Your search within this document for 'wil' resulted in 49 matching pages.
 
1

“...ook UEd. neemt, hoop ik, niet kwalijk, dat ik dit zoo zeg? Och neen, baas! Maar ik begrijp niet, hoe iemand, die nuchter en bij zijn verftand is, lief- hebberij heeft om daar als een bezeten mensch te tieren. Hoor, hoor mij nu toch zulk een helsch leven eens! Wat beduidt dan dat ge- jank en gebrul? Dat gejank en gebrul, gelijk UEd. het gelieft te noemen, is zoo veel aK dikkelenteren. En mijn zoon en de Heer Ossepoot zeggen, dat daar eigenlijk het hooge van de kunst in zit. Kunst ?!.... Ik wil gekielhaald zijn, als ik er een woord van begrijp. Naar ik meen te bemerken, fchijnt UEd. met het treurfpel niet veel op te hebben. Treurfpel?.... Nu begin ik er achter te ko- men. Spelen, ze daar boven dan komdie? UEd. moet weten, onze jojakim en de Heer Ossepoot zijn beide op een liefhebberij-tooneel. Op dit oogenblik hebben ze een treurfpel onder- banden, dat zij, woensdag over veertien dagen, denken te geven. Overmbrgen moeten zij het ftuk weder ribbetcrtn. Als UEd. plezier hebt, om de...”
2

“...DE NEEF VAN CURASAO. 9 ty Sakkerloot! baas, wat moet er van zulk een liederlijken knaap eindelijk worden ? Ha! ha! UEd. maakt het waarlijk wat erg. Doch ik bemerk wel, UEd. begrijpt dit alles zoo niet. Nu! dat is tot daaraan toe. Maar voor onzen Jojakim behoeven wij geene zorg te dra- gen. Men mag zeggen wat men wil, verdienden komen altijd, aan den man. Och, mijn goede baas! denk niet, omdat ik dit zoo zeg, dat ik u de wet wil dellen, hoe gij met uwen jongen leven moet. Neen, man! al ben ik zelf kinderloos, zie! zoo wensch ik toch met hart en ziel dat gij nog vreugde aan hem moogt beleven. En heb ik mij misfchien wat kras over hem uitgelaten, houd mij dat ten goede! wij zeelieden nemen eenwoo.rd zoonaauw nit.... Geene zwarigheid! geene zwarigheid, Heer kapitein! Aan UEd, en uws gelijken, die met die zaken minder bekend zijt, is dit toe te ge-. ven, ik zeg altijd: onbekend zondigt niet. Maar daar hebt gij dien lapzalver, hier vlak over in de apotheek, dat noemt zich...”
3

“...dan. dat wij ons hier langef i, laten compromitteren! De Heeren Ruijvenaer. ij mogen zienj hoe zij het protest geteekend krij- i, gen: mij laat d wet niet toe, om iemand bij ij akte t den fcompareren, Wien het in.de herfe- jj nen gefiagn is* Mt uw welnemen, Neer Notaris fprak de ne' getuige^ die aan zijne twee zesthaivn drink- geld begon t denken n daarom gaarne wilde, dat de akte in optirhd frma, ter Wereld kWami j, Ik i, geloof, al te kunnen begrijpen, Waar Mijnheer i, van Knuppelnburg, heen Wil: Mijnheerj i, 2ijn zoon j fpeelt dadr boven j Waarfchijniijk j i, zo veei als komedie.:. i i, Welja!. j wat anders ? dat bdoei ik irii- mets ook. hernam de Neer Knpplbusch 4 Wien het niet ns was ingevallen j dat ineii hem niet Wei bgrepn had* Heb ik n van ai mijn ievenzeld t Heer Sperwer een zoo vroom gezigt trek- kende j ais zag hij eenen Ontvangerder registratie jn het Water vallen: Wie kon daar ook Op b- dacht zijn! Moet dat komedie fpelen beteeke- i, nen! i, He! wat dacht UEd. dan, dat...”
4

