Your search within this document for 'wei' resulted in eight matching pages.
1

“...gefiagn is* Mt uw welnemen, Neer Notaris fprak de ne' getuige^ die aan zijne twee zesthaivn drink- geld begon t denken n daarom gaarne wilde, dat de akte in optirhd frma, ter Wereld kWami j, Ik i, geloof, al te kunnen begrijpen, Waar Mijnheer i, van Knuppelnburg, heen Wil: Mijnheerj i, 2ijn zoon j fpeelt dadr boven j Waarfchijniijk j i, zo veei als komedie.:. i i, Welja!. j wat anders ? dat bdoei ik irii- mets ook. hernam de Neer Knpplbusch 4 Wien het niet ns was ingevallen j dat ineii hem niet Wei bgrepn had* Heb ik n van ai mijn ievenzeld t Heer Sperwer een zoo vroom gezigt trek- kende j ais zag hij eenen Ontvangerder registratie jn het Water vallen: Wie kon daar ook Op b- dacht zijn! Moet dat komedie fpelen beteeke- i, nen! i, He! wat dacht UEd. dan, dat het anders kon B 2 zijn?*...”
2

“...*4 DE NEEF VAN CURASAO. bragt, verzocht, hij mogt, uit hoofde van den naauwen doortogt, zijn paard en rijdtuig een wei- nig ter zijde leiden; doch was, toen de andere zulks onbefchoft weigerde, er met een frisfchen draf op doorgezet en had, in zijn onbefuisden ren, den geheelen augurken-winkel het onderst boven gereden, hetwelk de zuurverkooper thans den voer- man die door zijne weigering oorzaak van dit ongeval was, met een duchtig pak Dagen betaald zette. Van paard en brommertje was geen ipoor meer te zien. Eenige dozijnen ftraatjongens had- den zich intu&fchen van beide meester gemaakt; waren er toen, vrolijk en wel, onder een uitbun- dig feest-gejuich, mede heen gedraafd; en hadden, daar niemand den glansrijken optogt tegenhield, bereids lang de Kalverflraat verlaten. Een erger noodlot nogtans verbreidde het brommertje, waarin de Jufvrouwen Knuppelbusch zaten. Het paard, door den onzachten (chok tegen de augurkjes-kraam, fchic-htig geworden, was aan het hollen geraakt en, een groot...”
3

“...fleper! fprak de vrouw. Gek!, er wordt immers geene ,, deur geopend, of het moet fpeelavond zijn?,.. Speelavond ? .. hernam de fleper. ,, Zou- den ze, heden avond, dan geene vertooning ,, geven ? ... Dat zou er, bij mijn zolen! ge- leerd uitzien. Jufvrouw! hoort UEd. dat wel? De vrouw vergist zich ongetwijfeld, of houdt u voor het lapje! fprak Jufvrouw Prouwel- man even buiten het portier kijkende. , Mij voor het lapje houden ? .. Dan moeten ze vroeg opftaan! hernam de fleper, niet wei- nig op zijn paardje, over zulk eene aanmerking. De man bezat gevoel van eigenwaarde!! Dat moet toch voorzeker z zijn, fleper- ,, tje! vervolgde Jufvrouw Prouwelman. Mijn man is met een vriend en nog iemand, voor- uitgegaan. En als zij vergeefs geloopen hadden, dan zouden ze ons in de terugkeer wel ontmoet ,, zijn en er van verwittigd hebben. Zij mogen wel, om den regen, in een of ander wijnhuis zijn aangewaaid, en daar onder hun glas zitten! merkte hare zuster aan. Dat zoude wat te zeggen...”
4

“...DE NEEF VAN CURAGAO. O I5 u i, Kon ik er maar iets 'op uitvinden, om met ^-gded'.fatfen van hem;af te komen! Hoe krij-> gen wij hem in de eerfte acht dagen weg. Ja, daar zit gij nu. Wat-deedt gij hem te noodign? En wat nog'het ilimst is; leg- ,, gen wij hem de broodkruimels niet een wei- ,, nig hoog dan* Raat het te bezien., dat hij ,, in het volgend voorjaar met zijn wijf komt opdagen. ' Wij moeten inttisfchen niet, uit het oog ,, verliezen, dat wij hem te vriend dienen te ,, houden. Gij begrijpt, Jannigje! zoo dik- ,, ,, wijls ik te Jlmfier dam kom, heb ik er vrijen ,, intrek; tafel, bed en bediening vind ik er ,, overheerlijk; en het kost mij geen koperen 9, duit. Dat zou wat te zeggen zijn, als wij ,,: hem boos maakten, en ik in het vervolg in , ,, een logement moest gaan.... Maar hale ,, de henker! ik bedenk er iets op.; luister Jan- 5, ,, nigje er Raat nog eene osferib in hef zout, die ,, moet gij morgen braden en op tafel zetten.., ,, ,, Slaat het u in de...”
5

