maakte hem geloof ik 1 , jjout: want fchoon hij er geen ne van meen- 5 de, gelijk gij ftraks hooren zult: nu werd hij dringend, en hield niet op ons te vragen, wij mogten toch komen, al ware het dan ook voor , flechts drie dagen. Ten laatfte begon hij zich zelfs aan te (lellen, als werd hij er gebelgd over, dat wij niet kwamen; en nu bepraatte ik dan mijne vrouw zoo lang; tot zij belloot, eenen dag of zes uit te breken en met mij naar...”
11

“...hadden, dat zij j ns niet hadden kunnen wachten ; hij bedankte 5? Griet wel duizend malen voor de toezending ^er zinkingpoeijers; het middel, dat zij hem te 99 gen de jicht had aan de hand gedaan, was 35 heette het van overheerlijke uitwerking ge wees. Wij geloofden hem al weder, en ont- vingen hem even gulhartig als voorheen. Dan zie, wat gebeurt er! 93 Het was een jaar daarna ; ik had den geheelen zomer deerlijk aan de koorts gebikkeld; ik werd zoo mager als een vlaggeftok; wie mij zag, ,, dacht niet anders of Barend Prouwelman was voor de haaijen geweest. Doch met den herfst ,, begon ik een weinig aan de betere hand te ko ,, men. Wij hadden toen een fchoon najaar: het 99 wedei was helder maar koel. De dokter meen-' 9? de, dat de Amfterdamlche lucht mij hinderlijk- was tot het herkrijgen mijner krachten; hij 'ried- 9 niij ten fterkfte aan dat ik, tot herftel mijner- 93 gezondheid, eens een Geldersch luchtje mgt- 33 gaan fcheppen; of indien ik bekenden in het Stichtfche had;...”
12

“...DE NEEF VAN CURASAO. xoc) hij. Och nn l zie maar, het is weder half raaw op tafel .gezet.. Daar had men het gegooi in de glazen. Het wijf Helde zich verfchrikkelijk boos aan. Als ik zelf:; het gisteren avond niet anders gehoord had, zou ik gezworen hebben, dat zij te .za- men de hevigfle woorden hadden. Het ging tot op kloppen toe. ; Ik hield mij luikes en zag alles Hilzwijgend aan.. Eindelijk, toen het er 'dan. kwanswijs: begon te fpannen, zette de karei mij den vleeschfchotel voor den neus, en fprak: Ei lieve! neef, bellis gij nu of dit vleesch gaar is! ,, Nu hadden zij verwacht, dat ik aan het fnij- den zoude gaan en ter goeder trouw geantwoord hebben: neen, neef! het vleesch kon voor- zeker gaarder zijn. Doch had ik er den drom- mel niet van! Ik antwoordde zeer koeltjes: neem het mij niet kwalijk, vrienden! ik ben hier als vriend te gast, zou ik dan man of vrouw in het ongelijk Hellen! neen, ziet mij voor gee- nen flokebrand aan. ,, Daar zaten zij! Gij moest eens gezien heb-...”
13

“...der voorgefteide rol verbonden Was; voor Ie-* mand van zijne geaardheid althans, was het fchief onmogelijk haar Hechts inen dag vol te houden* Dit bleek al dadelijk uit de wijze, waarop hij zieli toet Robbij op reis begaf: want om hun karakter getrouw te blijven, hadden zij den togt nu ook Zoo fpaarzaam mqgelijk moeten aanleggen; en als een paar arme knapen, die. zich fober moesten be- helpen het voorgenomene uitftapje te voet moeten afleggen. Doch z ver dacht hij niet eens; en ook ProuwelmaN zag dit over het hoofd. Na alvorens een aflcheidsbezoek bij Jufvrouw Gronne te hebben afgelegd, begaf Kapitein van Per Stap zich des middags met Robbij naar de fchuit op Utrecht. Zijn vriend, de Stuurman, Ver- gezelde hen tot aan de eerenbijt. Daar werd nog' een glaasje op het vriandfchappelijk vaarwel ge- dronken. Het begon intusfchen merkelijk tijd te Worden. De menigte, die aan den oever ftond, nam allengs in talrijkheid af. In het ruim def fchuit waren reeds alle plaatfen in bezit genomen. w a...”
14