“...DE NEEF VAN CURASAO. s8 zucht er voor meer algemeen is geworden. Wie ,, opgang wil maken, maar het klimmen fchuwt uit hoofde het kruipen hem gemakkelijker valt, */oo gelijk de kwakzalvers en kome in een afgc- ,, fletcn pakje, */ dat uitjleekt, £ / menigte gelijkt den boeren : zij hecht aan al wat ,, kakelbont isy al was het overigens zoo oud als ,, de weg naar Rome. Verklaren wij ons der* ,, halve tot voorjlanders van een ander nieuw t dat zegt van het oude! verwijderen wij ons ,, van den weg, die thans jan alleman bewan- ,, delt! Men zal onze ftoutheid bewonderen. Zcld- zamen, die wij zijn, zullen we, o/ oze zo- ,, derlinghcidy aan floot lijden. Maar tien tegen int zoo wij niet, op onze beurt, oz* navol- ,, gorr hebben. .. ,, Dat is toch eene vrij duistere taal! Dus- viel de Heer Knuppelbusch die met wijsgeerige fcherpzinnigheid .had toegeluisterd, den Notaris in de rede. ,, Begint gij ook al voor duisterlingen te fchel* ,, den ? hernam de Heer Sperwer in edelo drift ontdoken...”
5

“...f 34 DE NEEF VAN CURASAO. ,, als ik het zeggen mag, al weder eene vrucht van dat onzalig denken. Wie niet denkt, red- kavelt niet, maakt geene tegenwerpingen laat j, zich welgevallen, dat anderen voor hem den- ,*, ken. Maar, hedendaags, denkt alles. Dat ,, zijn de gevolgen van uwe fraaije verlichting, ,, van uwen voortgang in zedelijke befchaving, ,, van uwe vordering in menfchelijkheid! De ,, kruijer in zijn pothuis wil thans denken! de fchoenpoetfr, de uijenboer elk is wijsgeer! ,, een ellendige wisfel-jood fpreekt van beginfelen, van denkwijze! ,, Mijn waarde Heer Ossepoot 1 fpralt de no- taris, die wegens overeenftemming van gevoelens, den boekhouder innig begon hoog te achten. ,, Zoudt UEd. het gelooven: mijn minfte klerk durft zich aan te matigen u te zeggen, ik ben mensch! Wat zijn dat voor zotte herfenfehim- ,, men! wat is dat voor wildzang! Dat zijn van die verwoestende denkbeelden, mijnheer! die alle maatfehappelijke orde in het ' eind zouden omver ftooten. Dat is...”
6

“...$4 ken in de wereld heeft gebragt ; door het lezen helpt hij den mensch aan het onderzoeken, * 4, aan het beoofdeelen 4 het maken van gevolg* i, trekkingen enz.; dit ftreeit den hoogmoed van ,, den trotfchen mensch; en- nu gaat de arme aard* 4, Worm zich verbeelden, dat hij al Vrij wat kan, ,, beuzelt Van menfchenwaarde, droomt van vrij* V heid, van menfchengeluk, en de Hemel weet ,, welk tuig! Zie, mijnheer! ik zeg altijd: pra-. ten aegt niets; de proef op de fom doet alles , af; en die wil ik u thans leveren. Ga, bij Voor beeld, naar de Kaffers, naar Lapland, daar 44 leest geen moederziel: maat hoort men daar 5, ooit Van fCheurmakers, Van ketterijen in het '1, wijsgeetige of ftaatkundige? Nog meer,mijn- 4, heer! In d middeleeuwen konden alleen d * geestelijken lezen, en dan Was het nog atmliar- tig monnikenlatijn: gelukkig tijden toen waS er orde in den lande; de lieden wisten op zijn 44 best, dat zij in de Wereld Waren; thans drijft men de trotfche vermetelheid, te willen weten...”
7

