1 |
|
“...Amjlerdam, vertrek.
Naar de plaats uwer beftemming hoor
.ik u met blijde deelneming vragen. Ja, vriend!
dil bewijst althans, dat ik geplaatst ben, en mij
eene beftemming werd aangewezen. Doch daarvan
ftraks nader! Laat ik u deh afloop mijner ont-
moetingen ordelijk voort verhalen.
Daar ik mij te Arnhem met mijne kameraden
eene geruime poos had opgehoden, liet ik mijnen
voerman, zoodra wij de poort achter den rug had-
den er frisch op doorrijden. Het was tegen het
vallen van den avond toen wij Eer tin gen bereikten.
Ik werd zonderling te moede, toen wij, de hoog-
te achter het bosch van Grouthorst opgereden
zijnde, den Bertingfchen kerktoren in het .gezigt
kregen. Aan de laan van; Vredesheim gekomen
zijnde, beval ik. den voerman, dat hij de paarden
Q zacht...”
|
|