“...VAN CURASAO. ,, ,, te mijwaarts even goed gezind blijft als voor- heen; terwijl hij mij ten flotte nog beklaagt, ,, dat ik eene zoo gramftorige vrouw heb.... , Ja! laat hij mij voor zoo gramftorig aan- zien als hij wil; nu wij maar fpoedig van hem afkomen!- Zoo duurde dit ftichtelijke gefprek al voort, vervolgde Prouwelman. Ik had alles afge- luisterd en beiloot er mijne maatregelen naar te ,, nemen. En hoe liep het verder af? vroeg Kapitein van der Stap, terwijl de verteller hier een wei-, nig poosde. Het werd des anderendaags middags? voer Prouwelman voort. ,, Het eten werd opge- ,, dragen. Wij zetteden ons aan tafeT. De osfe- rib ftond op fchotel. Neef Ha al wijk ving aan, het vleesch voor te fnijden; doch telkens ,, (tuitte het mes. ,, Dat is een droevig werk! zeide de ,, vent, zijn hoofd fchuddende. Wat is een drevig werk ? vroeg zijne lieve wederhelft. Wel! gaf hij tot antwoord, een zoo eer- ,, lijk gezigt trekkende, als meenda hij het wer- kelijk, dat de mesfen...”
6

“...E NEF VAN GRAg-AO. 115 plunje geflopt, en zagen er overigens vrij wel naar* een paar verloopene varensgasten uit. Dit was n alles goed en wei! Kapitein van der. Stap had de genoemde rol ongemeen aardig gevonden; en fteldezich voor, er regt veel vermaak van te zullen hebben. Maar de goede rondborftige Jan Wien altijd het hart op den tong lag en die thans voor de eerfte maal in zijn leven zoude leeren Veinzen * had geheel buiten den waard gerekend, en niet overwogen, wat al moeite en kunst er aan het fpe- len der voorgefteide rol verbonden Was; voor Ie-* mand van zijne geaardheid althans, was het fchief onmogelijk haar Hechts inen dag vol te houden* Dit bleek al dadelijk uit de wijze, waarop hij zieli toet Robbij op reis begaf: want om hun karakter getrouw te blijven, hadden zij den togt nu ook Zoo fpaarzaam mqgelijk moeten aanleggen; en als een paar arme knapen, die. zich fober moesten be- helpen het voorgenomene uitftapje te voet moeten afleggen. Doch z ver dacht hij niet eens; en ook...”
7

“...te 55 Mdarsfeh waren, zeggen, dat gij te Amjlerdam niet bekend waart 4 55 Neen, Mijnheer! Ik ben er Rechts eenmaal 5i geweest $ dit is al eenige jaren geleden 5 doch daarvan Raat mij Weinig mr Voor.* 5 En gij als ik niet te onbefchiden 55 vraag! Ver in de Rad zijn ? of Wordt gij aart de fchuit afgehaald ?* * ik moet wezen bij den Heer Verschuil op. ft Met UW verlof! ik heb het aangeteekend: bij j, den Heer Cornlis Verschuil Gerbrandsz, 5, op de Prinfengrdcht, nabij de Westermarkti ,, Mij Wei bekend! Hij is Boekhouder op het ft kantoor Van de Heeren Mijtland en van Sal* ft tn in mijne nabuurfchap. ft Zoj...”
8

“...u mijn avontuur ver* haald. - Mijne Wilhelmina weet van dit alles echter niets; dit meld ik u, ten overvloede, daar liet kon gebeuren, dat gij, aan mij fchrijvende ligt met een woord van deze ontmoeting in uwen brief ophaaldet. .. gij verftaat mij, hoop ik? Gij begrijpt, lieve neef! ik heb mijne gegronde redenen, waarom ik mijn Wimpje vooreerst nog van de zaak onkundig laat blijven; gij weet, men moet de zwakken fparen! zij denkt omtrent zekere punten in de verkeering tusfchen geliefden niet wei*, nig teeder en angstvallig, ja, overdrijft haar gevoe- len niet zelden, zoo dat zij zich wel eens in het gevaar fielt, om bij degenen, die haar minder van nabij kennen, voor zeer ijverzuchtig te worden ge- houden eene zwakheid, welke ik gaarne in het lieve, brave meisje verfchoon, maar waaraan ik, door eene voorbarige mededeeling van mijne ontmoeting met Jufvrouw Dalman, geen voedfel mag geven. Te gelegener tijd zal zij dit ver- ftaat zich! alles weten, wanneer namelijk wij geene geheimen meer...”