“...verwonderd j, aangehoord; jk zeg met verwondering. Gij beiden wilt den menfchen het denken, het rede- neren, het maken van gevolgtrekkingen betwis- ,, ten; en gij zelf redeneert, haalt voorbeelden aan, maakt opmerkingen enz.; de Heer Sper- >, wer las zelfs een..., Stop, mijnheer Knuppelbusch f dat is het hem niet! De fekte, tot welke ik thans de eer > heb te behooren, heeft er niets tegen, dat gij denkt, redeneert, opmerkt en uit die opmerkia- 55 gen weder gevolgtrekkingen afleidt; maar zy Wil yerfta mij wel! zij vordert gebiedend, * dat gij en uwe gelijken zulks doet eenftemmig met haar; dat is, in haren zin en geest; zij ge.- j doogt niet, dat gij, in denkwijze, in gevoelens van haar verfchilt. ,, Staat mij toe, mijne Heeren! fprakJufvrouw Gronne, ~ de weduwe eens heelmeesters, en finds korten tijd het huishoudelijk opzigt bij den Heer Knuppelbusch waarnemende; ,, dat ik ook eens eene aanmerking in het midden bren* ge! Hetgeen mijnheer Ossepoot daar voorom- 55 derftelt, is m...”
8

“...boekhouder. m Magtfpreuken, mijnheer Ossepoot! doen hier n n^ets af, hernam de Jufvrouw. Ik vraag maar: waarop grondt gij dit verbindend ge- r> zag ? Gij zult, op menfchelijke zaken, toch geene voorwaarde toepasfen, die alleen geldt....' Met uw verlof, Jufvrouw! viel de boekhou- der, die, om zich met- eer te redden,'er eerie krijgslist op bedacht had, haar in de reder jj Gij y> fpraakt daar van magtfpreuken. Dat in' liet wild fchermen, doet niets ter zake; ik houd van bon- dig redeneren; ik wil u mijn gefielde met eri fluitrede betoogen. * Verduisterd!.. Jufvrouw Gronne, daar zit y gij nu! fprak de Heer Knuppelbusch in zijrf handen fpuwende< - y, Zie eens! voer de Heer Ossepoot zich tot partij, wendende, voort: de zaak is ei- genlijk aldus gelegen : de * 'Heer Knuppel- n busch bij voorbeeld, denkt 'met "ns eri- ftemmig of-hij- denkt mt ons niet eeri- n ftemmig. Nu ftel ik- ht eerf gcvAl: denkt zijn Ed. niet' ons eenftnimig,'dan denkt hij niet en blijft aan ht kleermakerij Mair...”
9

“...hebben, dat daar, s dingsdags avonds gewoonlijk niet gefpeeld wordt. Ook Jufvrouw Prouwel- man en hare zuster verkeerden in den waan, dat de Stuurman en van der Stap den grootep fchouwburg hadden bedoeld, en lieten zich der- halve vergenoegd en. wel, naar het Leidfche plein trekken, in de hoop, dat zij dezen avond eens regt wat moois zouden zien. Op het Konings- plein moest de fleper, in het voorbijgaan, eens ftil houden: dddr werden, aan een kraampje, Chi- vaas appelen en noten gekocht. Men wil toch, in den fchouwburg zittende, iets ter ververfching heb.-...”
10

“...Prouwelman deed eenen ganfchen voorraat! mp- pen, knapkoek en Ja hagelop. De koekebakker lachte bloemzoet en fpeede aanhoridnd:*' Me- vrouw! jegens de koopller; hij had in geene drie dagen zulk eene klant in 2ijnen winkel gezien; '' j, De jufvrouwen zijn voorzeker verkeerd ri- derrigt, fprak de winkeldochter, die aan den ganfchen toeftel welzag, dat de menfchen naar den fchouwburg wilden,; en wist, dat er dezen avond geene vertooning plaats had. Wat zouden ze Verkeerd ondcrrigt zijn?.. .- ,, Mevrouw wil knapkoek en Janhagel koop en: j, en dan is zij hier immers te regt? hernam de Vrom koekebakker, die ook zeer wel gevoelde hoe de vork in de greep' ftak, maar tevens wijsle- lijk begreep, dat hij, als de zaak tot opheldering kwam, voor ditmaal niets zou flijten. j, Ik meen maar, fprak de winkeldochter, dat de Jufvrouwen te vergeefs zullen komen j, in.. . Wat meent gij, malloot?...- Hud den ,j mond, met uw gewauwel! graauwde de ke- kefilozoof het lieve kind toe. ,, Moet gij de lie- # den, die...”
11

