Your search within this document for 'wer' resulted in ten matching pages.
1

“...Zij zijn dddr boven met Mahomet be- s zig* Met' Mahomet ?... Mahomet ? ... Knup- plbusch zijt gij befchonken? of., of wat.. wat fcheelt u? Het zal misfchien een oude kleerenjood zijn, tdie z heet, en met wien zij dddr boven ruzie hebben, merkte een der getuigen, die een ongemeen fchrander man was, aan. Mahomet is immers geen Joodfchc naam, maar van Turkfchc afkomst? hernam de andere, die zijnen makker geen haar in flimheid wilde toe- geven.- Turkfche of Joodfchc/ gromde de Heer Sper- wer die nu eerst regt warm werd; terwijl hij den bril reeds van zijnen neus afligtte, en de akte weder in zijne brieventasch borg. ,, Wij zullen maar weder heen flappen, man* ,, nen! want, ronduit gezegd het is hier een apenfpei. Aptnfptl?hernam de Heer Knppelbusch, die op dit woord, ook vuur begon te vatten. Ik zal befchaamd flaan, als UEd., het fluk ooit gezien hebt! de Heer Ossbpoot zegt, dat het...”
2

“...eene moedwillige hand s mans pruik, die allengs meer Uit d krul geraakte, baldadig het achterst Voor* Iemand in den tnaalfiroom te nemen Zegt niets; Te erg is te erg dit is uitgmaakt! Teil allen gelukke nadert er enige beweging van den kant der Osjesfluis. Het zijn Mejfvfouwen H. en S. Knuppelbusch die begeleid door eenen ftoef jongens, van hare noodlottige reize naar den aard- appelenkelder te huiswaarts keren; - De menigte doet zich eens regt te goed! zij ziet den Oploop haderen. Daar komt al wer wat aan! roept men ; en vlast op nieuwe bedrijven; dat is dzen avond drie v,liegen in nen klap! eene vechtr partij* een paard in eeiien kelder, en waf het mooist is! ~ eene redevoering in het open- baar met zang en dans achter aan! Afwisfeling Van tooneel bevalt; zulke buitenkansjes vallen nief alle dagen voor; en aan een dergelijk pretje heeft men zich het hart in lang niet mogen ophalen; Maar! *, Er zijn dinaafs bij I en heeren Vafl het Ge~ j, regt! laat eene ftem Zich hooren. * Dat is dood...”
3

“...DE NEEF VAN CURASAO. 37 Ik heb u en den Heer Sperwer verwonderd j, aangehoord; jk zeg met verwondering. Gij beiden wilt den menfchen het denken, het rede- neren, het maken van gevolgtrekkingen betwis- ,, ten; en gij zelf redeneert, haalt voorbeelden aan, maakt opmerkingen enz.; de Heer Sper- >, wer las zelfs een..., Stop, mijnheer Knuppelbusch f dat is het hem niet! De fekte, tot welke ik thans de eer > heb te behooren, heeft er niets tegen, dat gij denkt, redeneert, opmerkt en uit die opmerkia- 55 gen weder gevolgtrekkingen afleidt; maar zy Wil yerfta mij wel! zij vordert gebiedend, * dat gij en uwe gelijken zulks doet eenftemmig met haar; dat is, in haren zin en geest; zij ge.- j doogt niet, dat gij, in denkwijze, in gevoelens van haar verfchilt. ,, Staat mij toe, mijne Heeren! fprakJufvrouw Gronne, ~ de weduwe eens heelmeesters, en finds korten tijd het huishoudelijk opzigt bij den Heer Knuppelbusch waarnemende; ,, dat ik ook eens eene aanmerking in het midden bren* ge! Hetgeen...”
4

“...de Nieuwe Stads Herberg zullen wij eens aanleggen: d&r zit men regt d fon aife; en heeft er het fchilderachtig gezigt van den Aroom en van den anderen oever op den koop toe. Gij hebt gelijk, Barend! fprak Kapitein van der Stap tot zijnen vriend Prouwelman, terwijl zij, bij den helderen zonnefchijn, aan een tafeltje in de Nieuwe Stads Herberg voor het geopende raam onder hunnen morgenborrel zaten. Het ging daar, gisteren avond, op dien pakhuiszolder, al wonder- lijk toe. Zij krijgen mij nooit wer naar het _ Oude Lima entje. Maar het fpel, dat zij er ver- ' tonden, beviel mij buitengemeen wel: het was ' tvel vijf en twintig jaren geleden, dat ik geenen voet in eenen fchouwburg had gehad. Ja, kijk Jan! hernam Prouwelman. Ik ben juist geen kenner van tooneelAukken, want dat is zoo te hooi en te gras, bij kermis of , dan, wanneer ik in den fchouwburg ga; maar , dit moet ik zeggen, dat ik het een ftukje naar het leven vond: het gaat maar doorgaans 'z in de wereld! Het moet een Aimme vent...”
5

“...verteller hier een wei-, nig poosde. Het werd des anderendaags middags? voer Prouwelman voort. ,, Het eten werd opge- ,, dragen. Wij zetteden ons aan tafeT. De osfe- rib ftond op fchotel. Neef Ha al wijk ving aan, het vleesch voor te fnijden; doch telkens ,, (tuitte het mes. ,, Dat is een droevig werk! zeide de ,, vent, zijn hoofd fchuddende. Wat is een drevig werk ? vroeg zijne lieve wederhelft. Wel! gaf hij tot antwoord, een zoo eer- ,, lijk gezigt trekkende, als meenda hij het wer- kelijk, dat de mesfen nooit geflepen zijn. Het is niet mogelijk er mede doorheen te komen. Ei wat! zouden de mesfen niet geflepen ,, zijn; dat werd zoo even nog gedaan. Dan is uw vleesch niet gaar, hernam hij...”
6