“...te levendiger is het gefprek, dat ih de roef gevoerd wordt; het begint met de gewone inleiding: het fraaije weder en de fchoone gezigten ter wederzijde der vaart; en wordt allengs door andere onderwerpen afge- tvisfeld. Straks komt men op het doel der reis en het vervelende van het acht uren lange zitten in de fchuit, Het verwondert mij zegt de oude Heer, die den Kapitein kent, tot dezen, ,, dat UEd, de reis niet met rijtuig maakt. Ik hoorde gisr teren, 'dat UEd. hetzelve had aangelegd; en zag ,, uwen nieuwgekochten kap wagen bij den rijtuig- fchilder liaan. Ja, maar gij moet weten, hernam Kapitein van der Stap, ,, ik kruis thans onder vreemde vlag; want anders is er geene aardigheid aan, wanneer ik bij mijne familie kom. Vat gij? Ha! zoo. UEd. wilt dus waarfchijnlijk de r familie eens verrasfen? Nu! dit is nog al een$ aardig. Verrasfen ?.,. Neen ik wilde ze eigenlijk op den proef Hellen. Men moet niet beter weten U pf peef komt daar aan als een arme duivel, van 99 Wien...”
15

“... voorzeker wijze en gewigtige redenen, waarom ,, de regering deze twee fchaamtelooze deugnieten ,, niet bereids heeft doen opligten en in verzeker- de bewaring brengen. Zij zullen echter de waak- zaamheid van het geregt, dat hen in het oog houdt, niet ontfnappen, maar weldra loon naaf werk ontvangen. Ik weet dit alles toevallig door mijnen broeder, die een geregtelijk ambt' bekleedt en mij dit volkje heeft aangewezen. Ik ontmoette beiden, zoo even op mijnen Weg naar Nieuwerjluis. Ik zag hen in het voorbijgaan lagchen en zich vermaken, en maakte, uit eeni-...”
16

“...nam. Doch Juf- vrouw van Punten liet de booze wereld woeden: zij had deze, finds dezelve haar verliet, eens voor altijd vaarwel gezegd; en beide waren derhalve van el- kanderen af. Ziedaar voorloopig eenig narigt yan des Kapiteins nicht! Nu weten wij waaraan ons te houden, wanneer wij de Jufvrouw zelve ontmoeten, Achter het zedig glasgordijntje verfcholen, zat Jufvrouw van Punten in hare zijkamer te lezen, in het {lichtelijk leven en bedrijf van Bogerman, toen zij, toevallig opkijkende, iemand zag aanko- pten gevolgd door eenen man, die een fluitmandj 5 en...”
17

“...meid moest ene doof geven* vuur aanleggen, water kokert, koffij zetten er was geen tijd voor geld te bekomen. Ei lieve! gij hebt mij dp gloeljende kolen gezet, fprak nicht van Punten toen de Juf- vrouw gezeten was, Ik zou heden ttog Bezoek ,* krijgen zddet gij ?, Ja, hernam hare buurjufvromv. Ik heb met twee menfchen gereisd, waarvan de ,, eene zeide uw neef te zijn, Het waren- va-. rensgez elln; ik hoorde zeggen zij kwamen, uit ,, de West Een neef, zegt gij ? ,., Een neef van mij? . Hoe zag die neef er dan uit? Ja, dat was bitter. Om u de waarheid te zeggen* ik heb mij' gefchaamd, zoo als die twee menfchen er uitzagen, Zij waren gisteren* toen wij van Amfterdam zouden varen, de laat- ften aan d fchuit; doch de Schipper wilde hen er bijna niet inlaten, zoo pover Haken zij in de plunje. Neep, lieve ziel dat is geennf van mij, s De...”
18