“...gegveri. Of Jufvrouw ProuWlman hoog of laag fprong: Zij moest met hare zuster tot het befluit komen, om langs denzelfden weg naar huis terug te keeren. Dat is weder een grapje van onzen Ba- rend fprak hare zuster, grimlagchende. Mijn man mag met zulke grappen wel te huis i, blijven! hernam des fturmans vrouw, vrij gemelijk. lk heb oVer de Zeuwfche 'rijksdaal- der, alleen bij dien kokebakker iiitgegeven. Zeide ik het niet, Jufvrouw! dat ze bij de j, hand moeten zijn, di mij voor het lapje wil- len houden? fprak de fleper, om wendende. Hij legde de zweep er Over; en draafde er eens bakker op doof. De kekebakker bevond zich juist in zijn voor- huis, toen de flede, die nu weder haren ouden flakkengang ging, in de terugker zijne deur voor- bij toog. Ziet gij wel, mijnheer 1 zeide hem de win- keldochter: dat die goede Jufvrouwen verkeerd ,, onderrigt en te vergeefs aan den fchouwburg geweest zijn ? Ik dacht het wel! Ei wat, met uw denken! gromde de koe.- 9> 7 v ke-...”
12

“...arm nemende en onzacht nederzettende. Robbij volgt werktuige* lijk; en zet zich neder. Het eerfte bedrijf des tooneelftuks is geindigd. Een daverend handgeklap en geroep van bravo! ge* tuigt van de goedkeuring en toejuiching der aan- fchowers. Kapitein Van der Stap en Prouwel. man fchreeuwen het uit. Robbetje ftaat roerloos glijk een ftandbeeld; het is hem droomen. ... Daar tikt hem een man op den fchouder. Zeg eens, 'zwartje! gij fchijnt nog al fterk, s, Help een handje-trekken! de gordijn wil niet vallen. Nu begeeft Robbetje zich met een half dozijn kareis aan het naar beneden trekken der gordijn. Langzaam maar aan, mannen Een,... twee,.. drie!... haal ner! De gordijn valt. Maar,,-de Iterke fpanning, door het naar beneden trkken ver- oorzaakt, doet in het midden derzelve eene fcheur siwV, <5 E 4 ont-...”
13

“...74 DE 'NEEF VAN CURASAO. iets aantrekkelijks zoo iets, dat achting Wekt, dat i Hale de duivel!Jufvrouw! ik heb u meer gezien, zegt Kapitein van der Stap. Niet onmogelijk Mijnheer! . v, nmogelijk?... Ik laat mij * flop, KapL tein van der Stap! Ik wil zeggen dus vervolgt hij een weinig verward, dat wij i, elkander moeten kennen. lk weet niet die eer te hebben. *.. Doch ja,... nu ik wel zie, dunkt mij dat ik mij kan herinneren althans, Mijnheer, komt mij niet geheel onbekend voor. Sakkerloot! dat is fpoedig uit te maken. * Ik heet Jan van der Stap, En de Juf* vrouw?... * Van der .... Ei lieve! de Heer Kapitein . VAN der Stap die naar Amerika is gaan wo- nen l Ik dacht ook al.... Ja, dan heeft y Mijnheer zich niet vergist. UEd. zult zich on- getwijfeld de huisvrouw van Eldert Gronne herinneren?... Gronne mijn oude fcheepsheelmeester Gron . y, ne Lieve hemel! ik kan hem nog levend voor mij halen. Wel! dat doet mij regt veel pleizier. Hoe vaart de Jufvrouw? en uw y,...”
14