“... die de ech- te toon dr vriendfchap is. Het zal u gewis nog voorftaan, dat ik u, toen gij vr vijf jaren bij mij op Vredesheim waart gelogeerd, verhaalde van de lieve kennismaking; welke ik toen kort geleden had aangeknoopt: dit was met Hnritta Dalman de dochter Van den toenmaligen Predikant van Bertingen. Herinner u Hechts, dat wij daags na uwe aankomst naar het dorp wandelden, met oogmerk, om mijne vrien- din, wie ik van uwe vermoedelijke komst gefpro- ken had, met een bezoek te vemsfen. Wij wer- deh door Domin en zijne vrouw regt gul en vrindelijk ontvangen, en bleven dien najniddag in de...”
7

“...ra46 , DE NEEF VAN CURASAO. dk mog.ide verdere overtuiging van hetgeen ik wist waarheid terzijiv; dan neen! wat zou mij ook wer- 'houden hebben naar beneden te zien; ik wierp eenen blik omlaag en... o hemel!.ik zag Bur- kagel Ik moest mij van het venfter verwijderen. De hevige ontroering had mijn zenuwgeftel te gevoelig aangedaan; ik kn in het eerstvolgend uur 'niet. aan naar huis gaan denken. Toen ik een weinig bedaard was., beproefde ik om, doorCHRis- .JE. vergezeld, naar huis te wandelen. Door eene 1 hevige hoofdpijn aangetast, begaf ik mij, te huis gekomen zijndedadelijk naar mijne kamer, en kwam dien avond niet aan de tafel. Dit bevrijdde mij meteen van de verpligting Burnagel, dien neigen avond te ontmoeten; en ik vlied hem-finds, ,daar izijne tegenwoordigheid voorheen mij on-, misblaar! mij thans tot eenen' last verftrekt: -want, ;hoe zou ik, met mogelijkheid den huichelaar, die niet weet dat hij voor mij ontmaskerd is, en daarom -zijne rol nog blijft voortfpelen, kunnen verdragen...”
8

“...de wijde wereld in begeef. Ik vertrek naar Amfterdam, alwaar liefderijke menfehen, aan wier goede zorg ik ben aanbevolen mij met opene armen verwach- ten. Ik hoop aldaar, door verdere aanbeveling, i, eene wenfchelljke beltemming te vinden, hetzij i, eene plaats als gezelfchapsjuffer of andere gele-. genheid, om op eene eerlijke wijze door de we- ft reld te komen. Ik bid den Hemel bewaard te mo- gen blijven bij de goede beginfelen, welke mij door i, mijne dierbare ouders, van kindsbeen af, wer- ft den ingeboezemd; en mag, indien ik daaraan ge* trouw blijf, hopen, dat de hand, die mij, ar- ft me, verlatene weeze! tot hiertoe, zoo weldadig ft door alle wederwaardigheden en verdrukkingen heeft geleid, mij verder, vaderlijk, zal geleiden. ,, Wat lot mij dan ook, in het vervolg, moge t ft beurt vallen, nimmer hoop ik zult gij hooren, dat uwe nicht Henrietta zich verloo- ft pen heeft, of door een onwaardig levensgedrag den naam dien zij van hare brave ouders erfde , tot fchande verftrekt...”
9

“...tegenwoordig heerfchen; fpeelt uw buur* man op zijne klarinet, of fchertst hij met zijne vrouw en kinderen, zoo dat zij eens helder uit de borst lagchen flraks fchreewt gij over ,, de dartelheid en brooddronkenfchap van uwe wulpfche buren, en wenscht een tweeden zond- vloed, om ze allen te verdelgen; of heeft er !, iemand in de ftad eenigen misflap begaan, aanftonds hebt gij uw ongenadig vonnis gereed, en zijt de eerfle, die fteenen raapt, om er uw armen medemensch mede voor het hoofd te wer* pen, opdat hij, yoor altijd, het opftaan leere vergeten. Zie, z handelt geen mensch die ,, christelijk denkt en waarlijk vroom mag heeten ^ 99 Neen, nicht 1 zulk eene vroomheid,. als gij ver* koopt, onteert den godsdienst maar, en heeft de fchuld, dat fpotters, met al wat heilig is, den draak leeren Heken. Wel verpligt, neefje! wel verpligt! Het ,, is de eerfle maal, dat mij .zulke dingen in mijn eigen huis gezegd worden. Hoor, neef! ik ben eene brave, zedige vrijfler, op wie geen vlekje...”
10

“...33,8 DE NEEF VAN CURASAO. ren. In de eerde dagen van haar verblijf'bij Palonnier waren deze bezoeken niet zoo menig ivuldig geweest, maar nadat zij er een paar weken geweest was, hadden dezelve bijna eiken avond plaats gehad, en dan niet zelden tot laat na mid- dernacht voortgeduurd 5 terwijl ook de gefprekken, niettegenftaande hare tegenwoordigheid, allengs op eenen meer vrijen en losbandigen toon gevoerd wer- den. Een en ander had aan Jufvrouw Dalman,, als van zelve, aanleiding moeten geven, om te gisfen welk een eerloos voorwerp welligt degene was; bij wie zij zich thans bevond, en reeds zoo vele dagen had opgehouden, ja, met wie zij in den beginne, als eene zuster verkeerd en gefproken, had. Dit ontrustend vermoeden, hetwelk haar zeer, veel vrees en bekommering had gebaard, was niet weinig verfterkt geworden en bijna zoo goed al$. in zekerheid verkeerd, door de veelbeteekenende. wenken, welke haar eens door twee oude lieden,, als daar in de buurt woonachtig, omtrent Mevrouw. Palonnier...”