“...i4 DE NEEF VAN CURAQAO. gemelde bezoek voor de eerde maal zag en hoorde fpreken. Waarfchijnlijk wist de listige vrouw zich, bij die eerde ontmoting, in mijne tegenwoordig- heid zeer in te houden. Doch geloof mij, Koos! ik had haar flechts nog een paar malen te ontmoe- ten en gade te flaan, om haar nader te leeren ken- nen. Ik herinner mij niet, ooit iemand ontmoet te hebben, die mij bij den eerden og-opflag een zoo ongundig denkbeeld van zich inboezemde. Mogelijk zegt gij, dit lezende: Vooroordeel! gij waart tegen de vrouw vooringenomen. Doch als ik u haar befchreef, dan zoudt gij onwillekeu- rig ook' zoo iets gevoelen. Gij kent Gellerts blijfpelen en hebt zijne Fijne gelezen. Ik kan haar uiterlijk niet beter, dan met deze. teekening verge- lijken. Als de brave Gellert zijne blijfpelen zoo- wel later gefchreven en in ons land geleefd had, dan zou ik bijna in de verzoeking geraken, om te vermoeden, dat hij zijn kopijtje naar dit origineel ontleend had. Bij deze vrouw Griesgram zoo als ik...”
19

“...X8 DE NEEF VAN CURASAO. Jakoba Verschuil aan Elisabeth Engener. Amflcrdam den r8den. April i8 ,, Lieve Betje ! Ik zag met bevreemding uit de dagteekening van uwen brief, dat gij u nog.te Deventer bevondt; ik had gedacht, daar wij reeds zoo ver in April zijn, dat gij 'met dit fchoone voorjaarsweder al naar de buitenplaats zoudt vertrokken zijn. Ik heb uwen brief en den inliggenden van Hen- RiTTA met deelneming gelezen. Ja, Betje! ik denk nog dikwerf met vermaak aan de genoegelijke dagen, welke ik, nu vijf jaren geleden, met u op Vredesheim heb doorgebragt; en kan mij daarbij nog levendig herinneren onze gefprekken over Jet- je Dalman die ik toen gaarne in perfoon zou hebben leeren kennen. Mij heugt nog zeer wel de aangename namiddag, dien wij bij hare lieve, gul- hartige ouders hebben gefleten; en dat Dornind ons toen wij des avonds naar Vredesheim terug wandelden, een einds wegs heeft vergezeld; wij gingen bij onzen terugkeer de groote laan, die op het flotplein uitkomt; het was een heldere...”
20

“...Dalman aan Jakoba Verschuil. Deventer den 23ften April 18. Mejufvrouw en Hooggefchatte Vriendin! Waarmede zal ik zoo vele goedheid, als door UEd. en uwe geerde ouders jegens mij, onbekende, wordt aan den dag gelegd, beantwoorden? Waar- lijk ik heb geene woorden, om u mijne dank- baarheid uit te drukken. Ik kan niet anders, dan u bij voorraad de innigfte dankbetuiging van mijn getroffen hart aanbieden. Uw zoo vriendelijke en uit het hart gefchrevene brief roerde mij innig ; tot mijne blijdfehap zag ik daaruit, dat er nog goede, menschlievende harten zijn, welke zich mijner aan- trekken ; en ik dank den Hemel, die mij deze be- fchermengelen op mijnen levensweg toefchikt. In antwoord op uwe geerde letteren dient, dat ik befloten heb van uw lief en gulhartig aanbod be- leefd gebruik te maken. Haast hopen wij elkander dus van aangezigt tot aangezigt te leeren kennen en onze vriendfehap, reeds zoo als UEd. wel zegt in het hart gemaakt, door den perfoonlij- ken omgang met elkander, nader aan...”