“...DE NEEF VAN CURASAO. .83 mijn leedwezen-moet ik opderrons gezegd,!, >, bekennen, dat UEd. niet kwalijk onderrigt zijt. 9, De goede Heer Knuppelbu^c^. is een \yerk$aa,pa en ijverig man, die gaarne op eene eerlijke wijzp ,, door de wereld wil, en npp ik geloofin zijp 9, vak niet jnkundig is. Maar de;njan is.te z^vak,, j, tetoegeyend; hij laat zich geheel door zijne, kip- deren beheerfchen; zijn boekhouder, een won- ,, derlijk mensch, beftuurt hem geheel. Ik zie ,, dit alles, doch kan, even daarom, niet van mij ,, verkrijgen, den man in deze omftandigheden te verlaten: er komt veelligt een tijd, dat mijn .j, raad hem van nut. kan zijpr.,. dl Sakkerloot! dat is.., kordaat geclacht,. Juf- vrouw! Ja, lieve Jufvrouw Gronne! gij doet wl, dat gij daar eene; hand aan. het roer ,, houdt; ik moet daaruit nog meerdere achting ,, voor u opvatten; gij denkt volkomen als uw brave Eldert, die ook voor zijnen eycnmenscli ,, iets over had, al moest hjj-^dEerxii optb^ren. Kijk! ze mogen dan praten...”
15

“... krijgsgevangenen geraakten en in bijna drie et* malen nat noch droog over de lippen hadden ge* had; en wij het laatfte brok fcheepsbefchuit te zamen deelden, dat gij in het baaitje van onzen j, doodgefchoten Bootsman vondt; daar wil ik u eens op toebrengen..... Onze vriendfchap, , Jan! Frisfchen morgen! fprak Jan aangedaan het glaasje aan den mond brengende en den Stuurman hartelijk befcheid doende. Door ondervinding wordt men wijzer: zegt ., i]et fpreekwoord,.. voer Prqwelman voort. Zoo is er mij eens, jaren geleden, eene grap wedervaren, die ik al mijn leven onthouden zal. Het ging mij namelijk, bijna even z, als het den Neef van Guadeloupe in de komedie van gis- . teren avond ging. Omdat wij pn toch over der- gelijke ontmoetingen fpreken, wil ik u het geval eens Verhalen. Verbeeld u... Doch, ik zal eerst nog eene losfe pijp Hoppen. Nadat de Stuurman zijne pijp gedopt en aange- Poken had, deelde hij .zijnen vriend het volgende verhaal mede. , Het was in hef f. begin van ons...”
16

“...tafel, bed en bediening vind ik er ,, overheerlijk; en het kost mij geen koperen 9, duit. Dat zou wat te zeggen zijn, als wij ,,: hem boos maakten, en ik in het vervolg in , ,, een logement moest gaan.... Maar hale ,, de henker! ik bedenk er iets op.; luister Jan- 5, ,, nigje er Raat nog eene osferib in hef zout, die ,, moet gij morgen braden en op tafel zetten.., ,, ,, Slaat het u in de herfenen, Roudewijn ? ,, ,, zoude ik dien vlgel nog vleesch voorzetten! ,, Gij vat niet waar ik heen wil. Ik zeg 5, u, gij discht morgen middag, die osferib 99 99 99 99 99 99 99 99 99 op! Ja! ik zal u en uwen neef Prouwelman osferibben! Wij zouden er naauwelijks het onze van durven nemen, en het zulk eenen vent in de maag floppen! ^ 5 Ei 99 99...”
17

“... op hem ..te laden.; gij.maaljt y. geweldig boos, omdat hg u in het gngejijk i, ,, durfde dellen; vaart hvig tegeh hem uit, ,, en laat u eindelijk, kwanstvijs in uwe 'drift, ,, ontvallen: Komt gij hir uit Amfterdam, ,, ,, om tusfchen man en vrouw kwaad zaad te s* n firooijen; om mijnen man tegen mij op ,, te zetten? Gij zult mijne deur uithelfche ,, ,, ftkebrand! 'of\ik ruim ng hden zelve het j, huis; enz. - Zoo iets gevoelt ,gjj., laat ,, hij zich niet zeggen; hij wordt g.raakt,. ep wil onmiddellijk vertrekken. Nu treed ik .als ,, bemiddelaar "op.; ik tracht u aan te tonnen, ,, ,, dat? neef Onpartijdig d waarheid heeft hulde ,, gedaan, zonder het oogmerk te hebben ge- ,, ,, bad, om tusfchen; man en vruw kwaad te ,, doken. Gij laat u echter niet te nederzet- ten, niaar zweert .bij .kris: en kras, dat inge- ,, val hij niet dadelijk vertrekt, gij zelve ten ,, ,,: huize- uitgaat. Eindelijk daar hij.ziet, dat ,, uwe gramfchap onverzoehlijk blijft,- pakt hij ,, ,, zijne biezen...”
18

