1 |
 |
“...zesthaivn drink-
geld begon t denken n daarom gaarne wilde, dat
de akte in optirhd frma, ter Wereld kWami j, Ik
i, geloof, al te kunnen begrijpen, Waar Mijnheer
i, van Knuppelnburg, heen Wil: Mijnheerj
i, 2ijn zoon j fpeelt dadr boven j Waarfchijniijk j
i, zo veei als komedie.:. i
i, Welja!. j wat anders ? dat bdoei ik irii-
mets ook. hernam de Neer Knpplbusch 4
Wien het niet ns was ingevallen j dat ineii
hem niet Wei bgrepn had*
Heb ik n van ai mijn ievenzeld
t Heer Sperwer een zoo vroom gezigt trek-
kende j ais zag hij eenen Ontvangerder registratie
jn het Water vallen: Wie kon daar ook Op b-
dacht zijn! Moet dat komedie fpelen beteeke-
i, nen!
i, He! wat dacht UEd. dan, dat het anders kon
B 2 zijn?*...”
|
|
2 |
 |
“...DE NEEF VAN CURASAO. 65
kebakker, die tot den aanhang der Heeren Ossn-
poot en Sperwer behoorde* ,, Wat doen twee
zulke oude wijven ook in den fchouwburg?
,, Er is genoeg ijdeltuiterij in de wereld 1
Offchoon Jufvrouw Prouwelman niet weinig
gemelijk ovet den vermeenden trek, welken haaf
man haar zoude gefpeeld hebben, hetLeidfcheplein
had verlaten, kwam zij toeh, doof de vrolijke
luim harer zuster in eene betere (lemming gebragt,
vrij opgetuimd te huis* En daar wij thans de
vrouwtjes tot hiertoe hebben vergezeld, nemen wij
afcheid van haar Eds. en begeven ons naar het
oude Limoentje in de Vinkenbuurt, waar wij, een
weinig hard doorftappende, nog voor den aanvang
van het eerde bedrijf des tooneelduks hopen aan
te komen*
Nog eemge Voetdappeii verdef $ eri wij zijn aart
het pakhuis S het oude Limoentje in de Vinken*
buurt. Men ziet wel, dat de geest van den
Heer Ossepoot en diens aanhang hief heerscht:
over eene te felle verlichting is hier waarlijk niet
te klagen. Als wij, in deze helfche...”
|
|
3 |
 |
“...whater
hop te fangen! gelast de voorzittende beduur-
der.
Ja wel, Mijnheer von Meseritz gij moogt
nog wel met potten aankomen. Het baat niet! de
fchroomelijke lekkaadje neemt hand over hand toe:
er is geen doppen aan. Het raadzaamst is maar, dat
de toefchouwers een weinig van plaats veranderen,
ten einde zich voor den indroomenden regen te
beveiligen.
Na eenige verpoozing neemt het derde of laatde
bedrijf eenen aanvang.
Bravo, bravo! z mag ik het hebben!roept
Kapitein van der Stap bij eiken trek, waarmede
Vanglenne, in de laatde tooneelen des derden be-
drijfs, Mijnheer en Mevrouw Dortigni, hunne
trotschheid en ongevoeligheid betaald zet. Men
as tot aan het laatde tooneel gevorderd: juist komt
de Notaris, die de akte van overgifte heeft ge-
maakt. Hoor!... hemel! wat is dat?... wat
jaag dit zijn? Welk een verfchrikkelijk gedreun,
fchok-...”
|
|
4 |
 |
“...neef was op-dit
3 oogenblik geweldig met de heupjicht aange-
,, haald, en nicht had eene Spaanfche vlieg achter
,, het oor, tot verdrijving der zinkings, waarmede
33 zij gekweld was; het fpeet hen wel, dat zij de
vrienden niet wachten konden, maar zij hoop-
33 ten dit op een anderen tijd te doen; dit
jaar zou er echter wel niet van komen, wan.
over drie weken, kregen zij de timmerlieden en
,, metfelaars over den vloer ; er moest iets aan het
,, huis vermaakt worden, dewijl zij niet n ver-
ss trek hadden waarin zij een knap mensch bren-
gen durfden; en tegens dat het werkvolk zou
S3 gedaan hebben, begon het ook al wat laat in.
99...”
|
|
5 |
 |
“...op Zijne hoe
de zijn. Dewijl gij nu toch voornemens zijt,
om morgen of overmorgen naar uwe maagfchap
in Oyerijsfel te vertrekken; en gij mij hebt ge
,, zegd, dat gij het eerst uwe nicht van Punten die
te Deventer woont, gaat opzoeken, raadde ik u
ftraks aan, dat gij ze eens op den toets moest
ftellen, even als de Neef Van Guadeloupe zijne
,, maagfchap deed.... Vat gij mijne bedoeling ?
Of ik haar vat! fprak Kapitein van dr
Stap. Ik zal mij goed houden, dat Verze-
kere ik u Barend Ik trek mij een verile,
H ,, ten...”
|
|
6 |
 |
“...goede nicht, die hartelijk me-
delijden met: u toont te hebben, op eene fchan-
delijke. wijz! Foei! is dat handelen!
,, Ondankbaar mensch! indien gij nu werkelijk
,, eens arm en ongelukkig werd; hadt gij dan niet
loon naar verdiende? Gij moogt Barend
Prouwelman wel bedanken, dat hij u zulke
kunstjes in het oor fteekt! Foei, Jan!
daar fchuift gij nu de fchuld al wederom op een
anderen. Gij hadt u aan Barend Prouwelman
,, niet behoeven te doren. Het is; een vervloek-
te, en Farizefche trek, dien gij uwe brave nicht
dezen dag gefpeeld hebt. Een armen fatan van een
matroos zoudt gij immers, om zulk eene ftreek,
voor-: altijd in het oog hebben gehouden; en gij
zelf fchaamt u niet, om dus eervergeten te lie-
-igen!" r* Hoe, zult gij morgen uwe nicht
onder de oogen treden? Ja!... daar zit gij
nu! Als gij een kordaat man wilt zijn,
moogt gij die miswijzingen in uw kompas \Vel
verbeterend ...
Onder het houden dier alleenfpraak was de. wel-
mee-...”
|
|
7 |
 |
“...Henrietta !
Intusfchen zal deze lange afwezigheid onze vriend-
schap niet verflaauwen; en ik wil hopen dat uw
lijden nu weldra ten einde moge zijn, en blijdere
dagen, de treurige anderhalf jaar, die gij hebt door-
gebragt, mogen afwisfelen. Houd uw voornemen
toch zorgvuldig voor uwe tante geheim. Als er
iets van uitlekte, meisjelief! was zij niet te goed,
u de gelegenheid daartoe eens voor altijd te bene-
men en u, uwe ftoutheid met nieuwe kwellingen
betaald te zetten. Mijn wensch is, dat uw ver-
trek wel gelukken moge en gij behouden bij Roos-
je Verschuil moogt aankomen, waar gij van
harte welkom zult zijn. Heb ik u gezegd, waar
Rqosje te Jmfierdam woonachtig is ? Ik meen,
ja. Tep overvloede, zie hier nog eens de opgave
yap hare woonplaats; Prinfengracht, nahij de
Wes-...”
|
|