“...ioS DE NEEP VAN CURASAO. ,, ,, te mijwaarts even goed gezind blijft als voor- heen; terwijl hij mij ten flotte nog beklaagt, ,, dat ik eene zoo gramftorige vrouw heb.... , Ja! laat hij mij voor zoo gramftorig aan- zien als hij wil; nu wij maar fpoedig van hem afkomen!- Zoo duurde dit ftichtelijke gefprek al voort, vervolgde Prouwelman. Ik had alles afge- luisterd en beiloot er mijne maatregelen naar te ,, nemen. En hoe liep het verder af? vroeg Kapitein van der Stap, terwijl de verteller hier een wei-, nig poosde. Het werd des anderendaags middags? voer Prouwelman voort. ,, Het eten werd opge- ,, dragen. Wij zetteden ons aan tafeT. De osfe- rib ftond op fchotel. Neef Ha al wijk ving aan, het vleesch voor te fnijden; doch telkens ,, (tuitte het mes. ,, Dat is een droevig werk! zeide de ,, vent, zijn hoofd fchuddende. Wat is een drevig werk ? vroeg zijne lieve wederhelft. Wel! gaf hij tot antwoord, een zoo eer- ,, lijk gezigt trekkende, als meenda hij het wer- kelijk...”
19

“...Amji'eram komen, eri vermaak mij hier' de- 5, zen winter met fchaatfenrijden. ,, Daar zaten zij-weder! De list was andermaal ,, mislukt, Gij. kunt. begrijpen hoe vrindelijk, zij keken! De dag liep echter vreedzaam ten einde.. ii Des avonds beVnd ik mij weder op mijnen post* Maar ditmaal moest ik, om hen tebeter te kun ,, nen verdaan, mij ten bedde uit begeven. Ter zijde, tegen het befchot der kamer ftond 3, een tafeltje, waarop eene menigte Japansch por- flin geplaatst was. Het ongeluk wil, das ik ftruikel, en in mijne vaart onbehOuden tegen het gemelde porfeleintafeltje aan bditeL Daar lag ik, en d geheele porfeleinkraaat aanfcherven over mij heen! Op het vreesfelijk- ,, geraas dat do'or mijnen val en het breken van het porfelein werd veroorzaaktkwamen de ftian on vrouw-des huizes 'als furin het vertrek binnen ,-, Ruiven. Ik was intusfehed zachtjes aah van" den fy grond pgekrabbeld; Maar ve-rfchrikklijk *..4i of het' er' rookte! Nicht was razend, en fchold mij vot- en...”
20

“...XI DE NEEF VAN CURAgA. 'indelijk doet zich het bengeltje hooren. Het paard is bereids aan de lijn gefpannen; de jager drijft het voorwaarts. Reeds wordt het touw, waarmede de fchuit voor een oogenblik vast lag, van den paal los gemaakt. De fchipper wil van wal fteken.... Hei daar!... Schipper! wij moeten er met ons tween nog in, roept Kapitein van der Stap driftig toeloopende. Ja, jongens! 2egt de Schipper. Maar de fchuit zit reeds zoo geftampt vol! Waarom komt gij ook niet vroeger? Er kunnen immers ndg perfonen in de roef zitten, zegt Prouwelman die intusfehen me- de is toegefchoten. Wel ja! hervat de Schipper, op den Kapi- tein en Robbetje wijzende. Die twee dddr zijn lieve jongens, om hen in de roef te plaatfen! zulk een paar verloopene zeebonken! Laat hen, voor een paar dubbeltjes de man, boven op zitten, Stoffel ! luidt de raad van des Schippersknecht. Wel, wat hamekater is dat! zegt een deftig bur- gerlijk heer, die nevens den Schipper in den ftuurftoel ftaat. Zie ik...”